| |
| |
| |
Nederlands proza
| |
| |
De bruiloft
Jan Henk Kleijn
Dit is de wereld van Concepción: de eenzaamheid van de woestijn en de kleine stofwervelingen die de wind omhoog laat kringelen. De eeuwige beweging van de papiertjes en stukjes plastic tussen het vuil en de rook van de vuren. Vlammetjes die 's nachts in vreemde dwaallichten veranderen.
Zo leeft ze, van dag tot dag, en elke keer is het voor haar weer een wonder als ze het geronk van de grote vrachtwagens hoort met de chauffeurs die haar trots maken omdat ze aan háár hun boekjes geven om te stempelen en soms willen vrijen achter de cactus in de stilte van de kleurende heuvels, rood en wit onder de blauwe hemel. Vragen stelt ze niet en antwoorden weten zij niet en zouden ze toch niet gegeven hebben want daar komen ze niet voor.
Waar de grote eenzaamheid van de woestijn begint staat, omgeven door papier en plastic dat de wind daar achterliet, een hutje van karton, uitgeklopte olievaten en zinken golfplaten. Daarin schuilt Concepción met haar kinderen op kranten en onder lappen voor de ijzige nachten van het hooggebergte. Haar ouders hebben haar bij de afvalhoop achtergelaten. Daar was meer te eten dan bij hen thuis. Om haar billen spant een minirokje van grof gebreide roze wol. Op het hoofd een klein groen wollen mutsje met daarboven een trots roze balletje. Achter de gaten in haar grote, gore, vroeger witte trui hangen haar borsten. Die krijgen twee keer per week een beha aan, als de vrachtwagen met vuil komt. Dan trekt ze ook een onderbroek aan.
Haar bestaansrecht en trots ontleent ze aan het stempeltje dat ze in de boekjes van de chauffeurs afdrukt en dat als bewijs dient dat zij het afval niet langs de kant van de weg gedumpt hebben. Als betaling hiervoor krijgt ze de eerste levensbehoeften die door de chauffeurs worden meegebracht. Want toen de chauffeurs vertelden dat er een meisje bij de vuilnishoop woonde, was de onderwijzeres van de dorpsschool met een van hen meegelift en had bij haar terugkomst verontwaardigd verslag uitgebracht aan de gemeentesecretaris, die voor het gemeentehuis in zijn fel groen geschilderde stalletje horloges repareerde. Samen met de burgemeester besloten ze één keer per week een blik eten aan het meisje cadeau te geven. Ze hadden daar een schuur vol mee staan. Op de
| |
| |
blikken was een plaatje gestempeld van twee handen die elkaar vast hielden met op de achtergrond rode strepen met sterretjes in de hoek. De blikken kwamen uit een rijk land, maar niemand in het dorp wilde ze hebben, omdat het vet ranzig was en het brood dat de vrouwen van het meel bakten anders smaakte. De andere produkten kenden ze niet en de gebruiksaanwijzingen waren geschreven in letters die eruitzagen als slangetjes met puntjes erboven en eronder.
De poedermelk hadden de burgemeester en de secretaris verkocht onder de prijs van de melkpoeder die uit de grote stad kwam, waardoor ze politiek nog sterker kwamen te staan.
Voor het meisje op de vuilnisbelt werd een klein bedrag uit de opbrengst van de lokale belasting gereserveerd. De lerares kocht daarvan een klein boekje met een hard kaft en een grote jerrycan voor het water. In de la van zijn bureau had de burgemeester een oud stempel gevonden. BEZET stond erop.
Concepción heeft drie kinderen, allen nog klein, die tot haar grote verwondering werden geboren. Er is voor haar geen verband tussen het wilde rollen en bonken met de chauffeurs op het droge zand achter de cactus en het wonder van het onwel worden dat zomaar begint, verdwijnt, en eindigt met de komst van een kind.
Er is een nieuwe chauffeur. Hij is jong, net achttien jaar, en hij heet Vincent. Hij draagt een zwarte snor, netjes geknipt, in een knap gezicht boven een opgewekte lach die zijn witte, gelijkmatige, sterke tanden laat zien. Hij weet dat hij een knappe jongen is. Hij draagt een mooie strakke broek en zijn overhemd met streepjes zit een knoop te laag open. In zijn kontzak draagt hij een kam die hij veel gebruikt.
Voor Concepción is Vincent het licht, de zon en de hemel. Zijn glimlach leeft in haar ziel en in haar ogen. Als ze twee keer per week aan de weg op hem wacht en ze het geronk van de vrachtwagen hoort, verandert haar gezicht en wordt ze een mooie vrouw. Zo ziet Vincent haar. Het zijn niet alleen de borsten, de strak gespannen billen, de blote dijen en de sterke verhalen van de andere chauffeurs die haar aantrekkelijk maken. Vincent weet dat alles wat hij doet, alles wat hij zegt in haar ogen waarde heeft. In haar ogen ziet hij zichzelf zoals hij zou willen zijn. En daarom laat Vincent, nog naïef en knaap, zich verleiden aan de voet van de enorme cactus die met zijn voet in de verkreukelde harde schaduw staat en waarop, tussen de krassen in zijn bast acht enorme gezwol- | |
| |
len penissen en vier vagina's staan gekerfd, tweehonderd en zevenentwintig kogelgaten en een kreet waarmee een verdwaalde militant de Amerikanen naar huis stuurt: ‘Yankee go home’. Daarom komt er op de cactus een hart tussen de penissen en de vagina's, een symbool dat hij aan Concepción moet uitleggen, want ze begrijpt dat wonderlijke teken niet. Haar ouders spraken zelden, ook niet met elkaar, en de chauffeurs komen alleen om te stempelen, het vuil te storten en soms te vrijen.
Vincent, net achttien jaar, vrachtwagenchauffeur, knap en zeker van zichzelf, voelt zich verleider en wereldkenner. Hij woont bij zijn ouders en zijn zeven broers in dat deel van het dorp waar veel families in één huis wonen en verschillende radiostations tegen elkaar blèren in een constante kakofonie, 's Avonds ontmoet hij zijn vrienden in het café annex bazar ‘Las Siete Llantas’, De Zeven Banden; die naam staat in rode letters op een houten plank boven de deur geschilderd, omdat eens een buitenlander, een ‘Mister’, een lange blonde man met baard, zittend op een baal aardappelen met een glas aguardiente in de hand, vertelde dat het beter was om één lekke band te hebben dan zeven nieuwe banden in de lucht. Don Chuchu, de eigenaar, vond dat zo prachtig dat hij nog diezelfde avond ‘Las Siete Llantas’ uit een aangebroken blikje rode verf op een plank schilderde en die boven de deur spijkerde. Maar Vincent en z'n vrienden hebben het café ‘Los Llantos’, De Tranen, gedoopt naar de huilende liedjes die Don Chuchu op de oude cassetterecorder speelt. Klaagzangen, over verloren liefdes en slechte vrouwen die de mannen verleiden, en over de wens van elke man om een echte man te zijn, met eer en trots, oftewel de leerschool van hun leven. In dat café vertellen de jongens met kleurrijke overdrijving hun dagelijkse avonturen.
Op een avond moet het eruit en Vincent zegt een beetje verlegen, nonchalant en toch trots: ‘Ik heb een vrouw versierd, te gek hé. Een wijf, wauw, ze heeft van alles, hier en hier...’ en hij wijst aan zijn jaloerse vrienden de maten van haar borsten en achterwerk.
‘Hoe heet ze?’
‘Concepción. Ze is de dochter van een grote boer, daar, achter de woestijn. Ik was zomaar aan het rondrijden en vroeg water bij een boerderij en dat stuk keek me aan en paf! dat was het, voor altijd.’
Op de houten krukjes, onder de aluminium pannen, machetes,
| |
| |
groene plastic emmers, door de boeren gevlochten trossen touw, schoffels en scheppen, sinchas voor onder het zadel, staren de vrienden met grote ogen naar Vincent. Is hij de eerste?
‘En... heb je haar al gehad?’
‘Nou ja, in dat soort zaken, weet je, is ze erg verlegen... tot het huwelijk, zegt ze. Maar een stuk!’
Tussen de wolken stof en de vliegende papiertjes wacht Concepción op haar man. Dan lijkt het of de woestijn groter is, leger, de kleuren feller en de hemel zonder einde. Twee keer per week komt hij en dan is er voor beiden geen afvalhoop meer en de wereld is heerlijk, een park waar ze kunnen rennen, genieten van het cadeau dat hun leven is. Zich in het bed vleien van oude lappen of achter papiertjes aanjagen die vlinders worden door de wind; of wandelen, ernstig, hand in hand, over de roodbruine kale heuvels, eigenaars van de wereld.
De vrienden raken meer en meer geïntrigeerd door het liefdesavontuur van Vincent. Hoe meer ze vragen hoe minder Vincent vertelt. Maar in zijn ogen lezen zij dat hun makker verliefd is en dat het serieus is. Zij zijn blij voor hun vriend en geven hem goede raad die ze uit liedjes geleerd hebben, want geen van hen heeft voldoende ervaring uit eigen leven. Niet dat hun gesprekken nu ineens op een hoger niveau komen. De harde primaire kleuren van de kroeg, de huilende muziek en hun buurt met de roodstenen vierkante huisjes, de dunne ijzeren getraliede ramen, verplichten hen tot een rauwe taal, macho en vulgair, met verachting voor de vrouw en haar lichaam.
Dan komt de dag dat hij vertelt dat hij haar ‘heeft gehad’. Hij vertelt het nonchalant alsof het een gebruikelijke handeling is, maar met een enthousiasme dat zijn vrienden jaloers maakt.
Nu wordt Vincent serieus, want een vrouw is niet alleen om mee naar bed te gaan, niet alleen voor het plezier. Nu komt er een huwelijk in het verschiet, er moeten plannen gemaakt worden. Hij wil een stukje land kopen om een huis op te bouwen, een winkel beginnen voor zijn vrouw opdat ze zich bezig kan houden, tot de kinderen...
Tussen het afval komt het huwelijk niet ter sprake, alleen de wilde, uitbundige ontdekking van seks zonder remmen en vooroordelen, want niemand heeft Concepción verteld wat goed en slecht is, wat je moet doen en wat je moet laten. Onder de broek van
| |
| |
Vincent worden zijn billen bedekt met het woord BEZET door het heilig stempel, als bewijs dat hij echt bij haar geweest is.
Wanneer de vrienden vragen naar de datum van de bruiloft en waar ze worden verwacht, ontwijkt Vincent hen verlegen en met schaamte. Hij weet niet hoe hij het zeggen moet. In zijn verhalen heeft de vader van zijn aanstaande bruid zich tot een belangrijke man ontwikkeld met veel geld en politieke macht. Leider van het dorp.‘Welk dorp?’ Hij kan het hun niet zeggen.
De vrienden begrijpen dat Vincent de sociale barrière heeft doorbroken. Dat zij achterblijven in hun smerige, rumoerige wijk, zonder werk, met hun dromen van geluk in de loterij, de politiek of beter nog, in de stad op een ministerie als boodschappenjongen, of als toppunt van geluk, dat ze op een schrijfmachine bergen papier verwerken die geen waarde hebben en geen doel, anders dan voor het archief en de eeuwigheid. Maar ze laten het niet op zich zitten, ze verzetten zich er tegen om hun vriend te laten vertrekken zonder een goed afscheidsfeest. Dat is voor hen niet in te denken. Een huwelijk zonder de aanwezigheid van de vrienden die alle avonturen in werkelijkheid of in fantasie hebben meebeleefd, dat nooit!
Vincent, onder grote pressie en in verwarring, noemt een datum van de bruiloft.
Ze begrijpen dat ze niet in hun spijkerbroek en open overhemd naar de bruiloft kunnen gaan. Met moeite regelen ze luxe kleding voor één dag, en een van hen ziet kans om een bus te organiseren. Ze hebben muzikale vrienden. Die beloven te komen spelen, en ze bestellen een grote taart van drie verdiepingen. Ze zijn gelukkig omdat ze beseffen dat ze Vincent waardig zullen zijn in de aanwezigheid van zo'n belangrijke familie als die van Concepción.
Wat een verrassing om Vincent op de dag van zijn huwelijk te zien vertrekken in zijn werkkleding, naar zijn werk te zien gaan, de vrachtwagen ophalen, vol met afval.
Op een goede afstand volgt de bus met de vrienden in het zwart, met hun elegante vriendinnen, met de taart op de ereplaats en de spelende band achterin.
Concepción wacht op haar ‘man’, haar grote liefde, het licht in haar leven. Vanaf de vroege morgen staat zij midden op de stoffige weg die zich verliest in de veelkleurige heuvels, omdat het verlangen naar hem haar niet met rust laat. De enige plek waar ze moet zijn is hier, met de drie kleine kinderen spelend in het stof
| |
| |
aan de kant van de weg. Ze staat, onbewegelijk, de ogen gefixeerd, met de rust van iemand die weet dat wat hij op dat moment doet, het enige van werkelijke waarde in het leven is. Slechts haar rok beweegt, bewogen door spiralen van stof.
Ondanks het feit dat de motor nog niet te horen is, weet ze dat hij dichtbij is, en wanneer de vrachtwagen uiteindelijk naast haar stopt, komt het moment van grote vreugde, het grote geschenk: het klimmen in de vrachtwagen met de drie kleintjes, de zoen en het stempelen in het boekje. Daar, boven de wereld, boven haar hutje, op de hoogte van de aasgieren die over het afval cirkelen, boven het vuil en omsloten door trillend staal, doof van de warme motor, is er intens geluk.
Als Vincent Concepción uit de cabine tilt, staat daar de bus met zijn vrienden ernaast, die kijken naar wat ze niet begrijpen. Concepción is verheugd over dit spektakel, zo'n mooie bus en allemaal mensen die er zo keurig uitzien. Alle mannen hebben boekjes, en die moet zij stempelen. Overgelukkig loopt ze naar de groep en vraagt om de boekjes. De mannen begrijpen haar niet en Concepción kijkt vragend naar Vincent vanwege het onbegrip van mannen zonder boekjes. Ze moet stempelen. Dat is haar taak.
Vincent staat nog naast de vrachtwagen met de baby in zijn armen en de twee andere kinderen aan zijn voeten. Hij weet niet wat hij doen of zeggen moet. Hij lacht naar Concepción, een verlegen lach vol liefde. Pedro, zijn intieme vriend, de vriend van vertrouwen, de grappenmaker, de stem van de anderen, ziet de lach van Vincent en begrijpt alles. Hij steekt zijn hand uit naar Concepcion:
‘Hier mevrouw, op mijn hand moet U stempelen.’ Wanneer Concepción het stempel op de hand drukt, breekt ze in een schaterlach uit, want ze ziet voor zich het achterwerk van Vincent, bedekt met stempels.
De schaterlach breekt het ijs, en allemaal bieden ze lachend hun hand aan. Pedro wandelt naar Vincent die er beschaamd bij staat.
‘Verdomme man, die vrouw is prachtig! Ons kan die kloteboerderij van jou geen barst schelen, en we hebben je als vriend niet verloren. Zo, en die bruiloft?’
Vincent, in de war en verlegen, wijst om zich heen.
‘Bruiloft, hier in die troep, dat kan toch niet, zie je dat niet?’
‘O nee, we komen voor een bruiloft en bruiloft zullen we hebben.’
| |
| |
Pedro gaat naar zijn vrienden die nog om Concepción staan.
‘We gaan hier de bruiloft vieren.’
Een van de vrienden verzet zich: ‘Hier, een huwelijk, en de priester dan? en het officiële, het stadhuis? Dat kan niet, dat is niet juist. Het huwelijk is serieus, daar moet je respect voor hebben.’
Sommige vrouwen zijn het ermee eens. Het huwelijk is heilig. Maar er zijn er ook die Pedro gelijk geven. De confrontatie tussen de twee groepen neemt ernstige vormen aan. Concepción begrijpt niet wat er gebeurt. De argumenten vliegen heen en weer. Juan probeert te bemiddelen. Alles wat met kerk en traditie te maken heeft zullen ze weglaten. Dat is uiteindelijk voor iedereen aanvaardbaar.
Pedro ziet de smerige kleren van Vincent en roept: ‘Hé Juan, uitkleden! Vincent gaat trouwen en zo kan dat niet.’
Vincent verandert van een buurtjongen in een elegante heer, terwijl Juan in zijn nieuwe boxershort met kleine kleurige bloemetjes nasputtert en de vieze kleren van Vincent weigert.
De vrouwen houden zich met Concepción bezig en transformeren haar in een prinses.
De spelende band voorop, met de trompet die de twee gitaren overstemt en het bonk-bonk van de trommel. Daarachter stralend Concepción en Vincent met de drie kleintjes, gevolgd door de stoet, keurig paar achter paar. De zwarte rij van de mannen links, onderbroken door Juan in zijn onderbroek. Allen zingen luid maar plechtig de liedjes uit de bar van Don Chuchu over de bedrogen liefde en het intens verlangen naar een waardige partner. Concepción, die zoiets nog nooit gehoord heeft, is verrukt.
Zo gaan ze langs het hutje van Concepción met z'n uitgeklopte olievat als deur en de proppen papier waarmee de gaten in de wankele wand slordig gestopt zijn. Langs de jute zakken met papier die Concepción gedurende de week bij elkaar raapt, langs de hoge afvalberg, langzaam klimmend naar de cactus. Daar blijft de band staan. De echtparen vormen iets lager een ring waarin ze het echtpaar omsluiten. Er zijn wat protesten als ze de penissen zien, want dat past niet bij een huwelijk. Na een: ‘Hou nou op met dat gezeur!’ wordt er met de plechtigheid begonnen.
Nog één keer zingen ze Vincent's favoriete lied en dan valt er een stilte omdat de belofte: ‘Wilt U deze man tot Uw echtgenoot nemen in kwade en goede tijden,’ niet gezegd mag worden, omdat
| |
| |
dit bij het stadhuis en de priester hoort. Dan krijgt Pedro een idee, en samen zingen ze: ‘Happy birthday’, een lied uit een ander land waarvan iedereen de woorden kent en dat dus magisch is. Daardoor wordt het samengaan van Concepción en Vincent bezegeld.
Drie keer per week staat Concepción midden op de weg met haar vijf kinderen. Altijd weer kijkt ze met ontroering naar haar vierde, die wiebelend naast haar staat, want hij lijkt zo op Vincent. Soms, als ze geluk heeft, komt Vincent langs, als passagier. Hij werkt nu als chauffeur op een grote vrachtwagen waarmee hij door het hele land zwerft. Als hij er is wandelen ze langzaam, hand in hand tot achter de grote cactus. Een stempel op zijn bil wil Vincent niet hebben. Dat mag niet van de vrouw waarmee hij nu getrouwd is en waarvan het huwelijk door de priester in de kerk is bezegeld.
|
|