De Tweede Ronde. Jaargang 16(1995)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Nederlandse poëzie [pagina 41] [p. 41] Vier gedichten Kees Hermis Terug Je huisdieren naar het pension, ramen geblindeerd, deuren op slot, de telefoon uit het kontakt, de bel onklaar. Je eigen god. Een schuimend bad vol veiligheid van schoot en waterdamp gemaakt. Binnen bereik een fles cognac. Naakt weggegleden onder de warme rokken van de slaap. Geen bonzend uurwerk in je borst, maar lichaam waarvan het gewicht langzaam wordt opgeheven. Nu nog de navelstreng die dorst voorkomt, borg staat voor zorg, dus leven. [pagina 42] [p. 42] Reflectie Het water spreekt over een voet, een been, een kettingkast. Een voorwiel, spaken, halve romp brengt het in tijd ter sprake. Het water ziet, houdt vast, beschrijft hoe iemand zonder naam zich voortbeweegt, in rimpels praat. Zolang de fietser duurt, onthoudt het gretig wat het krijgt, bestaat waar het naar kijkt. Totdat zijn oog niet meer gevoed, sluitertijd, opname voorbij, het beeld weer wordt waar het voor staat. Het water doet wat het moet doen, verdampen en vergeten. Wat opdroogt, is er nooit geweest. Een mens wordt teruggesneden tot een vermoedelijk verleden in een lege straat. [pagina 43] [p. 43] Vliegen De golvende beweging van een vogel. Het zich omhoogvliegen - zoals het gasgeven en optrekken vanuit een lagere naar een hogere versnelling tot het moment van schakeling - de helling nemen, enigszins vertraagd drijvend over de top, om daarna in een versnelde glijvlucht omlaag te duiken, het dal door met genoeg vaart om tot de volgende helling geheel tot het einde toe uit te kunnen vliegen. Inademen en uitademen tot alle brand- stof is verbruikt; er geland wordt, aarde gemaakt, geen opvlucht meer wordt voorbereid. Einde beweging. Buiten de tijd. Op aardse schaal Zoals landbouwmachines in vol bedrijf zomeravonden vullen met gejank en gehuil, als zwijgende uilen het land achterlatend met reusachtige braakballen stro Zo ruist regen in de sloten, trekt weg in natte gordijnen van weemoed, schemering En geen waterdicht woord dat een vuist maakt, blijft drijven Geen spoor dat onuitwisbaar in de aarde staat gekramd; zelden de gloeiendhete beet van een meteoriet die de tijd overmeestert, sterker is dan een geheugen van gegoten ijzer. Vorige Volgende