[De Tweede Ronde 1995, nummer 3]
Voorwoord
Dit nummer staat in het teken van de buitenlandse literatuur in Nederland. De auteurs, hierheen gekomen om uiteenlopende redenen van politieke aard, hebben de Werkgroep Wereldschrijvers opgericht, als onderdeel van de Nederlandse schrijversvakbond (VVL), en daarom draagt dit nummer de titel ‘Wereldnummer’: het vertaalde deel bevat bijdragen van auteurs uit twaalf landen. In Vertaald proza korte impressies van Snežana Bukal (die ons terzijde stond als gastredactrice), een evocatie van oorlogsnaweeën in Vietnam (van Cao Xuân Tu), een grimmig verhaal over de wereld van de illegale arbeid (Nasser Fakhteh), een groteske van Martha Manarini, van Nemanja Mitrović een beschrijving van Amsterdam dat mysterieus versmelt met Belgrado, lyrisch proza van Mario Parić en van Monica Savulescu een indringend verhaal over het gastarbeidersbestaan; Hussain Shahid, tenslotte, schetst een satirisch beeld van het letterkundig leven in een land van de derde wereld. In Vertaalde poëzie is er, opnieuw, werk van Cao Xuân Tu, Nasser Fakhteh en Monica Savulescu; daarnaast gedichten van Al-Modhiji, Duoduo en Irina Grivnina (een oude bekende in ons blad). Voetnoten bieden enige bi(bli)ografische informatie.
Julia Stoilova roept de wereld op van een in Nederland ontheemde Bulgaarse, maar haar verhaal staat in Nederlands proza, omdat ze in het Nederlands schrijft. Ook de overige bijdragen aan deze rubriek bevatten exotische elementen: Frans Pointl vervolgt zijn continuing story over de Nigeriaan Falami, Hendrik van Teylingen schrijft verder over zijn vroegere leven in Suriname; daarnaast is er het verhaal van debutant Theodor Prudon, dat speelt in het tsaristische Rusland, en een schets van Michaël Spaan die is gesitueerd in een onherbergzaam deel van Noorwegen. Manon Uphoff beschrijft aangrijpend haar belevenis met een uitheemse onbekende.
In Nederlandse poëzie en Light Verse werk van vijftien dichters, van wie sommigen zich door het thema van dit nummer hebben laten inspireren. Wij signaleren het debuut van Madeleine Mes en Frans Deschoemaeker. In Essay aandacht voor een terrein dat in Nederland lange tijd veronachtzaamd is geweest, de literatuur in het Afrikaans, en een beschouwing over Belgrado en Amsterdam van Zoran Djukanović. De beklemmende Tekeningen in dit nummer zijn van Ali Moussawi, uit Irak; de voorplaat reproduceert een eveneens uit Irak afkomstige schilder Davari.
Redactie