| |
| |
| |
Twintig gedichten
Fjodor Tjoettsjev
(vertaling Kees Jiskoot)
Rust
Het onweer was voorbij - nog rokend lag
een hoge eik, geveld door bliksemschichten;
grijsblauwe damp sloeg van zijn takken af
naar 't groen, dat na de bui weer helder lichtte.
En eerder al had, klaar, in menigvoud,
de zang van de gevederden weerklonken;
de regenboog stond wijdbeens op het woud,
zijn voeten in die groene zee verzonken.
| |
Успокоение
Гроза прошла - еще курясь, лежал
Высокий дуб, перунами сраженный,
И сизый дым с ветвей его бежал
По зелени, грозою освеженной.
А уж давно, звучнее и полней,
Пернатых песнь по роще раздалася
И радуга концом дуги своей
В зеленые вершины уперлася.
| |
[Hier, waar de luchten zó laag hangen,]
Hier, waar de luchten zó laag hangen,
de hemel 't schrale land omsluit,
hier rust, door loden slaap bevangen,
Natuur van al haar werken uit...
Slechts enkele bleke berkebomen,
wat grijzig mos, een kale struik,
verstoren als benauwde dromen
de stilte van dit dodenrijk.
| |
[Здесь, где так вяло свод небесный]
Здесь, где так вяло свод небесный
Здесь, погрузившись в сон железный,
Лишь кой-где бледные березы,
Кустарник мелкий, мох седой,
Смущают мертвенный покой.
| |
| |
| |
[Zoals, op hete as, papier]
Zoals, op hete as, papier
verbrandt en wat ligt na te gloeien,
en een discreet, haast dovend vuur
het woord, de zinnen doet verschroeien -
zo smeult van dag tot dag míjn leven
en zal ook dat in rook opgaan,
zo brand ook ik op, langzaamaan,
aan helse saaiheid prijsgegeven!..
O God, dat nog een laatste keer
dit vuur, heel even, op mocht veren!
opdat ik vrij, niets vrezend meer,
eerst laaien zou - en dan verteren!
| |
[Как над горячею золой]
Слова и строки пожирает -
Так грустно тлится жизнь моя
И с каждым днем уходит дымом,
В однообразье нестерпимом!..
Сей пламень развился по воле -
И, не томясь, не мучась доле,
| |
[De beek ligt star en stijf bevroren,]
De beek ligt star en stijf bevroren,
door pakijs in zijn loop gestremd;
hij heeft zijn glans, zijn klank verloren,
als door een ijzige greep omklemd, -
De brón van het onsterfelijk water
werd níet gekluisterd door de kilte,
en kabbelt voort - discreet geklater
verstoort de dodelijke stilte.
Zo is ook in 't verweesde hart
- door 's levens vrieskou toegevroren
de stroom der blijde jeugd verstard
en ging zijn schittering verloren.
Maar onder deze ijskorst bruist,
hoe nietig ook, een zweem van leven
Soms kan men helder het geruis
van een verborgen bron vernemen!
| |
[Поток сгустился и тускнеет,]
Vertaling voor Kees Verheul
Поток сгустился и тускнеет,
И прячется под твердым льдом,
И гаснет цвет и звук немеет
Лишь жизнь бессмертную ключа
Сковать всесильный хлад не может:
Она всё льется - и, журча,
Молчанье мертвое тревожит.
Так и в груди осиротелой,
Не льется юности веселой,
Не блещет резвая струя, -
Еще есть жизнь, еще есть ропот -
Ключа таинственного шепот!
| |
| |
| |
[Nederlands]
Sta je om je dorst te stillen
met je bladeren te trillen,
die als grage lippen willen
nippen van de snelle stroom?..
Ja, je snakt dan wel naar water,
beeft met heel je bladerkroon...
maar de beek ijlt voort en klatert,
schittert in de zon en schatert
om jouw machteloos vertoon...
| |
[Russisch]
Что ты клонишь над водами,
Хоть томится, хоть трепещет
Каждый лист твой над струей...
И, на солнце нежась, блещет,
| |
[Nederlands]
Een wouw klimt uit het woud omhoog
ten hemel, met een wijde boog;
steeds hoger, verder reikt haar klim -
dan duikt zij weg, voorbij de kim!
Natuur, haar Moeder, schonk aan haar
een machtig, levend vleugelpaar -
Maar ik sta hier, bestoft, bezweet,
ik, heer der schepping, vastgesmeed!..
| |
[Russisch]
С поляны коршун поднялся,
Высоко к небу он взвился;
Всё выше, дале вьется он -
Два мощных, два живых крыла -
А я здесь в поте и в пыли.
Я, царь земли, прирос к земли!..
| |
| |
| |
De fontein
Zie eens, hoe als een wolkkolom
die blinkende fontein daar opflitst;
en hoe zij vlamt, zich boven opsplitst
tot nevelsluiers in de zon.
Haar straal, ten hemel opgegaan,
beroert daar hoog geheimenissen -
maar dan, als vonkend stofgoud, is ze
gedoemd ter aarde neer te slaan.
O bron van 's mensen denken, o
jij springbron, nimmer stil te zetten!
O, welke raadselige wetten
besturen en beteugelen jou?
Wat snak jij naar de hemelboog!..
Maar een fatale hand, onzichtbaar,
verwaait jouw starre straal, ontwricht haar,
en smijt de spetters van omhoog.
| |
Фонтан
Смотри, как облаком живым
Как пламенеет, как дробится
Его на солнце влажный дым
Лучом поднявшись к небу, он
Коснулся высоты заветной -
И снова пылью огнецветной
Ниспасть на землю осужден.
О смертной мысли водомет,
Тебя стремит, тебя метет?
Как жадно к небу рвешься ты!..
Твой луч упорный, преломляя,
Свергает в брызгах с высоты.
| |
Aan de Russische vrouw
Van zon, natuur en kunst verstoken,
verstoken van het licht, het leven,
verstoken van de liefde ook,
vervliegt je jeugd; maar half ontloken,
zijn wensen onvervuld gebleven
en gaan je dromen op in rook...
En ongezien verglijdt je leven
in lege, suffige gehuchten
in naamloos land, dat niemand kent, -
als damp die oplost in de nevel
van sombere en grauwe luchten,
in herfstig duister zonder end...
| |
Русской женщине
Вдали от солнца и природы,
Вдали от света и искусства,
Мелькнут твои младые годы,
Живые помертвеют чувства,
И жизнь твоя пройдет незрима
В краю безлюдном, безымянном,
На небе тусклом и туманном,
В осенней беспредельной мгле...
| |
| |
| |
[Wanneer de mens, door grote nood benard,]
Wanneer de mens, door grote nood benard,
van alles walgt, en, als een steen, het leven
drukt op zijn borst - brengt, God weet hoe, voor even
ineens iets blijs vertroosting aan het hart,
omwaait hem en omhelst hem het verleden,
ter leniging van al zijn zwarigheden.
Zo steekt in 't late herfsttij af en toe,
wanneer de velden leeg zijn, struiken kalen,
de luchten bleek zijn, somberder de dalen,
opeens een zwoele wind op, die met spoed
de jacht inzet op afgevallen blaren,
de ziel verkwikkend of het lente ware...
| |
[Когда в кругу убийственных забот]
Когда в кругу убийственных забот
Нам всё мерзит - и жизнь, как камней груда,
Лежит на нас, - вдруг знает бог откуда
Нам на душу отрадное дохнет,
Минувшим нас обвеет и обнимет
И страшный груз минутно приподнимет.
Так иногда осеннею порой,
Когда поля уж пусты, рощи голы,
Бледнее небо, пасмурнее долы,
Вдруг ветр подует, теплый и сырой,
Опавший лист погонит пред собою
И душу нам обдаст как бы весною...
| |
Voorbeschikking
De liefde - zo verluidt al jaren -
smeedt zielen, nauwverwant, aaneen:
hun één-zijn, samen met elkaar en
de doem om hart aan hart te paren,
maar ook... de doem van handgemeen...
En wie het zwakste is van beiden
in deze ongelijke strijd,
die kan voorzeker niet vermijden
in liefde, droefenis en lijden,
de vaan te strijken mettertijd...
| |
Предопределение
Любовь, любовь - гласит преданье -
Союз души с душой родной -
Их съединенье, сочетанье,
В борьбе неравной двух сердец,
Любя, страдая, грустно млея,
| |
| |
| |
[Zeg niet: hij houdt nog net zoveel van mij als vroeger,]
Zeg niet: hij houdt nog net zoveel van mij als vroeger,
hij heeft, als toen, zijn hart aan mij verpand...
Nee! Als een beest slaat hij mijn leven uit zijn voegen,
Al siddert, zie ik, 't mes hem in de hand.
Nu ziedend, dan in tranen, verontwaardigd, beef ik,
verliefd, dan weer tot in mijn ziel gekrenkt,
lijd ik, leef niet... Voor hem, voor hém alleen maar leef ik -
een leven, o, van bitterheid doordrenkt!
De lucht bemeet hij mij zo mondjesmaat en vrekkig...
Je ergste vijand leed nooit evenzeer...
Och, adem haal ik nog, zeer moeizaam en gebrekkig,
dat kan ik, ja, maar leven, dát niet meer.
| |
[He говори: меня он, как и прежде, любит,]
He говори: меня он, как и прежде, любит,
Мной, как и прежде, дорожит...
О нет! Он жизнь мою бесчеловечно губит,
Хоть, вижу, нож в руке его дрожит.
То в гневе, то в слезах, тоскуя, негодуя,
Увлечена, в душе уязвлена,
Я стражду, не живу... им, им одним живу я -
Но эта жизнь!.. О, как горька она!
Он мерит воздух мне так бережно и скудно...
Не мерят так и лютому врагу...
Ох, я дышу еще болезненно и трудно,
Могу дышать, но жить уж не могу.
| |
| |
| |
Aan E.F. Tjoettsjeva
Of zij nog ooit genade zal verkrijgen,
mijn zondig-zieke ziel, dat weet ik niet;
herrijst zij ooit, ach, zullen ooit voorbijgaan
mijn geestelijke onmacht en failliet?
Maar zou mijn ziel ooit, als dat kon,
de rust hervinden, hier, op deze aarde,
dan ben jij mijn genadebron -
jij, jij, o mijn Voorzienigheid-op-aarde!
| |
Э.Ф. Тютчевой
Не знаю я, коснется ль благодать
Моей души болезненно-греховной,
Удастся ль ей воскреснуть и восстать,
Пройдет ли обморок духовный?
Здесь, на земле, найти успокоенье,
Мне благодатью ты б была -
Ты, ты, мое земное провиденье!..
| |
[Van de hitte niet bekomen,]
Van de hitte niet bekomen,
schitterde de julinacht...
Boven 't land, dat mat terneer ligt,
trilt de hemel van het weerlicht,
door het onweer voortgebracht...
't Lijkt wel of er zwoele blikken
op de aarde zijn geslagen,
en soms, tussen vlugge schichten,
vlammende pupillen lichten,
die ons angst en schrik aanjagen...
| |
[He остывшая от зною]
Ночь июльская блистала...
Всё в зарницах трепетало...
| |
| |
| |
[Een zon van goud op blinkend water,]
Een zon van goud op blinkend water,
en alles glimlacht, maakt gerucht,
de bomen trillen uitgelaten,
zich badend in de blauwe lucht.
Blinkend water, zingend lover,
van liefde is de lucht doorgloeid,
de wereld der natuur betoverd,
een wereld die uitbundig bloeit.
Hoe zalig ook en hoe betoverend,
Geen tover die meer vreugde brengt
dan één zo'n glimlach, hartveroverend,
die jouw gekwelde ziel mij schenkt...
| |
[Сияет солнце, воды блещут,]
Сияет солнце, воды блещут,
На всем улыбка, жизнь во всем,
Деревья радостно трепещут,
Поют деревья, блещут воды,
Любовью воздух растворен,
И мир, цветущий мир природы,
| |
[О Nice! O zuidelijke dreven!..]
О Nice! O zuidelijke dreven!..
Die schitter hier, o, mij bedrukt het!
Een aangeschoten meeuw is 't leven,
het wil omhoog - en nimmer lukt het...
Het wiekt noch zweeft in volle breedte -
de vleugels hangen neer, gebroken;
't zit, trillend over al zijn leden
van pijn en zwakte, ineengedoken...
| |
[О, этот Юг, о, эта Ницца!..]
О, этот Юг, о, эта Ницца!..
О, как их блеск меня тревожит!
Жизнь, как подстреленная птица,
Подняться хочет - и не может...
Нет ни полета, ни размаху -
И вся она, прижавшись к праху,
Дрожит от боли и бессилья...
| |
| |
| |
[In golven schuilt een zuiver lied,]
Est in arundineis modulatio musica ripis.
In golven schuilt een zuiver lied,
natuurgeweld klinkt ook harmonisch,
een muzikaal geruis, eufonisch,
doorstroomt een veld van deinend riet.
Dit alles heeft een vast patroon,
natuur laat nooit een wanklank horen, -
wij echter, schijnbaar vrij geboren,
wij vallen telkens uit de toon.
Waarom zo vals? Wat ging verkeerd?
Hoe komt het dat de ziel niet meezingt,
niet net zo zuiver als de zee zingt
en 't denkend riet slechts murmureert?
En dat, van hier tot aan de sterren,
de stem die roept in de woestijn,
't protest van wie wanhopig zijn,
geen antwoord kregen tot dusverre?
| |
[Певучесть есть в морских волнах,]
Est in arundineis modulatio musica ripis.
Певучесть есть в морских волнах,
Гармония в стихийных спорах,
И стройный мусикийский шорох
Струится в зыбких камышах.
Невозмутимый строй во всем,
Созвучье полное в природе, -
Лишь в нашей призрачной свободе
Откуда, как разлад возник?
Душа не то поет, что море,
И ропщет мыслящий тростник?
И от земли до крайних звезд
Глас вопиющего в пустыне,
| |
| |
| |
[Eén van die troosteloze nachten, -]
Eén van die troosteloze nachten, -
de hemel trekt volkomen dicht.
Dat wekt geen angst op, geen gedachte,
't is meer een droevig droomgezicht.
Alleen het weerlicht vult de einder
met vlammend vuur en flikkering,
alsof doofstomme duivels ginder
Als op een afgesproken teken
vlamt plots de halve hemel op,
en schielijk treden uit de schemer
het dal, de bossen verderop;
die dan opnieuw verloren raken
in 't duister, zonder één gerucht -
't Leek net of daar geheime zaken
bedisseld werden - in de lucht.
| |
[Ночное небо так угрюмо,]
Заволокло со всех сторон.
То вялый, безотрадный сон.
Как по условленному знаку,
Вдруг неба вспыхнет полоса,
И быстро выступят из мраку
И вот опять всё потемнело,
Всё стихло в жуткой темноте -
Решалось там - на высоте.
| |
[Wanneer één ziel meevoelend reageerde]
Wanneer één ziel meevoelend reageerde
op enig woord uit onze mond -
dan was er niets meer wat wij nog begeerden,
want dat volstond, want dat volstond...
| |
[Когда сочувственно на наше слово]
Когда сочувственно на наше слово
Не нужно нам возмездия иного,
Довольно с нас, довольно с нас...
| |
| |
| |
Bosbranden
Onder donker-dreigend kolken
rook- na rookwolk, stápels wolken
tot de kim toe boven 't land.
Dood en wijdvertakt een heester,
pollen smeulen, branden niet,
vaag is zichtbaar, zwartgeblakerd,
een rij sparren in 't verschiet.
Enkel rook, en nergens vonken
bij die troosteloze brand, -
Vuur, waar zit je, sluwe jager,
Enkel hier en daar, verstolen,
als een rood, wild creatuur,
breekt het zich een weg door struiken,
snelt het voort, het levend vuur!
Maar wanneer de schemer intreedt,
rook en duister samengaan,
gaat in heel zijn legerstede,
vlammend-rood, het feestlicht aan.
Voor die razende natuurkracht
staat de mens, mismoedig, broos,
schouders afgehangen, zwijgend -
als een kind zo hulpeloos.
| |
Пожары
Дым за дымом, бездна дыма
Мертвый стелется кустарник,
Нет ни искры, дым один, -
Где ж огонь, злой истребитель,
Лишь украдкой, лишь местами,
Словно красный зверь какой,
Но когда наступит сумрак,
Весь осветит лагерь свой.
Пред стихийной вражьей силой
| |
Aan E.F. Tjoettsjeva
De God der wrake nam mij alles af:
gezondheid, adem, slaap en levensmoed;
Hij liet mij enkel jou, m'n hartebloed,
opdat Hij mij nog iéts te danken gaf.
| |
Э.Ф. Тютчевой
Всё отнял у меня казнящий бог:
Здоровье, силу воли, воздух, сон,
Одну тебя при мне оставил он,
Чтоб я ему еще молиться мог.
|
|