Tois en de tent
Etienne van Heerden
(Vertaling Robert Dorsman)
Toen Tois Greeff, portretfotograaf, terugkwam van een rondreis door de Kleine Karoo, met vijf flinke struisvogeleieren voor Martha en de kinderen, stond de Tent van Roeping op de open plek naast de camping.
‘'t Is geen gewone kerk, hoor,’ had Martha gezegd. ‘Er vinden wonderen, genezingen en verschijningen plaats. En elke zondag staat er in Rapport een advertentie met foto. En die jonge voorgangertjes - mannen bezield door de Here.’ Tois Greeff begroette zijn vrouw en ging zijn camera's uitladen.
‘En Tois, de dominee vraagt of jij foto's wilt nemen.’
‘Foto's?’
‘Foto's van de wonderen.’
‘Wat voor wonderen?’
‘Genezingen en zo.’
Hij ging erbij zitten. ‘Betalen ze ervoor?’
Ze knikte van ja.
‘Ik heb het de dominee beloofd,’ zei ze.
‘Goed, ik zal al hun wonderen op de foto zetten, en de Here ook, mocht hij verschijnen, als ze maar betalen.’
‘Tois!’ zei Martha. ‘Je bent van God verlaten.’
Het domineetje kwam hem thuis opzoeken.
‘Dominee,’ zei Tois. ‘Ik ben zakenman. De fotografie is mijn brood. Ik kan die Tent niet voor niets fotograferen.’
Maar de dominee zag het ook als een zakelijke overeenkomst. ‘Nee, meneer,’ zei hij, ‘brengt u uw camera's maar mee. We zullen ervoor betalen.’ En de ogen van de dominee dwaalden door het huis.
‘We roken en we drinken, dominee,’ zei Tois. ‘Maar we proberen fatsoenlijk te leven.’
‘Dat kan ik zien, meneer,’ antwoordde de dominee en hij schoof zijn das recht. Hij liet zijn ogen opnieuw ronddwalen en wendde zich toen spontaan tot Tois: ‘Heeft meneer ook vrede met de Here?’