De Tweede Ronde. Jaargang 17
(1996)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
Gesprek met Cristina Peri RossiGa naar voetnoot*
| |
[pagina 108]
| |
treft, ik wil geen katholieke begrafenis, maar een feest met veel eten, tango's en jazz.’ Peri Rossi begon al op jonge leeftijd met schrijven. Tijdens haar studie vergelijkende literatuurwetenschappen in Montevideo publiceerde ze haar eerste verhalenbundel. Haar ouders zagen liever dat ze een ‘vak’ zou leren en lieten haar een cursus boekhouden volgen, maar het werd een grote mislukking. ‘Je had mijn balansen moeten zien,’ merkt ze lachend op. Haar literaire loopbaan verliep een stuk voorspoediger: op dertigjarige leeftijd had ze al een half dozijn titels (romans, verhalen en poëzie) op haar naam staan, die goed waren voor een aantal belangrijke literaire prijzen. Toen president Bordaberry in 1972 de ‘staat van binnenlandse oorlog’ in Uruguay afkondigde, werd Peri Rossi gedwongen om in ballingschap te gaan. Ze vluchtte naar Spanje en vestigde zich in 1974 in Barcelona. Een jaar later zou ze de Spaanse nationaliteit aannemen.
Oriana Fallaci zei ooit dat schrijven voor haar een vorm van sado-masochisme is. Ben je het daarmee eens? In zekere zin wel, ja. Maar dat geldt, denk ik, ook voor een arts of een advocaat. Bijna alles in dit leven heeft een sado-masochistisch aspect. In ieder beroep doen zich situaties voor waarin je dingen moet doen die je eigenlijk liever niet zou doen. Soms voel je je helemaal voldaan, en soms maak je ook buitengewoon pijnlijke momenten mee. Wat het schrijverschap betreft, je moet je afschermen van de buitenwereld. De beste literatuur komt voort uit je onderbewustzijn en daar houden zich ook alle ‘spoken’ op. Het is een gebied waar het gebruikelijke onderscheid tussen verleden, heden en toekomst is verdwenen. Dit impliceert een contact met de meest conflictueuze en pijnlijke zones van je geest, en dat houdt een zeker risico in. Ik ben een van die schrijvers die vanwege één enkele zin in staat zijn om hun leven in de waagschaal te stellen.
Maar je bent dus niet een van die schrijvers voor wie het schrijverschap één lange lijdensweg is. Nee, absoluut niet. Er zitten ook veel positieve aspecten aan. Als ik bijvoorbeeld iets vervelends heb meegemaakt, laat ik het drie dagen bezinken en dan schrijf ik er een gedicht over. Op die manier kan ik mijn angsten en rancunes een creatieve sublimering geven. | |
[pagina 109]
| |
Je maakt veel gebruik van allegorieën en metaforen, terwijl het lezerspubliek vandaag de dag meer geïnteresseerd lijkt te zijn in realistische beschrijvingen en ‘waar gebeurde’ verhalen. Hoe ervaar jij dit? We leven inderdaad in een ‘light’-tijdperk, men leest vooral ‘real stories’ en nieuwsberichten. Ik denk dat het een slingerbeweging is, de huidige situatie is een reactie op het verleden en er breken ongetwijfeld wel weer andere tijden aan. De aandacht voor waar gebeurde verhalen is overigens wel te begrijpen, want deze eeuw is ronduit verschrikkelijk geweest. Toch lijd ik niet erg onder die tendens. Hoewel ik verschillende malen van uitgever ben veranderd, heb ik nog steeds een vast lezerspubliek. Ik denk ook niet dat de literatuur verdwijnen zal, daarvoor is ze te nauw verweven met het leven zelf.
In 1991 publiceerde je een essaybundel, getiteld Fantasias eróticas, waarin je de meest gangbare erotische fantasieën beschrijft en analyseert. Naast travestie, sado-masochisme en prostitutie belicht je onder meer ook een modern fenomeen als de opblaaspop. De ‘virtual reality’ ontbreekt echter... Dat klopt. Toen ik het boek schreef was het nog niet zo in de mode, maar het is een interessant verschijnsel. Je kunt doen wat je wilt, zonder dat je daarbij anderen lastig valt. Als de ‘virtual reality’ potentiële verkrachters van de straat kan houden, lijkt 't mij een prima uitvinding. Aan de andere kant heb ik de indruk dat je er als het ware half gecastreerd uitkomt, omdat er geen echte gevoelens aan te pas komen. Het hele spel dat zich rond een liefdesrelatie afspeelt ontbreekt en dat is een groot gemis. Liefde is als een bokswedstrijd, het is een kwestie van de juiste afstand bewaren: als je iemand te dicht nadert, raak je in de problemen, maar als je te ver weg gaat staan, begin je je ook ongemakkelijk te voelen. ‘Virtual reality’ is een bijna psychotische manier om alles wat we van een ander nodig hebben op een zo veilig mogelijke manier te verkrijgen, terwijl er toch een enorme bevrediging plaatsvindt. In wezen heeft het iets gemeen met de militairen. Wat een absurd beroep! Een arts wordt opgeleid om zieken te genezen, een schoenmaker om schoenen te maken, maar wat doet een militair? Oefenen en nog eens oefenen voor iets wat misschien nooit gebeurt. Tja, uiteindelijk wil hij natuurlijk op de een of andere manier een oorlog beginnen. Je kunt niet veertig jaar gaan trainen voor een situatie die zich nooit zal voordoen. Met de ‘virtual reality’ is iets soortgelijks aan de hand; tenslotte zal men waarschijnlijk | |
[pagina 110]
| |
toch de échte realiteit willen beleven. Je loopt dan wel het risico dat je in emotioneel opzicht intussen behoorlijk bent afgestompt.
In 1972 moest je vluchten voor de Uruguayaanse militairen. Wat heeft de daaropvolgende jarenlange ballingschap voor jou betekend? Het was een bijzonder moeilijke tijd. De oude Grieken zeiden het al: het ergste dat je kan gebeuren is geboren worden, maar als je toch geboren wordt, is verbannen worden het ergste. In tegenstelling tot andere ballingen koesterde ik geen wrok, omdat de dictatuur niet tegen mij persoonlijk werd ingesteld. Ik moest weliswaar vluchten, maar het ging de milicos niet om mij alleen. Ik heb alle energie gestoken in de strijd tegen de dictatuur, zij het op mijn eigen manier, met het schrijven van artikelen en het geven van lezingen en interviews. Toen het regime na tien jaar viel, heb ik uiteraard flink feest gevierd, maar daarna wist ik vierentwintig uur lang niet wat ik moest gaan doen, zó intensief was ik al die tijd met de politieke situatie in mijn land bezig geweest.
Was je in Spanje niet bang voor de lange arm van de dictatuur? Ik werd soms een beetje paranoïde, want er gebeurden vreemde dingen. Op een dag lag er een stapeltje brieven in mijn brievenbus. Van één brief zag ik meteen aan het handschrift dat de afzender Julio Cortázar was. Toen ik de envelop wilde openen merkte ik dat er aan de achterkant een andere brief geplakt zat, met het adres van Cortázar en een afgestempelde Engelse postzegel. Ik belde hem op en hij zei dat ik de mysterieuze brief maar moest openmaken. Het bleek een schrijven te zijn van het Engelse mensenrechtenblad Index on Censorship. Ik vroeg Julio hoe het in hemelsnaam mogelijk was dat een brief voor hem uit Engeland in mijn brievenbus in Barcelona kon belanden. Hij reageerde als een echte cronopio en zei dat onze vriendschap zó transcendentaal was dat zelfs de brieven onze adressen door elkaar haalden. Ik dacht evenwel dat de een of andere spionagedienst zich bij het doorkijken van onze post had vergist en de brief voor Julio per abuis bij mijn post had gelegd.
Paranoia of gevoel voor realiteit... Er gebeurden soms krankzinnige dingen. Een vriendin van mij, een psychotherapeute, was in Montevideo gebleven. Ze had een patiënt die al langere tijd aan paranoia leed en het bleek niet een- | |
[pagina 111]
| |
voudig om hem van zijn achtervolgingswaan af te helpen. Toen ze na een langdurige behandeling eindelijk een lichte verbetering had weten te bewerkstelligen, stormden er tijdens een sessie plotseling zes zwaarbewapende soldaten binnen die alles ondersteboven haalden en mijn vriendin en haar patiënt tegen de muur zetten om ze vervolgens van top tot teen te fouilleren. Je zult begrijpen dat die man toen helemaal doordraaide, hij zag al zijn bange vermoedens bevestigd!
Ben je inmiddels al terug geweest in Uruguay? Ja, ik ga nu ieder jaar. Vorig jaar merkte ik voor het eerst dat het goed gaat met mijn land. De mensen hebben het verleden verwerkt. Ze zijn de verschrikkingen niet vergeten, maar ze vragen zich nu veeleer af hoe het ooit zo ver heeft kunnen komen. Aanvankelijk voelde iedereen zich op de een of andere manier schuldig, nu is men vooral optimistisch gestemd. Er heerst een sfeer die een beetje doet denken aan de jaren zestig.
Maar toen was er sprake van een zeer militante linkse beweging. Dat is nu niet het geval. In de jaren zestig was Che Guevara ons grote voorbeeld. Toen hij stierf, huilde het hele Amerikaanse continent, inclusief mijn eigen moeder, die toen helemaal niet links was. Maar we moeten ook beseffen dat Che Guevara soms de vreselijkste dingen zei. Hij vond bijvoorbeeld dat je alleen een revolutionair kon zijn als je vierentwintig uur per dag revolutionair was. Iemand die zó veel van zichzelf vergt moet haast wel intolerant zijn ten opzichte van zijn medemens. Toen een journalist hem vroeg of advocaten en artsen dan ook de hele dag revolutionair dienden te zijn, antwoordde hij: ‘Ik was vroeger ook arts.’ Zo bereiken we natuurlijk heel weinig. We moeten tolerant zijn en wat we doen zo goed mogelijk doen. De mensheid kenmerkt zich juist door haar variëteit, die haar in staat heeft gesteld om zo'n snelle evolutie door te maken. Kakkerlakken doen bijvoorbeeld al miljoenen jaren hetzelfde; ze zullen nog jarenlang hetzelfde gif blijven eten voordat ze in de gaten krijgen dat ze er dood aan gaan. Ik wil overigens niet zeggen dat ieder menselijk gedrag getolereerd moet worden. We moeten een pact sluiten waarbij we afzien van bepaalde vormen van genot, want de mens draagt het kwaad in zich mee. Als het slechts een fout van ons intellect was, zouden we er nu lang zo slecht niet aan toe zijn. Een Argentijnse generaal | |
[pagina 112]
| |
zei ooit dat zijn generatie de hevigste orgasmes had gehad in de kazerne, tijdens het martelen van politieke gevangenen. Dergelijke sadistische praktijken moeten uitgebannen worden.
Tijdens de presidentsverkiezingen van vorig jaar wisten de linkse partijen, verenigd in de ‘Progressieve Ontmoeting,’ het traditionele tweepartijenstelsel in Uruguay te doorbreken, terwijl in veel andere landen het socialisme juist in een crisis verkeert. Hoe valt dit te verklaren? Uruguay is altijd al een gek land geweest. De ‘Progressieve Ontmoeting’ is geen militante partij, maar een breed front van allerlei linkse partijen en groeperingen. Het is een manier om de dictatuur te straffen, om het verleden te sublimeren. Dat werkt veel beter dan gewelddadige acties. Neem de ‘Dwaze Moeders’ van de Plaza de Mayo in Buenos Aires; in plaats van naar de wapens te grijpen vonden zij een vorm van protest die veel effectiever bleek. Ook tijdens de dictatuur in Uruguay vond men passende manieren om de milicos belachelijk te maken. Er circuleerden natuurlijk allerlei moppen, maar een van de mooiste voorbeelden vind ik nog altijd de kwestie rond het volkslied. Het regime had iedereen verplicht om elke dag de nationale hymne te zingen. In een van de coupletten staat de zin: ‘Tirannen siddert!’ en die wordt drie keer herhaald. Wat deed men? Iedereen zong heel zachtjes het volkslied, totdat men bij de bewuste strofe aankwam en viermaal ‘Tirannen siddert!’ schreeuwde. Het werd zó'n gênante vertoning dat het regime zich uiteindelijk genoodzaakt zag om het couplet te schrappen... |
|