| |
| |
| |
Acht gedichten
Marina Tsvetajeva
(Vertaling Marko Fondse en Anne Stoffel)
Uit de cyclus ‘Aan P.E.’
IV
Ikonen. Wierook. Spoorgerinkel. Paarden.
Want oorlog! oorlog! is 't.
Maar wat maal ik om het belang van tsaren
Het koord waarop ik dans mag dan vergaan zijn
Schim van een schim. Ik, van twee donkre manen
| |
[IV]
Война, война! - Кажденья у киотов
Но нету дела мне до царских счетов,
На кажется - надтреснутом - канате
Я тень от чьей-то тени. Я лунатик
| |
| |
| |
[Een voorvader van me was violist]
Een voorvader van me was violist
En dief bovendien, en ruiter.
Vandaar dat ik jong al van zwerven wist
En wind door mijn haar liet fluiten.
Steelt hij met mijn hand van de groentekar
Die perzik? Jawel, zo was-ie:
Gebruind, haakneuzig, met kroezend haar,
De schuldige aan mijn passie.
Bevreemd bezag hij de noeste boer,
En richtte zijn blik naar ginder.
Hij was een slecht kameraad, maar stoer
En zacht tegelijk als minnaar!
Hij hield van kralen, zijn pijp, de maan,
Heeft iedere vrouw gemogen.
Ook zie ik hem voor een lafaard aan
Die man met zijn gele ogen -
Die Satan zijn ziel had verpatst en 's nachts
De weg langs de dodenakker
Vermeed, met achter zijn laarzeschacht
- Zo dacht ik - een mes voor het pakken,
Zich katachtig soms om'een hoek verschool
Om plotseling op te doemen...
Dat hij niet speelde op zijn viool,
Dat durf ik zowaar vermoeden!
Aan alles ging hij zo licht voorbij
Als zomer aan sneeuw - en lichter!
Zo'n violist was die voorzaat van mij
En ik werd precies zo'n dichter.
| |
[Какой-нибудь предок мой был -
Какой-нибудь предок мой был -
Не потому ли мой нрав бродяч
Не он ли, смуглый, крадет с арбы
Виновник страстной моей судьбы,
Дивясь на пахаря за сохой,
Вертел между губ - шиповник.
Плохой товарищ он был, - лихой
Любитель трубки, луны и бус,
И всех молодых соседок...
Еще мне думается, что - трус
Был мой желтоглазый предок.
Что, душу чёрту продав за грош,
Он в полночь не шел кладбищем!
Еще мне думается, что нож
Что не однажды из-за угла
Он прыгал - как кошка - гибкий...
Что он - не играл на скрипке!
И было всё ему нипочем, -
Как снег прошлогодний - летом!
Таким мой предок был скрипачом.
| |
| |
| |
Aan de joden
Wie heeft u niet vertrapt, verbrand bij leven,
O rozenstruik die ook geen vuur verzengt!
U, pijler die het nimmer zal begeven,
Door Christus ons vermaakt als een geschenk:
Volk Israëls! Uw tweede rijk is komend.
Voor elke duit heeft u aan ons in baar
Betaald met bloed: volk van profeten, vromen!
Volk van verraders! Helden! Scharrelaars!
In elk van u - zelfs hem die in zijn buidel
Zijn goudgeld natelt bij een stompje kaars -
Spreekt Christus' woord zich wel zo helder uit als
In alle evangelies bij elkaar.
De wereld rond wordt er aan 't kruis geslagen
En van het kruis genomen. Israël,
Als ooit uw laatste zoon wordt uitgedragen,
Wordt Christus eerst met recht ter aard besteld!
| |
Евреям
Кто не топтал тебя - и кто не плавил,
Единое, что на земле оставил
Незыблемого по себе Христос:
Израиль! Приближается второе
Владычество твое. За все гроши
Вы кровью заплатили нам: Герои!
Предатели! - Пророки! - Торгаши!
В любом из вас, - хоть в том, что при огарке
Считает золотые в узелке -
Христос слышнее говорит, чем в Марке,
По всей земле - от края и до края -
Распятие и снятие с креста.
С последним из сынов твоих, Израиль,
Воистину мы погребем Христа!
| |
| |
| |
[Ik verbijster geen verstand]
Ik verbijster geen verstand
Met de gifdrank van de vrouwen.
Neem mijn rechter-, schrijvershand,
Mijn gerechte, mijn getrouwe.
Die waarmee ik voor de nacht
Met een kruis de liefste zegen
En in taal te vatten tracht
Heel mijn taak van Godeswege.
Linkerhanden zijn 't die liegen,
Vals, arglistig en astrant.
Neem die nimmer zal bedriegen -
Mijn gerechte rechterhand.
| |
| |
[Om me met jou in te laten,]
Om me met jou in te laten,
Nee vrind, heb ik echt geen tijd nu.
'k Vond een nieuwe vriend als maatje,
Zo'n verloren zoon, tja, spijt me.
Jij hebt vorstelijke hoven,
Hij de wouden-wildernissen,
Jij soldatenvolk te over,
Hij het zeezand bij de vissen.
Heden gaan wij zee en strand langs,
Morgen met de wolf door 't bos heen.
Elke nacht is 't bed weer anders,
Heden kiezel, morgen mossen.
| |
[Нет, с тобой, дружочек чудный,]
Нет, с тобой, дружочек чудный,
Я сдружилась с новым другом,
С новым другом, с сыном блудным
Нынче в море с ним гуляем,
Завтра пó лесу с волками.
Что ни ночь - постель иная:
Нынче щебень, завтра - камень.
| |
| |
| |
[Vervolg Nederlands]
Ook houdt hij van licht, mijn ventje,
Heel uitbundig, als met Pasen.
Heden is er maneschijntje,
Morgen sterrenschijn als kaarsje.
Hij, door elk benijd als ruiter,
Tsarenzoon en tsarendienaar,
Ging de dienst en 't leger uit toen
Hij mij in het oog gezien had.
| |
[Vervolg Russisch]
Чтобы светло, как на Пасху:
Завтра звезды нам лампадка.
Был он всадником завидным,
Милым гостем, царским сыном, -
| |
Het eiland
'k Weet een eiland. Schoksgewijs van
Nereus' dochters losgerukt.
Ongerept en onbereisd, want
Niemand heeft het nog ontdekt.
Wuivend als een blad verbergt het
Zich in schuim. - Prijs? Route? - Ik
Weet alleen: het ligt nog nergens
Vast, behalve in jouw blik
Van Columbus... Zou het dáár zijn?
Palmen, twee! - Verdwenen. - Vlucht
Eilanden? Een loos gerucht!)
Uren, weken (tergend zeg ik:
Jaren!) om erheen te varen.
Want ik weet: het ligt nog nergens
Vast, alleen in breedtegraden
| |
Остров
Остров есть. Толчком подземным
Девственник. Еще никем не
Папоротником бьет и в пене
Прячется. - Маршрут? Тариф?
Г лаз Колумбовых Две пальмы:
Явственно! - Пропали. - Взмах
- Полноте! - об островах!)
Час, а может быть - неделя
Плаванья (упрусь - так год!)
| |
| |
| |
[Ach, er zijn van die gelukkigen]
Ach, er zijn van die gelukkigen
Die niet zingen. Hun verdriet
Stroomt in tranen. Hoe verrukkelijk
Voor het leed dat zich vergiet!
Dat een steen ervan zou huiveren.
Maar mijn taak valt minder licht -
Op het kerkhof nog het zuiverste
Lied te zingen is mijn plicht.
David heeft, zij het ook diep verwond,
Toch om zijn vriend - gezongen!
Had, toen hij vlak voor de Hades stond,
Orpheus zijn stem gezonden,
Enkel zijn stem; was hij zelf bij de poort
Stil blijven staan, afzijdig,
Dan had Euridice zich daardoor
Blindelings laten leiden...
Als aan een touw naar het licht, voorgoed,
Want wie een stem is gegeven, moet,
Dichter, de rest ontberen.
| |
[Есть счастливцы и счастливицы,]
Есть счастливцы и счастливицы,
Слезы лить! Как сладко вылиться
Чтоб под камнем что-то дрогнуло.
Мне ж - призвание как плеть -
Пел же над другом своим Давид,
Если б Орфей не сошел в Аид
Свой, только голос послал во тьму,
Встав, - Эвридика бы по нему
Как по канату и как на свет,
Ибо раз голос тебе, поэт,
| |
[Hoe je je oog naar lucht blauw en stil]
Hoe je je oog naar lucht blauw en stil
Opricht en uitroept: - Onweer op til!
Hoe je een minnezwendelaar kil
Aanfronst en uitroept: - Liefde op til!
Zó roep ik, dwars door de grauwe schil
Van onverschilligheid: - Verzen op til!
| |
[В синее небо ширя глаза -]
В синее небо ширя глаза -
Как восклицаешь: - Будет гроза!
На проходимца вскинувши бровь -
Как восклицаешь: - Будет любовь!
Сквозь равнодушья серые мхи -
Так восклицаю: - Будут стихи!
|
|