‘Is er iets?’
In één beweging pakte Notling Beths spullen van de achterbank en smeet die op haar schoot.
‘Of je zo vriendelijk wilt zijn uit te stappen,’ zei hij ter verduidelijking. Ze waren midden in een woonwijk.
‘Opgerot.’
‘Lul,’ hoorde hij haar roepen toen hij de deur achter haar dichttrok. ‘Zal ik dat domme vrouwtje van je 'ns bellen? Vuile klootzak!’
Doe geen moeite, dacht Notling.
Hij moest Ixelles nog langs, om zijn koffer op te pikken.
Ter hoogte van Breda belde hij Mirjam.
‘Hoe was het?’ Hij had haar wakker gebeld.
‘Houd je het bed warm?’ vroeg Notling, met een dun stemmetje. ‘Ik kom iets eerder terug.’
Notling stopte om benzine te tanken. Omkeren zou onzin zijn. Er viel niets te zien. Een verlaten stuk snelweg, hel verlicht door de ontelbare Vlaamse lantaarnpalen. Geen spoor te bekennen. Naar het ziekenhuis? Misschien kon hij zijn diensten aanbieden? Absurd.
‘Wat komt u hier doen? Bent u familie?’
Nadat hij betaald had, liep Notling terug naar zijn auto. Naast het rechtervoorwiel zaten twee jongens in legerjassen op de stoeprand. ‘Amsterdam?’ vroeg er een, zijn hoofd licht opgeheven en nu zichtbaar in het TL-licht van het tankstation: een vlasbaardje. Notling knikte, hoewel het nogal om was.
Het baardje kwam naast hem in de auto zitten. De ander, die half sliep, of stoned was, ging achterin. Toen Notling optrok, zag hij in zijn spiegel eerst hoe zijn hoofd opzij zakte en daarna zijn hele bovenlijf omviel.
‘Goed man.’
‘Wat is goed?’
‘Bij Mercedessen probeer ik het meestal niet eens. Dat zijn allemaal a-sociale klootzakken - zijn dat.’
Ze zwegen.
Notling schoof Schubert terug in de cd-speler, maar zette hem even daarna weer af. De collectie in de auto bevatte verder alleen Vive la France deel 1, 2 en 3. Van Mirjam.
De jongen naast hem staarde uit het raam.
‘Ik ruik kip,’ zei hij, voordat ook hij in slaap viel. ‘Lekker.’