| |
| |
| |
De wet van Babel
Julia Stoilova
Een hond miauwt niet, een koe hoort niet te blaffen en elk vogeltje tsjilpt zoals het gebekt is. (‘En de papegaaien?’ ‘Kom nou, spreek me niet tegen en klets er niet tussendoor als een illegale zender!’) Alleen de mensen doen de natuur geweld aan, ze sjoemelen en houden zich niet aan de taal die hun bij hun geboorte werd opgelegd.
Dat is niet alleen tegennatuurlijk, het is minachting van Gods wil en wet. Ooit, toen de wereld nog jong was en God nog hoop had, waakte Hij van boven over ons doen en laten gelijk een overbezorgde moeder en deelde direct klappen uit, of soms ook snoepjes: eerst mochten wij van de tuin van Eden proeven en wat later van het land Kanaän, waar melk en honing vloeide. Maar als we Hem kwaad maakten, aarzelde Hij niet ons de volle laag te geven. Welk opvoedkundig middel is op ons niet toegepast? Hij probeerde ons te verzuipen, ons door hemels vuur tot as te verbranden, Hij liet de aarde openbarsten die ons verslond; pest en cholera heeft Hij op ons afgestuurd, oorlogen en de apocalyptische ruiters. Ten einde raad, daar het onkruid telkens weer opnieuw woekerde en zich op geen enkele manier liet verdelgen, nam Hij een meer verfijnde edoch achterbakse maatregel om ons het leven duurzaam zuur te maken: Hij verwarde onze talen zodat we elkaar niet konden verstaan. Enige tijd zal Hij toen zeker wat rust hebben genoten, want in Babel zal het verval van alle bestaande structuren nog diepgaander zijn geweest en de chaos nog completer dan tegenwoordig na de crash van het reëel existerend socialisme - en dat wil wat zeggen. De mensen zullen wel hun handen vol hebben gehad aan de bijna onmogelijke taak om te overleven, net als zo'n tachtig procent van de Oost-Europeanen nu. Ze zullen wat anders aan hun hoofd hebben gehad dan het gebruikelijke kattekwaad en voor het eerst na zijn zevende dag, zo stel ik me voor, zal God na Babel wel even hebben kunnen uitrusten.
Maar de Prohibition heeft het niet gehaald, geen enkele prohibition trouwens. Daar zijn twee redenen voor: een ideële en een materiële. Ideëel is de overtuiging van een bepaald mensenslag (onder wie naar mijn observatie onevenredig veel Nederlanders en Oost-Europeanen) dat verboden, gebruiksaanwijzingen, rode ver- | |
| |
keerslichten, wegversperringen, enz., principieel alleen bestaan om niet te worden geëerbiedigd. De materiële kant van de zaak is dat het overtreden vaak lucratief is. Slimme en avontuurlijke lieden ruiken al gauw elk gat in de markt en zijn er als de kippen bij om dat gat en tevens hun eigen zakken zo snel mogelijk te vullen door alles te doen wat God of wet verboden hebben. Het heeft me, in weerwil van de algemene opinie, altijd geleken dat niet dat bekende beroep, maar het beroep van tolk/vertaler het oudste is. Want verschil in talen zal al in de tijd van de groepshuwelijken hebben bestaan en is vast wel van ouder datum dan de hebberige patriarchale dichotomie van ‘goede vrouwen’ (veilig opgeborgen in jouw of mijn bezit) en ‘slechte vrouwen’ (zij die hun boontjes zelf dopten).
Zodra God de talen had verward moest dus het verbod om met elkaar te communiceren ten koste van alles worden omzeild. En het kost wat, hoor, om te leren articuleren en formuleren in een vreemde taal. Het abnormale van vreemde letters, zinsbouw en uitspraak stoot je tegen het hoofd. In je eigen taal juicht het woord lachen en uit huilen druipen tranen. De letters bezweren je, ze zingen tot je of ze waarschuwen je: pas op, gevaar! En je herkent de boodschap in een oogopslag; je glimlacht of bent op je hoede al vóór je ten volle beseft wat en in welke bewoordingen je het hebt gelezen. Vertoeven in een vreemde taal is daarentegen alsof je op de maan zit. In beide gevallen duurt het een poosje voordat tot je doordringt wat er op aarde tegen je wordt gezegd. Terwijl je gesprekspartner met een bevroren glimlach op een reactie staat te wachten, heeft je brein achter jouw Buster Keaton-gezicht razendsnel het zoekprogramma geactiveerd om de betekenissen van al die onwennige woordjes in de moeizaam geblokte files terug te vinden. OK, je begrijpt het uiteindelijk, maar voel je het ook? Spreken, huilen, lachen die vreemde woorden net zo tot jou als die uit je eigen taal? Neen je hart is koud en leeg, Zjo voezemjoe...? Hè...? Oh... Uiteindelijk gaat er een belletje rinkelen en is het zaak om bliksemsnel een verrukte glimlach te produceren, voordat de verliefde persoon in kwestie de benen heeft genomen, gegriefd door jouw stenen smoel.
Verstaan is al moeilijk genoeg, maar spreken is een tweede. Om een andere dan je moerstaal te praten heb je een lange training nodig en een grote portie van wie-doet-me-wat. De remmingen van een natuurlijke terughoudend- en verlegenheid moeten overwonnen worden. Er bestaat een zekere overeenkomst tussen seks en het gebruik van een vreemde taal - heel wat schuchtere lieden
| |
| |
komen pas na het nuttigen van enige glaasjes goed op dreef. En ik durf te zeggen: onverstaanbare talen intimideren mensen vaak of maken ze zelfs agressief. Toen we als scholieren Oorlog en Vrede lazen, namen we aanstoot aan de openingsscène: waarom praatten die Russische ‘hovelingen’ toch dat uitsloverige Frans met elkaar? Ten eerste was dat toch de taal van de (klasse)vijand, ten tweede spreekt een welopgevoed iemand in aanwezigheid van derden - de lezers! - geen taal die deze niet begrijpen, net zoals-ie ook niet hoort te fluisteren. Ten derde leek het ons pure aanstellerij. In die tijd zullen we het daarom wel, net als andere nitwits, met Stalin eens zijn geweest over de verachtelijkheid van het kosmopolitisme (wat gelijk stond aan uitroeiing van ‘kosmopolieten’), want de Georgiër Stalin sprak ook geen vreemde talen, behalve Russisch, en zelfs dat met accent. De mensen verguizen wat ze niet verstaan. Vandaar dat mijn Nederlandse familie, buren en kennissen me bij interculturele samenkomsten vaak hebben gekwetst. Als in hun aanwezigheid Bulgaars wordt gepraat of getolkt voor familieleden of bezoek, spreken Nederlanders elkaar soms moed in met de kanttekening: ‘Wat 'n tááltje, hè.’ Vroeger negeerde ik de grap precies volgens het boekje. Netjes opgevoede mensen verdoezelen slecht gedrag in het openbaar, zodat consternatie daarover niet hoeft op te komen. Je praat er overheen alsof er niks is gebeurd en niemand iets heeft gehoord. Maar karakter en opvoeding lijken op schoenen: hoe goedkoper hoe korter je ermee doet, hoe beter hoe langer, maar ze hebben nooit het eeuwige leven. Mijn Bulgaarse opvoeding hield zo'n vijftien jaar stand - is dat kort of lang? - maar door gebrek aan weerklank is ze tanende. Een té keurige opvoeding is net een keurslijf, vooral als iedereen verder in een glimmend, plebejisch maar ruimzittend joggingpak rondloopt. Ik ben bezig
mijn korset los te rijgen. Sommige delen zijn in mijn huid gegroeid dus het is scheuren geblazen, maar enkele stunts lukken me nu al. Ook bij die aanpassing schuilt echter een addertje onder het gras. Wat stel je voor als schaap in wolfskleren? Je medeschapen van weleer keren zich tegen je en de wolven zul je maar zeer kortstondig kunnen misleiden.
Ook al kwam ik mettertijd terug van enkele vooroordelen over vreemde talen, dat Franse gepraat van die Russische aristocraten onder elkaar bleef ik bijzonder smakeloos vinden, zelfs als ik daarmee mijn eigen ruiten ingooide. Op de huwelijksmarkt in Bulgarije werd bij mijn activa geteld dat ik ‘perfect’ Duits sprak. Dus zou ik
| |
| |
als schoondochter met toekomstige kleinkinderen in die taal kunnen communiceren zodat ze spelenderwijs ‘een taal konden leren’ - iets waarvoor de gemiddelde Bulgaar (Babel of geen Babel, communisme of niet) nu eenmaal grote waardering heeft. Ik wou ooit eens trouwen en daarom hield ik gewoonlijk mijn mond stijf dicht over het feit dat ik liever mijn tong zou afbijten dan een vreemde taal praten met een Bulgaar, ook al zou dat mijn kind zijn. Zo heb ik ooit tante Zezy voor het hoofd gestoten. Tante Zezy, altijd met dramatische make-up en sterk geparfumeerd, was een vriendin van mijn tante in Varna waar ik de zomervakanties placht door te brengen. Tante Zezy had dat jaar Engels geleerd en wilde met de bezoekster uit Sofia oefenen, tevens een gunstige gelegenheid om met haar kennis te pronken voor het plaatselijke plebs. Nu lustte ik tante Zezy sowieso niet en bovendien bestond ze het van mij te eisen dat ik ten overstaan van tante, oom, oma en mijn twee kattige nichtjes, iedereen bij voorbaat de mond open van belangstelling, met haar in het Engels zou gaan converseren. Ik zei botweg: Met Bulgaren praat ik geen vreemde talen.
Nou, dat heb ik geweten. Tante Zezy weigerde die zomer nog één voet te zetten in het huis in Varna.
Het jaar daarop was mijn examenjaar met aan het eind dat opwindende slotbal, met onze eerste ‘civiele’ kleren na het schooluniform. Een echt bal, net als in Oorlog en Vrede, met lange jurken, hoge hakken, make-up, decolleté's, ingewikkelde kapsels, zijde en fluweel - allemaal tot nog toe streng verboden dingen, de entree in het volwassen leven. De ouders waren bereid voor het evenement meerdere maandsalarissen op te offeren zodat zoon- of dochterlief behoorlijk voor de dag kon komen. Voor stoffen, gerenommeerde naaisters, kappers en dergelijke werden de relaties van de gehele familie gemobiliseerd. Naar het bal werd je vanzelfsprekend gereden door oudoom Minko, die ooit derde secretaris van onze ambassade in Belgrado was geweest en een vijfdehands Citroën bezat, eentje met zo'n lange snuit. Die ging toen in Bulgarije door voor het non plus ultra. Ook tante uit Varna wilde zich niet onbetuigd laten. Ze was bereid een derde van haar maandsalaris in het gebeuren te investeren. Haar plan was om zwart leva's te wisselen voor dollars teneinde in de dollarshop van Varna de eerste - vanzelfsprekend westerse! - lippenstift voor haar nichtje te kopen. Daarvoor had ze gerekend op de hulp van haar hartsvriendin tante Zezy, die vanzelfsprekend in de dollarshop - waar anders werkte.
| |
| |
Discreet als ze was deed ze alsof zij zelf de lippenstift nodig had, maar de kleur die zij normaal gebruikte zou bij mijn teint vloeken. Dus tante Zezy raadde prompt hoe de vork in de steel zat. ‘Het is voor je nicht!’ zei ze beschuldigend. Mijn tante kon het moeilijk ontkennen. ‘Maar jouw nicht krijgt géén westerse lippenstift,’ concludeerde tante Zezy triomfantelijk. Tante, anders over het algemeen tactvol, meldde dit keer ter rechtvaardiging de ware toedracht aan mijn moeder en mijn hele familie wreef me die episode in onder het refrein ‘Eigen schuld’, teneinde mijn opvoeding te bevorderen. Ik had precies volgens Gods intentie en mijn zuiverste innerlijke aandrang gehandeld en werd daarvoor bestraft. Het is me later in het leven trouwens wel vaker overkomen straf te krijgen als ik goed deed... Mijn talenknobbel heeft nauwelijks geleden onder die gebeurtenis. Maar tussen mij en de lippenstiften is het nooit meer goed gekomen en de luttele keren dat enig smeersel aan mijn lippen heeft gezeten kon ik alleen met moeite de drang beheersen het af te vegen aan mijn mouw.
Door schade en schande wijs geworden weet ik dat ik het zelf niet hoef te proberen. Maar overtreding van wat God aldus belemmerd heeft, blijkt voor veel mensen wel te lonen. En wie weet hoeveel er niet is verdiend aan het overtreden van de wet van Babel: Gij zult elkander niet verstaan. Weliswaar heeft God de overtreders ook bestraft. Vertalers moeten vaak worstelen met het weerbarstige woord (resp. morfeem, foneem, woordgroep, zin of alinea, want al deze eenheden zijn wel eens tot De Vertaaleenheid geproclameerd). Rijk en beroemd kun je er nauwelijks van worden. Dit oudste beroep is bovendien nog steeds niet erkend en beschermd - waarin het trouwens ook weer lijkt op dat andere oudste. Je kunt je tarief niet genoeg verlagen of iemand gaat eronder. Gods molens malen langzaam maar onverbiddelijk.
Ook als je een doe-het-zelver bent voor eigen behoefte, zoals ons soort mensen - de migranten - word je gestraft voor het spreken van de vreemde taal. Je stigma blijft branden, zo niet op je voorhoofd dan wel op je tong. Je hebt toch alles uiterst correct en net als zijzelf uitgesproken, maar waarom staren die blonde inboorlingen je dan aan of je Chinees praat? Vanwaar dat onbegrip in die blauwe kijkers? Je vroeg toch alleen en bij wijze van conversatie: ‘En mevrouw, woont u ook in een huis met een tuin?’ Die vermaledijde ui alweer, natuurlijk: chhh-au.... Nee, dat is Duits: Haus. Het moet anders chh-oe (open!)-oe... Je probeert het nog eens.
| |
| |
Chh-oe-oe-s met t-oe-oe-n? Ze lachen zich kapot. En waarom grinnikt Henk, de man van Liljana, na tien jaar huwelijk nog steeds als ze tegen hem zegt van: Gchjenk, ik gchhh-a-oe van ja-oe? Daar is ze, die goddelijke straf, dat verraderlijke sjibboleth uit de bijbel. Tegenwoordig gaat het er beschaafd aan toe maar toen de wereld nog jong was, strafte God ook voor fout articuleren. Een stam van Israël werd bijna geheel uitgeroeid en dat alleen omdat ze het niet goed konden uitspreken, dat sjibboleth. Maar wie weet is ook God net als sommige vaders of moeders wat ouder en milder geworden in de loop der millennia, want wij buitenlandgangers en überhaupt alle wetsovertreders worden tegenwoordig met consideratie behandeld. Nee, dan vroeger. Ooit was het echt sappelen in het buitenland, niet voor niets heet buitenland ook in het Oudnederlands ellende, eli-lendi, ‘ander land, buitenland’. Vandaag de dag is de straf alleen maar symbolisch: al die buitenlandgangers, hoe goed ze op hun volwassen dagen de taal ook hebben mogen leren, het kunstmatige druipt ervan af. Het zijn en blijven amateurs, herkenbaar aan het verraderlijke gehakkel en het accent. En als je dan al het andere onder de knie hebt, verraadt de spreekmelodie, de zinsklemtoon je uiteindelijk toch. Vooral via de telefoon kun je buitenlanders goed betrappen, want die versterkt helaas de fouten. Ook al hebben ze een academische titel, ook al brachten ze het in den vreemde tot doctor of professor. Dit is de straf, net als de ring die Prometheus eeuwig is gedoemd te dragen, een schakel van zijn ketting en een stukje van de rots waaraan hij hing. Een symbolische straf voor Prometheus, opdat Zeus-God zijn gezicht niet zou verliezen. Hij had immers gezegd dat Prometheus voor eeuwig aan de rots zou zijn vastgeklonken. Ook Jahweh-Zebaoth wil zijn gezicht niet verliezen en de - voor
de meesten symbolische - straf is het accent. Slechts zelden vind je van die eerzuchtige migranten die roomser willen zijn dan de paus en gaarne de taal net zo goed zouden willen spreken als de inboorlingen. Zodra in de winkel of aan het loket de juffrouwen in het Engels tegen hen beginnen te praten, is dit soort lieden gekrenkt en verslagen, want binnen de aangetrouwde familie kun je niet controleren of je accent nu eindelijk aan het slijten is. Die is schoorvoetend aan dat gekke taaltje van je gewend geraakt en alleen het een of andere kind flapt de waarheid eruit door te verkondigen dat de keizer bloot is en die buitenlandse tante raar praat. Maar onbekenden, dat is pas de toetssteen voor de migrant. En als hij of zij enige tijd alleen maar oude kennissen
| |
| |
heeft gesproken, valt het voor dat soort ambitieuze lieden zwaar tegen wanneer een onbekende na de tweede zin al zegt: ‘Oh, u komt oorspronkelijk niet uit Nederland, hè?’ Verstandige mensen malen niet om dat soort ijdeltuiten en laten ze over aan hun smart met een air van ‘jouw zorgen zou ik wel willen hebben’.
Kinderen zijn wel voor die straf gevrijwaard, een bewijs te meer dat die jaloerse oudtestamentische dondersteen tegenwoordig wat beschaafder optreedt. Kinderen weten niet wat ze doen. Er wordt hun trouwens nauwelijks ooit iets gevraagd bij de verhuizing. Ik zie het al voor me. ‘Lieverd, mamma en pappa hebben besloten om over Honeckers mijnenvelden en Selbstschuβanlagen te vluchten met behulp van een ballon, ga je mee?’ Nee, zij vernemen het als laatsten. En toch spreken kinderen drie maanden na aankomst al bijna perfect Nederlands. Bestraft wordt de volwassene. Hij zal voor altijd een doe-het-zelver, een kluns, een kneusje blijven, die in de vreemde taal maar wat liefhebbert en al bij het derde woord als een onbegaafd naäper wordt ontmaskerd en in het beste geval goedmoedig wordt uitgelachen om zijn ijver zo professioneel mogelijk Nederlands te praten. (Moeiteloos lukt alleen ‘Doehoehoehoeoei, Doe-doei!’ Vandaar dat dat bij in- en uitheemse Nederlanders zo geliefd is.) Decennia kun je in een vreemd land leven en toch overtreft de eerste de beste inheemse kleuter je met scheepslengten.
En dan die betekenissen!
Elke taal is een eigen wereld en de lerende wordt weer een klein kind dat in deze nieuwe wereld op de tast zijn weg zoekt. Maar je wordt niet straffeloos teruggeplaatst in je adolescentie. Het kijken zonder vooroordelen is je maar één keer gegeven: als je die vooroordelen aanleert. Een taal is een wereldvisie: die accepteert bepaalde dingen van die wereld en beeldt ze dan ook uit, maar andere blijven zo goed buitengesloten dat ze niet eens recht van bestaan meer hebben. Hoe elegant en vanzelfsprekend schuilen de realia niet in een onschuldig ogend stukje tekst en bij het eerste vluchtige doorlezen valt je niks op want, niet waar, het hoort er te staan! Die taal hoort bij deze wereld. Alleen als je die wereld begint om te zetten in een andere, dan struikel je over die realia. Ze zitten vast als een soort wortels, je kunt ze niet zonder scheuren uit de ene taal rukken en naar de andere verplanten: het Portugese saudade, het Engelse sophisticated, of neem het verschil tussen het Nederlandse gezelligheid en het Duitse Gemütlichkeit. In leerboeken
| |
| |
worden telkens weer dezelfde beroemde voorbeelden aangehaald: Holunderstrauch, kalina krasnaja of hoezo hadden de dames hun handschoenen in de glazen gedaan op het bal dat Emma Bovary's arme hoofd op hol bracht? Dat zijn begrippen die tot die wereld behoren, daar en toen, en met het hier en nu niks van doen hebben. Net zoals je tevergeefs zult proberen om aan een Rus uit te leggen wat elke Nederlandse peuter kent: pindakaas. Een kind verwondert zich over niks, maar een volwassene vindt alles alleen maar gek. Hij kent zijn eigen wereld in zijn taal en denkt vaak dat er maar één wereld is.
En dat is niet eens verkeerd.
Het Bulgaarse kindermeisje van Elias Canetti vertelde hem ooit een Bulgaars sprookje. Jaren later, toen hij zijn Wahlverwandtschaften met Engels en Duits sloot, vergat hij het Bulgaars. Daarmee verspeelden de Bulgaren na de dichter Pentsjo Slavejkov, die zo onverstandig was om te vroeg te overlijden - zo veel Bulgaarse dichters sterven voortijdig! - ook hun Tweede Kans op een Nobelprijs in de literatuur. Maar het sprookje, zo verzekert Canetti, heeft hij zijn leven lang onthouden. In welke taal heeft hij dat Bulgaarse sprookje onthouden? God, die van Babel, verstaat alle talen en behoedt die ultieme taal van voor-Babel waartoe uiteindelijk alles wordt teruggebracht. Maar een antwoord geeft Hij niet op die vraag, Hij zit op Zijn wolk en lacht enigmatisch, niet eens vergevensgezind.
Schrijvers en taal, dat is een hoofdstuk apart. In welke taal schrijft een schrijver? In zijn moedertaal zegt de een, in zijn native language zegt de ander. Het is natuurlijk niet hetzelfde, je moeder kan een geheel andere taal spreken dan die van het land waar je geboren bent. Hoe kunnen we trouwens de taal omschrijven waarin Canetti heeft geschreven? Duits leerde hij pas nadat hij Bulgaars en Engels had gesproken. Canetti's schrijfidioom is dus geen taal die hem werd opgelegd door familie of geboorte, ook geen ‘cultuurtaal’ (waaronder de Weense universitaire vertaalopleiding je schooltaal verstaat) maar een die hij eigenwillig koos. Ook de Roemeense jood Paul Celan schreef niet in het Roemeens en niet eens in het magnifieke Frans, ook al woonde hij in Parijs. Hij had ook een keuzetaal, alweer eigenwillig gekozen, het Duits, en dat in de tijd ná Auschwitz!
De moedwillige taalkeuze van sommige eigenzinnige auteurs schijnt in de ogen van enkele van hun collega's een grof schandaal
| |
| |
te zijn. Die handelen (bewust of onbewust? heb ik me altijd afgevraagd) precies in de zin van de ijverige en toornige God van Babel en lijken de taalkeuze voor een schrijvende te willen vastpinnen als een soort elfde gebod: Gij zult niet schrijven in een vreemde taal. Want dat kán gewoon niet, betuigen zij. Als vreemdeling kun je nooit alle nuances, tinten, schakeringen, kleurvariaties en spelingen van het taalpalet herkennen, laat staan gebruiken. Erger nog. Je kunt in een Vreemde Taal Vreselijke Fouten begaan. Je zult, als eenoog onder zienden, onraad en obstakels onderweg onvoldoende onderkennen. Je maakt een verschrikkelijke val, de afgrijselijke afgrond van de vreemde taal in.
Een gruwelscenario, niets minder. De bijbel zelf zou de zondaars niet kleurrijker kunnen dreigen met helse wraak en eeuwige verdoemenis. Voor het gemak vergeet men dat die dreigingen allang ondermijnd en ontzenuwd zijn - door schrijvende buitenlanders. Voornoemde Canetti won de Nobelprijs. De Pool J. Th. Konrad Nalecz Korzeniovski, alias Joseph Conrad, heeft een vaste plaats in de beruchte schaduwlijst van taalmeesters die de prijs hadden moeten krijgen. Frankrijk (anders bekend als chauvinistisch) heeft een lange lijst adoptiekinderen die tot de meerdere glorie van de Franse literatuur hebben bijgedragen: Panaït Istrati, Beckett, Apollinaire, Nathalie Sarraute, Arthur Adamov, Henry Troyat, Tristan Tzara, Eugène Ionesco, E.M. Cioran... Okri, Naipaul, Walcott en Rushdie schrijven in het Engels, Nabokov deed dat ook wel eens. Duits was/is de keuzetaal - niet alleen van Canetti en Celan, maar ook - van Kafka, Chamisso, Musil en tegenwoordig van een heel cohorte van Turken, Italianen, Spanjaarden, Russen, Roemenen, Tsjechen, noem maar op - de migrantenschrijvers. De Duitsers zijn nog steeds niet op het idee gekomen hun te vertellen dat een buitenlander het zich niet in zijn hoofd moet halen om te schrijven in de taal van Goethe en Schiller. Integendeel: er is speciaal voor migrantenschrijvers een literaire prijs gecreëerd.
In onze tijd van nieuwe volksverhuizingen verhuizen de schrijvers mee. En ze leven - als ze zich niet inkapselen, wat niet erg verstandig lijkt - in een nieuw land, onder nieuwe mensen, in een nieuwe taal. Hoe kan ik, zei een Duitse schrijver van Arabische afkomst, gedichten in het Arabisch schrijven, als ik in Duitsland op een Duitse vrouw verliefd ben? Dus hij schrijft ze in het Duits. En hij heeft er ook succes mee, omdat ze Duits zijn maar met een
| |
| |
snufje Duizend-en-één-nacht, net genoeg om ze kruidig en pittig te maken. Zoals gezegd: hij bevindt zich in goed gezelschap. En wat het gekste is: het lijkt hun te lukken. God schijnt het te tolereren. Heeft de Wet van Babel zijn werking verloren? Of is God tegenwoordig ook onderhevig aan Murphy's absurde wetten, waarvan er eentje zegt: Als je lang genoeg leeft, zul je van mening veranderen?
|
|