[De Tweede Ronde 1995, nummer 4]
Voorwoord
In dit Zuidafrikaanse nummer Nederlands proza van twee vaste medewerkers, Pointl en Van Teylingen, een nieuw verhaal van Jaap Kranenborg en een debuut, van Peter Kruyswijk. Verrassend in deze rubriek is het romanfragment van Henk van Woerden, want hij is opgegroeid in Zuid-Afrika en zijn werk vormt daar de neerslag van, maar hij woont in Nederland, heeft het Nederlands als literair medium gekozen en is dus een Nederlands auteur.
Nederlandse poëzie bevat werk van twaalf dichters die regelmatig meewerken en één debutant, Leo van der Sterren. In Light Verse hebben Frits Criens, Karel van Eerd, Drs. P en Kees Stip zich door het thema Zuid-Afrika laten inspireren; er zijn bovendien bijdragen van drie Zuidafrikanen: Adam Small, Wilma Stockenström en Pieter-Dirk Uys (beter bekend als Evita Bezuidenhout). In deze rubriek ook een vertaling van Thomas Gray's beroemde kattengedicht - een fraai pendant van Small's ‘Requiem vir 'n mopshondtefie’.
Essay ontbreekt in dit nummer: de korte inleiding van gastredacteur Robert Dorsman (die alle Afrikaanse teksten heeft vertaald) gaat vooraf aan Vertaald proza. Dat proza ademt een opvallend fysieke, zintuiglijke sfeer en roept een wereld op - deels vertrouwd, deels exotisch - waarin regen een fruitige geur kan hebben en een bul-terriër knipoogt met zijn kont. Etienne van Heerden, de bekendste Afrikaanstalige auteur in ons land, is vertegenwoordigd met twee bijdragen; van de dichteres Antjie Krog publiceren we een fragment uit de novelle waarmee ze dezer dagen als prozaïste debuteert; ook is er een verhaal van Jeanne Goosen (van wie al het een en ander in het Nederlands is verschenen). Maar Rachelle GreefF, Marlene van Niekerk en Melvin Whitebooi zijn niet eerder in het Nederlands vertaald. Veel van het opgenomen proza dateert van na de Grote Ommekeer, maar gaat nog over het oude Zuid-Afrika (Whitebooi's verhaal vormt een aangrijpende uitzondering).
In Vertaalde poëzie werk van Breyten Breytenbach, Elisabeth Eybers, Antjie Krog, Clinton du Plessis en, opnieuw, Wilma Stockenström. Tegen de gewoonte in zijn de originelen groot afgedrukt, de vertalingen klein - het moge de taalverwantschap onderstrepen: deze poëzie laat zich voor een groot deel onvertaald savoureren, de Nederlandse versies vervullen slechts de rol van hulpmiddel. Alleen bij de gedichten van Elisabeth Eybers ontbreken ze, omdat de poëzie van deze nestrix van de Afrikaanse dichtkunst in ons land een dergelijk houvast nooit nodig heeft gehad. Wel zijn bij haar gedichten haar eigen Engelse versies verkleind afgedrukt.
Breyten Breytenbach danken we speciaal voor de bereidwilligheid waarmee hij, naast poëzie, werk heeft afgestaan voor de rubriek Tekeningen: fascinerende, soms fantasmagorische beelden. Tenslotte heeft dit nummer een eenmalige rubriek, Nostalgia, gewijd aan de lang verstorven weerklank in Nederland van de destijds zo roemruchte Boerenoorlogen.
Redactie