De Tweede Ronde. Jaargang 17
(1996)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 159]
| |
Vertaalde poëzie | |
[pagina 160]
| |
Brief van de doden
| |
[pagina 161]
| |
We heibelen over te veel of te weinig olie.
We kribben als de ene weer besmeurt wat de andere net heeft schoongeveegd.
We vinden het zo komisch
dat we een stuip krijgen van het lachen en onze ribben zichtbaar worden.
Onze schaamdelen hoeven we niet meer te bedekken.
Daar kunnen we ons niet meer druk om maken.
Wat ons kopzorgen baart
is de vraag wat aan te vangen met deze logge donkerrode navel.
Groeien op onze navel
geen ogen,
geen neus,
staan er geen haartjes spichtig als bergrijst
op zijn kaalkruin te wiegen?
Dat controleren we grondig elke ochtend,
het meest gewijde moment
in onze dagelijkse routine.
Dus rest ons niets anders dan opgewekt op onze knieën
rond te kruipen in het rooskleurige, minerale zonlicht.
Lang geleden zijn we begonnen onze eigen
over de grond uitgedijde schaduw uit te wissen.
Lang geleden begonnen we te vergeten waar we vandaan kwamen,
onze geboortegrond in duisternis gelegen.
|
|