De Tweede Ronde. Jaargang 17
(1996)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 177]
| |
Twee gedichten
| |
[pagina 178]
| |
Staande lijkkistI
Mijn lijk, raak het niet aan
Jullie handen
Kunnen de Dood niet aanraken
Mijn lijk
Meng het onder de menigte
Stel het bloot aan de regen
Wij hebben geen handen
Wij hebben geen handen om de dood aan te raken
Ik ken de ramen van de steden
Ik ken de ramen waar niemand achter is
Naar welke stad ik ook ging
Nooit waren jullie in je kamer
Huwelijk en werk
Passie en slaap en de dood zelfs
Uit jullie kamers zijn ze verdreven
En werklozen geworden zoals jullie
Wij hebben geen functie
Wij hebben geen functie om de dood aan te raken
Ik ken de regen van de steden
Ik ken die menigten van paraplu's
Naar welke stad ik ook ging
Nooit waren jullie onder je dak
Waarde en geloof
Revolutie en hoop en ook het leven zelfs
Van onder jullie dak zijn ze verdreven
En werklozen geworden zoals jullie
Wij hebben geen functie
Wij hebben geen functie om het leven aan te raken
| |
[pagina 179]
| |
II
Mijn lijk, leg het niet in de aarde
Jullie dood
Kan in de aarde niet rusten
Mijn lijk
Sluit het in een staande kist
Zet het rechtop
Op aarde hebben wij geen graf
Op aarde hebben wij geen graf om ons lijk in te doen
Ik ken de dood op aarde
Ik weet wat de dood op aarde betekent
Naar welk land ik ook ging
Nooit lag jullie dood in je graf
Het lijk van een meisje drijvend in de rivier
Het bloed van een geschoten vogeltje en ook de vele omgebrachte stemmen
Van jullie aarde zijn ze verdreven
En ballingen geworden zoals jullie
Op aarde hebben wij geen land
Op aarde hebben wij geen land onze dood waardig
Ik ken de waarde van de aarde
Ik ken de verloren waarde van de aarde
Naar welk land ik ook ging
Nooit was jullie leven van iets groots vervuld
Het graan gemaaid voor toekomstige tijden
De in de strik gevangen dieren en ook de kleine zusjes
Uit jullie leven zijn ze verdreven
En ballingen geworden zoals jullie
Op aarde hebben wij geen land
Op aarde hebben wij geen land ons leven waardig
| |
[pagina 180]
| |
III
Mijn lijk, verbrand het niet met vuur
Jullie dood
Kun je niet met vuur verbranden
Mijn lijk
Hang het in de beschaving
Laat het rotten
Wij hebben geen vuur
Wij hebben geen vuur om een lijk te verbranden
Ik ken jullie beschaving
Ik ken jullie beschaving zonder liefde of dood
Naar welk huis ik ook ging
Nooit waren jullie samen met je gezin
Ook de ene traan van de vader
Ook de smartelijke vreugd van de barende moeder en de vragen zelfs van het hart
Uit jullie huizen zijn ze verdreven
En tot zieken geworden zoals jullie
Wij hebben geen liefde
Wij hebben slechts liefde voor zieken
Ik ken jullie ziekenzalen
Ik ken van bed tot bed jullie dromen
Naar welke ziekenzaal ik ook ging
Nooit sliepen jullie echt
De uit het bed afhangende hand
De ogen wijd geopend om iets groots te zien en ook het verdorste hart
Uit jullie ziekenzalen zijn ze verdreven
En tot zieken geworden zoals jullie
Wij hebben geen gif
Wij hebben geen gif om onszelf te genezen
|
|