Over César Vallejo
Robert Lemm
César Vallejo werd op 16 maart 1892 geboren in Santiago de Chuco, in het noorden van Peru, als de jongste van elf kinderen. Het milieu waarin hij opgroeide was godsdienstig en zijn familie verwachtte dat hij priester zou worden. Een geestelijke crisis veranderde zijn leven van richting. Op zijn achttiende begon hij letteren te studeren aan de Universiteit van Trujillo, maar financiële moeilijkheden dwongen hem tot werk in een mijn en, later, bij het onderwijs. In zijn vrije tijd schreef hij verzen en las hij Spaanse klassieken als Berceo, Quevedo, Lope de Vega, Tirso de Molina. De gedichten die hij vanaf 1915 regelmatig in een plaatselijke krant publiceerde, verschenen in 1918 onder de titel Los heraldos negros (‘De zwarte herauten’). Datzelfde jaar trok hij naar Lima, waar enige vooraanstaande literatuurkenners hun waardering voor zijn dichterschap uitspraken. Terug in zijn geboortestreek, raakte hij betrokken bij een familievete. Beschuldigd van brandstichting zuchtte hij drieëneenhalve maand in de gevangenis van Trujillo.
In 1922 deed hij een dichtbundel verschijnen die een definitieve breuk inhield met de heersende mode sinds Rubén Darío, vader van het Spaans-Amerikaanse modernismo. De naam van die bundel is Trilce. Dat woord betekent niets, maar zou volgens kenners te maken hebben met de Spaanse woorden tres en triste. Een jaar na Trilce verloor hij zijn werk als leraar te Lima en kreeg hij de kans om als correspondent van een krant naar Europa te reizen, de droom van alle Spaans-Amerikaanse schrijvers. Net als eens de Inca Garcilaso, zou César Vallejo nooit meer naar zijn vaderland terugkeren.
Over zijn verblijf in Europa, van 1923 tot 1938, is weinig bekend. In Parijs leidde hij een onopvallend bestaan. Hij kwam er in aanraking met vernieuwers van de dichtkunst, onder wie de Chileen Vicente Huidobro, die iets eerder dan Vallejo met het symbolisme had gebroken. Huidobro schreef behalve in het Spaans ook in het Frans - zoals voorheen de beruchte Isidore Ducasse uit Uruguay, alias Comte de Lautréamont. De Chileen voelde zich thuis bij surrealisten als Réverdy, Tzara, Breton, en betoogde dat de dichter niet moest typeren wat iedereen waarnam,