De Tweede Ronde. Jaargang 13
(1992)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 151]
| |
Vertaalde poëzie | |
[pagina 152]
| |
Orlando Furioso
| |
Canto 28
| |
[Italiaans]Donne, e voi che le donne avete in pregio,
per Dio, non date a questa istoria orecchia,
a questa che l'ostier dire in dispregio
e in vostra infamia e biasmo s'apparecchia;
ben che né macchia vi può dar né fregio
lingua sì vile, e sia l'usanza vecchia
che 'l volgare1 ignorante ognun riprenda,
e parli più di quel che meno intenda.
| |
2Schuif maar zo'n twintig pagina's terzijde;
Ook los daarvan begrijpt ge mijn poëem.
Turpino meldt het, ik wil het niet mijden:
Van jaloezie of kwade wil geen zweem!
Dat ik u liefheb kan ik u belijden
Op duizend wijzen en met zoet gefleem.
Mijn tong zal zeggen en mijn pen zal schrijven
Dat ik de uwe wens te zijn en blijven.
| |
[Italiaans]Lasciate questo canto, che senza esso
può star l'istoria, e non sarà men chiara.
Mettendolo Turpino, anch'io l'ho messo,
non per malivolenza né per gara.
Ch'io v'ami, oltre mia lingua che l'ha espresso,
che mai non fu di celebrarvi avara,
n'ho fatto mille prove; e v'ho dimostro
ch'io son, né potrei esser se non vostro.
| |
[pagina 153]
| |
3Sla heel dit canto over; wil beloven
Dat gij daar niets van leest; maar leest ge door,
Wil dan precies zoveel ervan geloven
Als droeg ik u een dwaas verzinsel voor.
Om nu terug te komen op wat boven
Gezegd is, het publiek spitste het oor
En mede om de ridder te bekoren
Bracht onze waard het volgende naar voren:
| |
[Italiaans]Passi, chi vuol, tre carte o quattro, senza
leggerne verso, e chi pur legger vuole,
gli dia quella medesima credenza
che si suol dare a finzioni e a fole.
Ma tornando al dir nostro, poi ch'udienza
apparecchiata vide a sue parole,
e darsi luogo incontra al cavalliero,
così l'istoria incominciò l'ostiero.
| |
4- Astolfo, na zijn broeders dood verheven
Tot koning van het Longobardisch rijk,
Was prachtig, in de lente van zijn leven,
En aan welhaast geen ander mens gelijk.
Geen schilder als Apelles zo bedreven
Of Zeuxis, toont dat in een huldeblijk.
Zijn schoonheid imponeerde alle mensen,
Maar ook zijn ijdelheid kende geen grenzen.
| |
[Italiaans]- Astolfo, re de' Longobardi, quello
a cui lasciò il fratel monaco2 il regno,
fu ne la giovinezza sua sì bello,
che mai poch'altri giunsero a quel segno.
N'avria a fatica un tal fatto a penello
Apelle, o Zeusi, o se v'è alcun più degno.
Bello era, ed a ciascun così parea:
ma di molto egli ancor più si tenea.
| |
5Het zei hem weinig dat hij in zijn hoge
Positie niemand als gelijke had;
Ook niet dat hij aan krijgsvolk en vermogen
Meer dan de vorsten in de buurt bezat;
Maar dat hij op allure wist te bogen
En elkeen hem de schoonste vond - kijk, dàt
Verheugde hem: de lofzang op zijn gratie
Verwierf altoos zijn volle concentratie.
| |
[Italiaans]Non stimava egli tanto per l'altezza
del grado suo, d'avere ognun minore;
né tanto, che di genti e di ricchezza,
di tutti i re vicini era il maggiore;
quanto che di presenza e di bellezza
avea per tutto 'l mondo il primo onore.
Godea di questo, udendosi dar loda,
quanto di cosa volentier più s'oda.
| |
6Met ridder Fausto uit het verre Rome,
Zijn hoveling en bovenal zijn vriend,
Placht hij in stille uren weg te dromen
In lof op eigen schoonheid, welverdiend;
Maar toen hij op een dag, zelfingenomen,
Hem vroeg of hij, nabij en verder ziend,
Een ander wist wiens charmes hij zo achtte,
Kreeg hij een antwoord dat hij niet verwachtte.
| |
[Italiaans]Tra gli altri di sua corte avea assai grato
Fausto Latini, un cavallier romano:
con cui sovente essendosi lodato
or del bel viso or de la bella mano,
ed avendolo un giorno domandato
se mai veduto avea, presso o lontano,
altro uom di forma così ben composto;
contra quel che credea, gli fu risposto.
| |
[pagina 154]
| |
7- Ik heb (zei ridder Fausto) steeds ervaren
En bovendien gehoord van iedereen
Dat weinigen uw schoonheid evenaren;
Die weinigen beperk ik nog tot één:
Een broer van mij, Giocondo. Al vergaren
Al uw rivalen minder lof, ik meen,
Hoe stralende gij ook uw glans ten toon spreidt,
Dat hij u evenaart, ja, klopt in schoonheid. -
| |
[Italiaans]- Dico (rispose Fausto) che secondo
ch'io veggo e che parlarne odo a ciascuno,
ne la bellezza hai pochi pari al mondo;
e questi pochi io li restringo in uno.
Quest'uno è un fratel mio, detto Iocondo.
Eccetto lui, ben crederò ch'ognuno
di beltà molto a dietro tu ti lassi;
ma questo sol credo t'adegui e passi. -
| |
8De koning was verbaasd dat te vernemen:
Hij dacht dat hij de schoonste was, voordien;
En uiteraard beving hem een extreme
Begeerte om die jongeling te zien.
Hij vroeg aan Fausto dat te ondernemen,
En of zijn broer zich reppen kon misschien.
Doch Fausto zag helaas problemen doemen;
De reden daarvan ging hij aanstonds noemen.
| |
[Italiaans]Al re parve impossibil cosa udire,
che sua la palma infin allora tenne;
e d'aver conoscenza alto desire
di sì lodato giovene gli venne.
Fe' sì con Fausto, che di far venire
quivi il fratel prometter gli convenne;
ben ch'a poterlo indur che ci venisse,
saria fatica, e la cagion gli disse:
| |
9Zijn broer was iemand die, kon Fausto melden,
Geen stap ooit buiten Rome had gezet,
En die door wat Fortuin beschikbaar stelde
Nooit in zijn kalm bestaantje was belet;
De door zijn vader nagelaten gelden
Had Fausto's broer vermeerderd noch verwed.
Pavia leek hem zeker onbereikbaar
En met het verre Rusland vergelijkbaar.
| |
[Italiaans]che 'l suo fratello era uom che mosso il piede
mai non avea di Roma alla sua vita,
che del ben che Fortuna gli concede,
tranquilla e senza affanni avea notrita:
la roba di che 'l padre il lasciò erede,
né mai cresciuta avea né minuita;
e che parrebbe a lui Pavia4 lontana
più che non parria a un altro ire alla Tana.5
| |
10Het gaf, zei Fausto, grote moeilijkheden
Hem los te weken van zijn lieve vrouw,
Daar warme liefde hen zo samensmeedde
Dat hij niets willen kon wat zij niet wou.
Doch Fausto had zijn koning trouw beleden
En zat, besefte hij, geducht in 't nauw.
De koning deed beloften, gaf geschenken,
Tot Fausto zich gedwongen zag te zwenken.
| |
[Italiaans]E la difficultà saria maggiore
a poterlo spiccar da la mogliere,
con cui legato era di tanto amore,
che non volendo lei, non può volere.
Pur per ubbidir lui che gli è signore,
disse d'andare e fare oltre il potere.
Giunse il re a' prieghi tali offerte e doni,
che di negar non gli lasciò ragioni.
| |
[pagina 155]
| |
11Hij reisde af en na niet vele dagen
Bereikte hij het ouderlijke dak,
Waar hij zijn broer meeslepend wist te vragen
Om mee te gaan, ondanks het ongemak.
Daartoe beschreef hij zonder te versagen,
Opdat zijn schoonzus hem niet tegensprak,
De hoge gunsten die haar zouden lonen,
De dank die haar zijn koning zou betonen.
| |
[Italiaans]Partisse, e in pochi giorni ritrovosse
dentro di Roma alle paterne case.
Quivi tanto pregò, che 'l fratel mosse
sì ch'a venire al re gli persuase;
e fece ancor (ben che diffidi fosse)
che la cognata tacita rimase,
proponendole il ben che n'usciria,
oltre ch'obligo sempre egli l'avria.
| |
12Giocondo koos een dag, een zeer nabije,
Vond paarden en bedienden naar zijn keus,
Liet van fluweel en zij gewaden snijen:
Bij schoonheid zijn die des te meer flatteus.
Des nachts lag naast hem vaak zijn vrouw te schreien,
Des daags riep ze bij wijlen furieus
Dat zij haar liefs nabijheid niet kon derven
En zo hij weg zou gaan, van smart zou sterven.
| |
[Italiaans]Fisse Iocondo alla partita il giorno:
trovò cavalli e servitori intanto;
vesti fe' far per comparire adorno,
chè talor cresce una beltà un bel manto.
La notte a lato, e 'l dì la moglie intorno,
con gli occhi ad or ad or pregni di pianto,
gli dice che non sa come patire
potrà tal lontananza e non morire;
| |
13Bij dat idee bleek haar een pijn te kwellen
Alsof haar hart gerukt werd uit haar lijf.
Giocondo voelde ook de tranen wellen
En sprak: - Ach ween toch niet, mijn dierbaar wijf!
Ik zweer en wil je zo tevreden stellen
Dat ik twee maanden bij de koning blijf;
Geen dagje langer laat ik jou verkwijnen,
Al schonk hij mij de helft van zijn domeinen. -
| |
[Italiaans]che pensandovi sol, da la radice
sveller si sente il cor nel lato manco.
- Deh, vita mia, non piagnere (le dice
Iocondo, e seco piagne egli non manco);
così mi sia questo camin felice,
come tornar vo' fra duo mesi almanco:
né mi faria passar d'un giorno il segno,
se mi donasse il re mezzo il suo regno.-
| |
14Zij liet haar tranen ongebreideld lopen
En jammerde dat dat te lang zou zijn,
En dat zij met de dood het zou bekopen
Dat hij haar achterliet met haar chagrijn.
De smart begon haar nu alreeds te slopen,
Ze at niet, sliep niet door die hartepijn.
Dat ging zo door totdat het hem berouwde
Dat hij 't beloofd had en zijn woord moest houden.
| |
[Italiaans]Né la donna perciò si riconforta:
dice che troppo termine sì piglia;
e s'al ritorno non la trova morta,
esser non può se non gran maraviglia.
Non lascia il duol che giorni e notte porta,
che gustar cibo, e chiuder possa ciglia;
tal che per la pietà Iocondo spesso
si pente ch'ai fratello abbia promesso.
| |
[pagina 156]
| |
15Zij nam van rond haar hals een gouden keten,
Waaraan een kruisje hing, zeer noemenswaard,
Dat door een vreemdeling uit de Sudeten
Met vele relikwieën was verzwaard.
Haar vader had die man welkom geheten
Toen hij passeerde op een bedevaart.
De zieke pelgrim was bij hen gestorven;
Zo had haar vader toen dat kruis verworven.
| |
[Italiaans]Dal collo un suo monile ella si sciolse,
ch'una crocetta avea ricca di gemme,
e di sante reliquie che raccolse
in molti luoghi un peregrin boemme;6
ed il padre di lei, ch'in casa il tolse
tornando infermo, di Ierusalemme,
venendo a morte poi ne lasciò erede:
questa levossi ed al marito diede.
| |
16Zij vroeg haar man dit sieraad te aanvaarden
En 't altoos mee te dragen op zijn tocht.
De man begreep van dit geschenk de waarde,
Al was hij aan zijn vrouw zozeer verknocht
Dat tijd en afstand hem geen zorgen baarden:
Hij dacht aan haar bij elke ademtocht.
Geen lotgevallen, geen belevenissen,
Niets kon haar beeld ooit uit zijn hersens wissen.
| |
[Italiaans]E che la porti per suo amore al collo
lo prega, sì che ognor gli ne sovenga.
Piacque il dono al marito, ed accettollo;
non perché dar ricordo gli convenga:7
che né tempo né assenza mai dar crollo,
né buona o ria fortuna che gli avenga,
potrà a quella memoria salda e forte
c'ha di lei sempre, e avrà dopo la morte.
| |
17De nacht voor het vertrek waarvan wij schrijven,
Waarna hij dus moest scheiden van zijn lief,
Kon zij de daad niet vaak genoeg bedrijven
En ook haar man was continu actief.
Geslapen werd er niet, en zo rond vijven
Nam hij de laatste keer 't initiatief.
Toen klom hij op zijn paard en snelde henen;
Zijn vrouw was fluks weer naar haar bed verdwenen.
| |
[Italiaans]La notte ch'andò inanzi a quella aurora
che fu il termine estremo alla partenza,
al suo Iocondo par ch'in braccio muora
la moglie, che n'ha tosto da star senza.
Mai non si dorme; e inanzi al giorno un'ora
viene il marito all'ultima licenza.
Montò a cavallo e si partì in effetto;
e la moglier si ricorcò nel letto.
| |
18Een half uur later op die vroege morgen
Dacht onze ruiter plots weer aan het kruis,
Dat hij voor 't slapengaan goed had verborgen
In 't bed waar nu zijn vrouw sliep, in zijn huis.
- Hoe kan ik (sprak hij voor zich heen) nu zorgen
Dat mij geen blaam treft wegens dit abuis?
Mijn vrouwtje zal wellicht jeremiëren
Dat ik haar liefdespand niet kon waarderen. -
| |
[Italiaans]Iocondo ancor duo miglia ito non era,
che gli venne la croce raccordata,
ch'avea sotto il guancial messo la sera,
poi per oblivion l'avea lasciata.
- Lasso! (dicea tra sé) di che maniera
troverò scusa che mi sia accettata,
che mia moglie non creda che gradito
poco da me sia l'amor suo infinito? -
| |
[pagina 157]
| |
19Hij peinst en kwelt zijn hersens bovenmate,
Doch weet dat elk excuus helaas mankeert,
En dat geen fraaie woorden zullen baten
Als hij 't niet hoogstpersoonlijk expliceert.
Hij stopt, en zegt dan tot zijn broer, gelaten:
- Ik maak gedwongen even rechtsomkeert.
Reis jij vast naar Baccano, overnacht daar;
Ik haal je in zo snel ik kan, dus wacht maar.
| |
[Italiaans]Pensa la scusa, e poi gli cade in mente
che non sarà accettabile né buona,
mandi famigli, mandivi altra gente,
s'egli medesmo non vi va in persona.
Si ferma, e al fratel dice: - Or pianamente
fin a Baccano8 al primo albergo sprona;
che dentro a Roma è forza ch'io rivada:
e credo anco di giugnerti per strada.
| |
20Ik moet dit doen; ik kan het niet vermijden.
Wees niet bezorgd: ik keer snel als de wind. -
Hij vroeg geen dienaar hem te begeleiden,
Nam wuivend afscheid en verdween gezwind.
Bij Rome, van de brug aan gene zijde,
Had reeds de zon de hemel rood getint.
Toen hij na aankomst van zijn paard afdaalde,
wist hij dat in haar bed zijn vrouw nog draalde.
| |
[Italiaans]Non potria fare altri il bisogno mio:
né dubitar, ch'io sarò tosto teco. -
Voltò il ronzin di trotto, e disse a Dio;
né de' famigli suoi volse alcun seco.
Già cominciava, quando passò il rio,9
dinanzi al sole a fuggir l'aer cieco.
Smonta in casa, va al letto, e la consorte
quivi ritrova addormentata forte.
| |
21Hij sloop op kousevoeten zacht naar boven
En keek geluidloos om de hoek, attent,
Maar kon zijn eigen ogen niet geloven:
Zijn trouwe vrouw lag naast een jonge vent.
Hij zag, toen hij het laken had verschoven,
Dat hij hem vele jaren had gekend:
Het was een bij hen opgegroeide jongen
Die zich als arme knecht had ingedrongen.
| |
[Italiaans]La cortina levò senza far motto,
e vide quel che men veder credea:
che la sua casta e fedel moglie, sotto
la coltre, in braccio a un giovene giacea.
Riconobbe l'adultero di botto,
per la pratica lunga che n'avea;
ch'era de la famiglia sua un garzone,
allevato da lui, d'umil nazione.
| |
22Het is veel beter dit verhaal te horen
Vertellen uit een derde, vierde hand,
Dan dat het noodlot ons zou zijn beschoren
Zulk leed te voelen, zo exorbitant.
De twee gelieven in hun bloed te smoren,
Door die wens werd Giocondo overmand,
Maar liefde voor zijn vuige echtgenote
Deed hem die aandrang even snel verstoten.
| |
[Italiaans]S'attonito restasse e malcontento,
meglio è pensarlo e farne fede altrui,
ch'esserne mai per far l'esperimento
che con suo gran dolor ne fe' costui.
Da lo sdegno assalito, ebbe talento
di trar la spada e uccidergli ambedui:
ma da l'amor che porta, al suo dispetto,
all'ingrata moglier, gli fu interdetto.
| |
[pagina 158]
| |
23Die snode Liefde deed hem ras beschikken
(Zo was hij weer voor die tiran gezwicht!)
Haar niet te wekken, want zij mocht eens schrikken,
Als zij hem staan zag in het ochtendlicht.
Hij liep naar buiten zonder nog te kikken,
Besteeg zijn paard, verdween uit het gezicht.
Door smart gekweld bleef hij zijn rijdier kwellen
Tot bij de herberg van zijn metgezellen.
| |
[Italiaans]Né lo lasciò questo ribaldo Amore
(vedi se sì l'avea fatto vasallo)
destarla pur, per non le dar dolore
che fosse da lui colta in sì gran fallo.
Quanto poté più tacito uscì fuore,
scese le scale, e rimontò a cavallo;
e punto egli d'amor, così lo punse,10
ch'all'albergo non fu, che 'l fratel giunse.
| |
24Eenieder zag: hem was iets overkomen;
Hij zat er zichtbaar door in zak en as.
Men dorst helaas niet vragen zonder schromen
Naar zijn belevenissen van zopas.
Wie weet of hij was weergekeerd naar Rome
Of dat hij horendol geworden was.
Dat liefde oorzaak was kon men slechts raden;
Giocondo zweeg over zijn escapade.
| |
[Italiaans]Cambiato a tutti parve esser nel volto;
vider tutti che 'l cor non avea lieto:
ma non v'è chi s'apponga11 già di molto,
e possa penetrar nel suo secreto.
Credeano che da lor si fosse tolto
per gire a Roma, e gito era a Corneto.12
Ch'amor sia del mal causa ognun s'avisa;
ma non è già chi dir sappia in che guisa.
| |
25Men gist dat hem een hartepijn inzake
Het eenzaam blijven van zijn vrouw verwondt;
Maar daarvan is juist helemaal geen sprake,
Daar hij zijn gade in gezelschap vond.
Met fronsend voorhoofd en betraande kaken
Staart onze held neerslachtig naar de grond;
Zijn broer vorst naar de reden van dat treuren
En vruchteloos tracht hij hem op te beuren.
| |
[Italiaans]Estimasi il fratel, che dolor abbia
d'aver la moglie sua sola lasciata;
e pel contrario duolsi egli ed arrabbia
che rimasa era troppo accompagnata.
Con fronte crespa e con gonfiate labbia
sta l'infelice, e sol la terra guata.
Fausto ch'a confortarlo usa ogni prova,
perché non sa la causa, poca giova.
| |
26Door steeds maar van zijn broeders vrouw te spreken
Is 't of hij zout in open wonden strooit,
Of hij het mes in bloedend vlees blijft steken,
Zodat genezing nooit haar werk voltooit.
Het leed doet nu Giocondo's fleur verbleken,
Geen uur van dag of nacht vertroost hem ooit.
De schoonheid die hem eer heeft opgeluisterd
Vervaagt en raakt door droefenis verduisterd.
| |
[Italiaans]Di contrario liquor la piaga gli unge,
e dove tor dovria, gli accresce doglie;
dove dovria saldar, più l'apre e punge:
questo gli fa col ricordar la moglie.
Né posa dì né notte: il sonno lunge
fugge col gusto, e mai non si raccoglie:
e la faccia, che dianzi era sì bella,
si cangia sì, che più non sembra quella.
| |
[pagina 159]
| |
27Zijn ogen lijken in hun kas gezonken,
Zijn neus gegroeid in 't benige gelaat;
Zijn schoonheid is zo mateloos geslonken
Dat zij geen vergelijking meer doorstaat.
De smart doet koortsen door zijn lichaam ronken,
Maar rust in Siena noch Florence baat;
Zoals geplukte rozen ras verdrogen,
Is wat hem rest aan schoons nu fluks vervlogen.
| |
[Italiaans]Par che gli occhi se ascondili ne la testa;
cresciuto il naso par nel viso scarno:
de la beltà sì poca gli ne resta,
che ne potrà far paragone indarno.
Col duol venne una febbre sì molesta,
che lo fe' soggiornar all'Arbia e all'Arno:13
e se di bello avea serbata cosa,
tosto restò come al sol colta rosa.
| |
28Dus Fausto draagt het schaamrood op zijn konen
Terwijl zijn broeder zilte tranen plengt;
De koning zal hem zeker niet belonen
Als hij hem zijn paradepaardje brengt.
Hij had beloofd de mooiste man te tonen
En toont er een van wie de aanblik krenkt.
Maar zonder voor die zwarigheid te wijken
Weet Fausto toch Pavia te bereiken.
| |
[Italiaans]Oltre ch'a Fausto incresca del fratello
che veggia a simil termine condutto,
via più gl'incresce che bugiardo a quello
principe, a chi lodollo, parrà in tutto:
mostrar di tutti gli uomini il più bello
gli avea promesso, e mostrerà il più brutto.
Ma pur continuando la sua via,
seco lo trasse al fin dentro a Pavia.
| |
29Om nu de koning minder te verrassen
En niet een al te slecht figuur te slaan,
Deed hij bij voorbaat kond van zijn impasse
En van hetgene dat was misgegaan:
Dat, tegen leed en koorts niet opgewassen,
Zijn broeders schoonheid was tenietgegaan
En deze als rivaal niet meer gevreesd was,
Daar hij niet langer was wie hij geweest was.
| |
[Italiaans]Già non vuol che lo vegga il re improviso,
per non mostrarsi di giudicio privo:
ma per lettere inanzi gli dà aviso
che 'l suo fratel ne viene a pena vivo;
e ch'era stato all'aria del bel viso
un affanno di cor tanto nocivo,
accompagnato da una febbre ria,
che più non parea quel ch'esser solia.
| |
30De koning, die Giocondo's komst begeerde
Als ging het om een vriend, was danig blij,
Daar niets hem meer ter wereld amuseerde
Dan zulk een pracht te treffen aan zijn zij.
Ook deed hem deugd dat die gerenommeerde
Adonis minder beeldig bleek dan hij;
Doch dat Giocondo hem zou overtreffen
Zo hij niet ziek was, wist hij te beseffen.
| |
[Italiaans]Grata ebbe la venuta di Iocondo
quanto potesse il re d'amico avere;
che non avea desiderato al mondo
cosa altretanto, che di lui vedere.
Né gli spiace vederselo secondo,
e di bellezza dietro rimanere;
ben che conosca, se non fosse il male,
che gli saria superiore o uguale.
| |
[pagina 160]
| |
31Zo wordt Giocondo aan het hof ontvangen
En daaglijks klopt de koning op zijn deur,
Laat zich elk uur berichten van zijn gangen
En schenkt hem veel bewijzen van faveur.
Giocondo kwijnt van smart en doodsverlangen,
Staag denkend aan zijn vrouw en zijn malheur;
Geen spel en geen muziek verzet zijn zinnen
Of kan zijn diepe droefheid overwinnen.
| |
[Italiaans]Giunto, lo fa alloggiar nel suo palagio,
lo visita ogni giorno, ogni ora n'ode;
fa gran provision14 che stia con agio,
e d'onorarlo assai si studia e gode.
Langue Iocondo, che 'l pensier malvagio
c'ha de la ria moglier, sempre lo rode:
né 'l veder giochi né musici udire,
dramma15 del suo dolor può minuire.
| |
32Zijn kamers op de bovenste etage
Bevinden zich vlak naast een oude zaal;
Daar zit hij vaak (want elke entourage
En elk genoegen lijkt hem marginaal).
Hij peinst er droevig over de ravage
Hem aangedaan als door een bliksemstraal.
Daar ziet hij iets ('t is bijna niet te gissen)
Dat hem geneest van zijn bekommernissen.
| |
[Italiaans]Le stanze sue, che sono appresso al tetto
l'ultime, inanzi hanno una sala antica.
Quivi solingo (perché ogni diletto,
perch'ogni compagnia prova nimica)
si ritraea, sempre aggiungendo al petto
di più gravi pensier nuova fatica:
e trovò quivi (or chi lo crederia?)
chi lo sanò de la sua piaga ria.
| |
33De luiken in die zaal gaan zelden open,
Zodat het duister in de ruimte draalt.
Giocondo ziet dat kieren zijn geslopen
In 't pleister van een wand, waar licht uit straalt;
Hij kijkt er door en ziet, roodaangelopen,
Iets waarvan niemand hem nog heeft verhaald;
En had men dat gedaan, hij zou niet denken
Dat hij aan dat relaas geloof kon schenken.
| |
[Italiaans]In capo de la sala, ove è più scuro
(che non vi s'usa le finestre aprire,)
vede che 'l palco16 mal si giunge al muro,
e fa d'aria più chiara un raggio uscire.
Pon l'occhio quindi, e vede quel che duro
a creder fôra a chi l'udisse dire:
non l'ode egli d'altrui, ma se lo vede;
ed anco agli occhi suoi propri non crede.
| |
34Het was door deze kier dat hij aanschouwde
De mooiste kamer van de koningin,
Waar slechts ontvangen werd wie zij vertrouwde;
Geen enkel ander kwam die kamer in.
Het schouwspel dat zich voor zijn oog ontvouwde
Betrof een dwerg en haar in 't spel der min;
Die kromme dwerg was zeker niet verlegen:
Hij had de koningin zowaar bestegen.
| |
[Italiaans]Quindi scopria de la regina tutta
la più secreta stanza e la più bella,
ove persona non verria introdutta,
se per molto fedel non l'avesse ella.
Quindi mirando vide in strana lutta
ch'un nano aviticchiato era con quella:
ed era quel piccin stato sì dotto,
che la regina avea messa di sotto.
| |
[pagina 161]
| |
35Giocondo stond zich hevig te verbazen,
Het schouwspel trof hem als een mokerslag;
Allengs begreep hij dat dit dolle razen
Geen droombeeld was, zo midden op de dag.
Zo'n lelijk monster brengt haar in extase,
(Dat dacht hij, toen hij haar zo bezig zag),
Die toch een man heeft, rijker, mooier, jonger,
Een hoge vorst! Ach, wat een liefdeshonger!
| |
[Italiaans]Attonito Iocondo e stupefatto,
e credendo sognarsi, un pezzo stette;
e quando vide pur che gli era in fatto
e non in sogno, a se stesso credette.
- A uno sgrignuto17 mostro e contrafatto
dunque (disse) costei si sottomette,
che 'l maggior re del mondo ha per marito,
più bello e più cortese? oh che appetitol -
| |
36Een plots begrip deed hem naar adem happen
Omtrent zijn gade en zijn lange rouw:
Toen hij haar met een minnaar moest betrappen
Was dat geen kwestie van gebrek aan trouw,
Maar puur van aangeboren eigenschappen,
Daar één man niet genoeg is voor een vrouw.
Maar goed, al zijn ze allemaal perfide,
De zijne minde toch geen invalide.
| |
[Italiaans]E de la moglie sua, che così spesso
più d'ogn'altra biasmava, ricordosse,
perché 'l ragazzo18 s'avea tolto appresso:
ed or gli parve che escusabil fosse.
Non era colpa sua più che del sesso,
che d'un solo uomo mai non contentosse:
e s'han tutte una macchia d'uno inchiostro,
almen la sua non s'avea tolto un mostro.
| |
37Zo rond hetzelfde uur, een etmaal later,
Ging hij nieuwsgierig naar die plek weerom
En zag de koningin weer met de sater,
Die haar, gelijk de dag daarvoor, beklom.
Dat ging zo dag na dag en steeds kordater
Bespiedde hij het paar in 't heiligdom.
Het vreemdste vond hij dat de koningin de
Pygmee verweet dat hij haar niet beminde.
| |
[Italiaans]Il dì seguente, alla medesima ora,
al medesimo loco fa ritorno;
e la regina e il nano vede ancora,
che fanno al re pur il medesmo scorno.
Trova l'altro dì ancor che si lavora,
e l'altro; e al fin non si fa festa giorno;
e la regina (che gli par più strano)
sempre si duol che poco l'ami il nano.
| |
38Ook kwam hem door die kier een dag ter ore
Hoe zeer zij leed: zij klaagde steen en been,
Daar zij haar dienstmeid twee keer had bezworen
De dwerg te roepen, die maar niet verscheen.
De derde keer moest zij de boodschap horen
Dat hij slechts oog had voor de dobbelsteen;
Het ging om geld, hij wou geen sou verliezen:
Tot nader order moest de dame kniezen.
| |
[Italiaans]Stette fra gli altri un giorno a veder, ch'ella
era turbata e in gran malenconia,
che due volte chiamar per la donzella
il nano fatto avea, n'ancor venìa.
Mandò la terza volta, ed udì quella,
che: - Madonna, egli giuoca (riferia);
e per non stare in perdita d'un soldo,
a voi niega venire il manigoldo. -
| |
[pagina 162]
| |
39Giocondo was bij toverslag genezen,
Verdwenen waren tranen en chagrijn;
Want wie Giocondo heet, moet vrolijk wezen
En wederom kon hij thans vrolijk zijn.
Het ging hem weldra zozeer naar den vleze
Dat hij weer zwol gelijk een cherubijn;
De koning, broeder Fausto, alle vrienden
Verbaasden zich, die grote omkeer ziende.
| |
[Italiaans]A sì strano spettacolo Iocondo
raserena la fronte e gli occhi e il viso;
e quale in nome, diventò giocondo
d'effetto ancora, e tornò il pianto in riso.
Allegro torna e grasse e rubicondo,
che sembra un cherùbin del paradiso;
che 'l re, il fratello e tutta la famiglia
di tal mutazion si maraviglia.
| |
40De koning wou de reden daarvan weten,
De loop der zaak beviel hem wonderwel.
Giocondo was nochtans ietwat gespleten:
Hij moest het wel vertellen, ja, maar stel
Dat dan de koning later zeer verbeten
Zijn vrouw zou straffen voor haar overspel.
Om dus te spreken zonder haar te deren
Liet hij de koning bij de hostie zweren.
| |
[Italiaans]Se da Iocondo il re bramava udire
onde venisse il subito conforto,
non men Iocondo lo bramava dire,
e fare il re di tanta ingiuria accorto;
ma non vorria che, più di sé, punire
volesse il re la moglie di quel torto;
sì che per dirìo e non far danno a lei,
il re fece giurar su l'agnusdei.19
| |
41Hij liet hem zweren dat hij nooit zou spreken
Van wat Giocondo hem zou laten zien
En dat hij niet in woede zou ontsteken
En ook niet los zou barsten in gegrien
En bovenal dat hij zich niet zou wreken,
Niet nu meteen en zeker niet nadien;
Ze hielden voor de onverlaat verholen
Te weten van zijn wulpse capriolen.
| |
[Italiaans]Giurar lo fe' che né per cosa detta,
né che gli sia mostrata che gli spiaccia,
ancor ch'egli conosca che diretta-
mente a sua Maestà danno si faccia,
tardi o per tempo mai farà vendetta;
e di più vuole ancor che se ne taccia,
sì che né il malfattor giamai comprenda
in fatto o in detto, che 'l re il caso intenda.
| |
42De koning, die de waarheid niet bevroedde,
Zwoer overtuigd een uitgebreide eed,
Waarna Giocondo hem in arren moede
Vertelde waarom hij voorheen zo leed
En hoe hij tot zijn smart en grote woede
Zijn vrouw in bed aantrof met die proleet,
Dat van verdriet hij toen haast weggeteerd was,
Maar dat het tij nu onverhoeds gekeerd was.
| |
[Italiaans]Il re, ch'ogn'altra cosa, se non questa,
creder patria, gli giurò largamente.
Iocondo la cagion gli manifesta,
ond'era molti dì stato dolente:
perché trovata avea la disonesta
sua moglie in braccio d'un suo vil sergente;
e che tal pena al fin l'avrebbe morto,
se tardato a venir fosse il conforto.
| |
[pagina 163]
| |
43Want aan Astolfo's hof had hij gevonden
Vertroosting voor dat hevig hartewee:
Hoezeer ook zijn vertrouwen was geschonden,
Niet hij alleen zat zo in de puree.
Dat alles zei hij, tot ze samen stonden
Te kijken door de kier hoe, hupsakee,
Een lelijk man van zeer geringe grootte
Daar paardje reed op 's konings echtgenote.
| |
[Italiaans]Ma in casa di sua Altezza avea veduto
cosa che molto gli scemava il duolo;
che se bene in obbrobrio era caduto,
era almen certo di non v'esser solo.
Così dicendo, e al bucolin venuto,
gli dimostrò il bruttissimo omiciuolo
che la giumenta altrui sotto si tiene,
tocca di sproni e fa giuocar di schene.
| |
44Gij zult, zo weet ik, blindelings geloven
Dat deze klap de koning hevig trof.
Hij was voorwaar totaal ondersteboven
En 't leek alsof hij razend werd, alsof
De schok hem van zijn zinnen zou beroven
En hij ineen zou storten met een plof;
Doch smoren moest hij toorn en jammerklachten,
Omdat hij zijn belofte moest betrachten.
| |
[Italiaans]Se parve al re vituperoso l'atto,
lo crederete ben, senza ch'io 'l giuri.
Ne fu per arrabbiar, per venir matto;
ne fu per dar del capo in tutti i muri;
fu per gridar, fu per non stare al patto:
ma forza è che la bocca al fin si turi,
e che l'ira trangugi amara ed acra,
poi che giurato avea su l'ostia sacra.
| |
45- Wat moet ik doen? Och broeder, wil mij raden
(Zo sprak hij). Aangezien je mij verbiedt
Dat ik mij passend wreek, zonder genade,
Koel ik zo mijn gerechte gramschap niet!
- Mee! sprak zijn vriend. Weg van die geile gaden!
Er ligt voor ons een taak in het verschiet:
Zien of al 't vrouwvolk zwak is. En ten tweede,
Hun mannen aandoen wat zij ons aandeden.
| |
[Italiaans]- Che debbo far,20 che mi consigli, frate,
(disse a Iocondo), poi che tu mi tolli
che con degna vendetta e crudeltate
questa giustissima ira io non satolli? -
- Lasciàn (disse Iocondo) queste ingrate,
e proviam se son l'altre così molli:
facciàn de le lor femine ad altrui
quel ch'altri de le nostre han fatto a nui.
| |
46Jong zijn we allebei, en met figuren
Waarvan je geen gelijke vinden kunt.
Geen vrouw bestaat er die ons weg zal sturen
Als zij zo'n lomperd wel haar liefde gunt.
En mochten jeugd en schoonheid het bezuren,
Dan lukt het zeker met geschenk of munt.
Ik wil dat je niet huiswaarts keert alvorens
Je duizend mannen hebt voorzien van horens.
| |
[Italiaans]Ambi gioveni siamo, e di bellezza,
che facilmente non troviamo pari.
Qual femina sarà che n'usi asprezza,
se contra i brutti ancor non han ripari?
Se beltà non varrà né giovinezza,
varranne almen l'aver con noi danari.
Non vo' che torni, che non abbi prima
di mille moglie altrui la spoglia opima.
| |
[pagina 164]
| |
47Lang weg te zijn, door verre landen dwalen,
Van vreemde vrouwen de intimiteit,
Dat alles heeft het hart van liefdeskwalen
Zo menigmaal gezuiverd en bevrijd. -
De koning valt hem bij, ja zonder dralen
Wil hij op pad en in de kortste tijd
Vertrekt hij, met de bloem aller Romeinen
En in gezelschap van twee paladijnen.
| |
[Italiaans]La lunga assenza, il veder vari luoghi,
praticare altre femine di fuore,
par che sovente disacerbi e sfoghi
de l'amorose passioni il core. -
Lauda il parer, né vuol che si proròghi
il re l'andata; e fra pochissime ore,
con due scudieri, oltre alla compagnia
del cavallier roman, si mette in via.
| |
48Vermomd zijn zij Italië rondgetogen,
Frankrijk en Vlaanderen en Engeland.
Kregen zij mooie ogen onder ogen,
Dan was de koning allerwege klant.
Alles te mogen kostte geen vermogen,
Dikwijls wees men hun fooien van de hand.
Vaak had een gunst een hoofs verzoek van node,
Vaak werd zij ongebeden aangeboden.
| |
[Italiaans]Travestiti cercaro Italia, Francia,
le terre de' Fiaminghi e de l'Inglesi;
e quante ne vedean di bella guancia,
trovavan tutte ai prieghi lor cortesi.
Davano, e dato loro era la mancia;21
e spesso rimetteano i danar spesi.
Da loro pregate foro molte, e foro
anch'altretante che pregaron loro.
| |
49Een maand, soms twee, in elk van die landouwen
Heeft de conclusie voor hen vast doen staan:
Zij troffen net zo min bij vreemde vrouwen
Als bij hun eigen, trouw en kuisheid aan.
Ook ging het beiden na een tijd benauwen
Steeds nieuwe aan de haak te moeten slaan,
Met alle risico uit vreemde bedden
Ternauwernood het vege lijf te redden.
| |
[Italiaans]In questa terra un mese, in quella dui
soggiornando, accertarsi a vera prova
che non men ne le lor, che ne l'altrui
femine, fede e castità si trova.
Dopo alcun tempo increbbe ad ambedui
di sempre procacciar di cosa nuova;
che mal poteano entrar ne l'altrui porte,
senza mettersi a rischio de la morte.
| |
50't Is zaak te zoeken naar één vrouw die beiden
Bekoort door schoonheid en gedrag, en die
Tot onderling genot valt te verleiden
Zonder het minste spoor van jaloezie.
- Bij jou alleen zou ik er niet door lijden
Als jij je schaart onder haar intimi,
Nu er (zo sprak de koning tot de ridder)
Geen vrouw voldaan wordt door slechts één aanbidder.
| |
[Italiaans]Gli è meglio una trovarne che di faccia
e di costumi ad ambi grata sia;
che lor communemente sodisfaccia,
e non n'abbin d'aver mai gelosia.
- E perché (dicea il re) vo' che mi spiaccia
aver più te ch'un altro in compagnia?
So ben ch'in tutto il gran femineo stuolo
una non è che stia contenta a un solo.
| |
[pagina 165]
| |
51Bij één vrouw zal men nooit zijn kruit verschieten,
Maar als de aandrift er normaal om vraagt,
Zullen wij haar in alle rust genieten,
Omdat ons nimmer twist of tweedracht plaagt.
En haar zal dat al evenmin verdrieten:
Het lijkt mij dat een vrouw veel minder klaagt
Indien twee eega's steeds voor haar in touw zijn;
Ook zou zij twee man, meer dan eentje, trouw zijn. -
| |
[Italiaans]Una, senza sforzar nostro potere,
ma quando il natural bisogno inviti,
in festa goderemoci e in piacere,
che mai contese non avren né liti.
Né credo che si debba ella dolere:
che s'anco ogn'altra avesse duo mariti,
più ch'ad un solo, a duo saria fedele;
né forse s'udirian tante querele. -
| |
52De ridder prees de koning hemelhoog, want
Diens plan vervulde hem met groot plezier.
Zij speurden rond in laagland en in hoogland
En kregen eindelijk in het vizier
Wie vlekkeloos voldeed aan hun betoogtrant:
Een dochter van een Spaanse herbergier.
Valencia's haven, daar stond zijn taveerne,
En even lief als mooi was deze deerne.
| |
[Italiaans]Di quel che disse il re, molto contento
rimaner parve il giovine romano.
Dunque fermati in tal proponimento,
cercar molte montagne e molto piano:
trovaro al fin, secondo il loro intento,
una figliuola d'uno ostiero ispano,
che tenea albergo al porto di Valenza,
bella di modi e bella di presenza.
| |
53Zij was nog in de lente van haar jaren,
Gelijk een bloesemknop, zo pril, zo zacht.
Haar vader, steeds bedreigd door de gevaren
Van armoe die zijn talrijk kroost hem bracht,
Liet zich bepraten zonder veel bezwaren
En gaf het meisje over in hun macht:
Zij mochten met haar gaan naar hun genoegen,
Mits zij zich passend jegens haar gedroegen.
| |
[Italiaans]Era ancor sul fiorir di primavera
sua tenerella e quasi acerba etade.
Di molti figli il padre aggravat'era,
e nimico mortai di povertade;
sì ch'a disporlo fu cosa leggiera,
che desse lor la figlia in potestade;
ch'ove piacesse lor potesson trarla,
poi che promesso avean di ben trattarla.
| |
54Zij namen 't kind en hebben het eendrachtig
Afwisselend bemand, goedgehumeurd,
Als twee blaasbalgen die een vuurhaard krachtig
Aanjagen, om en om, elk op zijn beurt.
Een reisplan volgt: heel Spanje zien. Ook prachtig
Zou Afrika zijn. Aldus goedgekeurd:
Eén dagreis van Valencia, en ze kwamen
Te Játiva, waar zij een herberg namen.
| |
[Italiaans]Pigliano la fanciulla, e piacer n'hanno
or l'un or l'altro in caritade e in pace,
come a vicenda i mantici che danno,
or l'uno or l'altro, fiato alla fornace.
Per veder tutta Spagna indi ne vanno,
e passar poi nel regno di Siface;22
e 'l dì che da Valenza si partiro,
ad albergare a Zattiva23 veniro.
| |
[pagina 166]
| |
55De heren doen de stad, zien een paleisje,
Een straat, een kerk, wat huizen aan een plein;
Hun vaste recreatie bij dit reisje,
In streken waar zij onbekend mee zijn.
Intussen, in de herberg, staat het meisje
De knechts terzijde en de kastelein:
Het bed wordt opgemaakt, de paarden worden
Geroskamd, op de tafel dampen borden.
| |
[Italiaans]I patroni a veder strade e palazzi
ne vanno, e lochi publici e divini;
ch'usanza han di pigliar simil solazzi
in ogni terra ove entran peregrini;
e la fanciulla resta coi ragazzi.
Altri i letti, altri acconciano i ronzini,
altri hanno cura che sia alla tornata
dei signor lor la cena apparecchiata.
| |
56Nu werkte in dat logement een jongen
Die eerder bij haar vader had gediend
En toen vol hartstocht zo had aangedrongen
Dat zij hem nam; het was haar eerste vriend.
Zij keken naar elkaar, maar steels, gedwongen
Te veinzen, opdat geen, hen samenziend,
Iets merkte. Pas toen men was opgebroken
Van tafel, hebben zij elkaar gesproken.
| |
[Italiaans]Ne l'albergo un garzon stava per fante,
ch'in casa de la giovene già stette
a' servigi del padre, e d'essa amante
fu da' primi anni, e del suo amor godette.
Ben s'adocchiar, ma non ne fer sembiante,
ch'esser notato ognun di lor temette:
ma tosto ch'i patroni e la famiglia
lor dieron luogo, alzar tra lor le ciglia.
| |
57De knaap vroeg in welk bed zij sliep, en tevens
Met wie van die twee heren aan haar zij.
Prompt kreeg hij van Fiammetta de gegevens
(Zo heette zij). Hierop hervatte hij
(Zijn naam was Greco): - Net nu onze levens
Verbonden leken, wat althans voor mij
Een droom was, ach Fiammetta, o mijn zoete,
Vertrek jij, nooit zal ik je meer ontmoeten.
| |
[Italiaans]Il fante domandò dove ella gisse,
e qual dei duo signor l'avesse seco.
A punto la Fiammetta il fatto disse
(così avea nome, e quel garzone il Greco).
- Quando sperai che 'l tempo ohimèl venisse
(il Greco le dicea) di viver teco,
Fiammetta, anima mia, tu te ne vai,
e non so più di rivederti mai.
| |
58Mijn mooie plannen zijn nu niets meer waard, schat.
Jij bent van derden; bitter is mijn lot.
Nu ik uit loon en fooien wat gespaard had,
Met heel veel zweet en moeite opgepot,
Bedacht ik net, dat ik genoeg vergaard had
Om nu, op basis van dit overschot,
Je vader om je hand te kunnen vragen
En jou als bruid ons huisje in te dragen. -
| |
[Italiaans]Fannosi i dolci miei disegni amari,
poi che sei d'altri, e tanto mi ti scosti.
lo disegnava, avendo alcun' danari
con gran fatica e gran sudor riposti,
ch'avanzato m'avea de' miei salari
e de le bene andate di molti osti,24
di tornare a Valenza, e domandarti
al padre tuo per moglie, e di sposarti. -
| |
[pagina 167]
| |
59Het meisje haalt de schouders op, ten teken
Van zinloosheid: - Je bent een beetje laat! -
Dus Greco (deels geveinsd) aan 't zuchten, smeken:
- Ach, dat je vriend nu zo ten onder gaat!
Omhels mij liever! Mij zal niets ontbreken
Wanneer mijn hartstocht, die op springen staat,
Bevredigd wordt. Eén uur door jou verwend zijn
En ik zal met mijn dood meer dan content zijn. -
| |
[Italiaans]La fanciulla negli omeri si stringe,
e risponde che fu tardo a venire.
Piange il Greco e sospira, e parte finge:
- Vuommi (dice) lasciar così morire?
Con le tuo braccia i fianchi almen mi cinge,
lasciami disfogar tanto desire:
ch'inanzi che tu parta, ogni momento
che teco io stia mi fa morir contento. -
| |
60Fiammetta reageert vol medeleven:
- Geloof mij, ik verlang het evenzeer.
Maar wáár? Wanneer? Hoe trekken wij ons even
Terug, met zo veel gluurders in de weer? -
- Als jij maar voor een kwart om mij zou geven
Van het gevoel waarmee ik jou begeer
(Zegt Greco), zou jij wel een plek verzinnen
Waar wij vannacht elkaar kunnen beminnen. -
| |
[Italiaans]La pietosa fanciulla rispondendo:
- Credi (dicea) che men di te nol bramo;
ma né luogo né tempo ci comprendo
qui, dove in mezzo di tanti occhi siamo. -
Il Greco soggiungea: - Certo mi rendo,
che s'un terzo ami me di quel ch'io t'amo,
in questa notte almen troverai loco
che ci potren godere insieme un poco. -
| |
61- Hoe kan dat (zegt zij), als ik door twee mannen
De hele lange nacht omsloten ben
En zij zich beurtelings bij mij ontspannen
En steeds word ik omarmd door één van hen? -
- Die zijn geen hinderpaal voor onze plannen
(Zegt Greco), aangezien ik wegen ken
Om in hun midden onze drift te stillen.
Als jij naar mij snakt, moet ie dat toch willen? -
| |
[Italiaans]- Come potrò (diceagli la fanciulla),
che sempre in mezzo a duo la notte giaccio?
e meco or l'uno or l'altro si trastulla,
e sempre a l'un di lor mi trovo in braccio? -
- Questo ti fia (suggiunse il Greco) nulla;
che ben ti saprai tor di questo impaccio,
e uscir di mezzo lor, pur che tu voglia:
e déi voler, quando di me ti doglia. -
| |
62Zij peinst wat, en dan zegt zij hem te komen
Zodra hij iedereen in slaap vermoedt;
En fluistert welke route er genomen
Moet worden en wat hij vervolgens doet.
Als Greco heel de troep in zoete dromen
Verzeild acht, volgt hij haar instructies goed:
Hij vindt haar kamerdeur, doet zachtjes open
En komt muisstil het duister in geslopen.
| |
[Italiaans]Pensa ella alquanto, e poi dice che vegna
quando creder potrà ch'ognuno dorma;
e pianamente come far convegna,
e de l'andare e del tornar l'informa.
Il Greco, sì come ella gli disegna,
quando sente dormir tutta la torma,
viene all'uscio e lo spinge, e quel gli cede:
entra pian piano, e va a tenton col piede.
| |
[pagina 168]
| |
63Behoedzaam gaat hij voort, met lange stappen,
Daarbij steeds steunend op het achterbeen,
Zoals een man beducht in glas te trappen
Of gaand op eieren; ver om zich heen
Tast hij in 't rond, etappe na etappe -
Tot hij tenslotte bij het bed verscheen:
Daar, aan de kant waar drie paar voeten staken,
Dook hij, het hoofd vooruit, onder het laken.
| |
[Italiaans]Fa lunghi i passi, e sempre in quel di dietro
tutto si ferma, e l'altro par che muova
a guisa che di dar tema nel vetro,
non che 'l terreno abbia a calcar, ma l'uova;
e tien la mano inanzi simil metro,
va brancolando infin che 'l letto trova:
e di là dove gli altri avean le piante,
tacito si cacciò col capo inante.
| |
64Hij schoof omhoog tussen Fiammetta's dijen,
Terwijl zij wachtend achterover lag;
Op 't hoogste punt liet hij haar niet betijen,
Maar pakte haar en sloeg terstond zijn slag.
Hij gaf de sporen en reed voort in vrije
Galop tot aan het krieken van de dag:
Zijn paardje leek niet snel genoeg te krijgen
Van zo'n pikeur, die nimmer af wou stijgen.
| |
[Italiaans]Fra l'una e l'altra gamba di Fiammetta,
che supina giacea, diritto venne;
e quando le fu a par, l'abbracciò stretta,
e sopra lei sin presso al dì si tenne.
Cavalcò forte, e non andò a staffetta;25
che mai bestia mutar non gli convenne:
che questa pare a lui che sì ben trotte,
che scender non ne vuol per tutta notte.
| |
65Giocondo en zijn vorst, die bij herhaling
Door bedgebonk hun rust hadden ontbeerd,
Verkeerden beiden in dezelfde dwaling,
Dat hier de compagnon werd gefêteerd.
Greco, die uitgestreken aan de haal ging,
Is langs dezelfde weg teruggekeerd.
Vanaf de einder schoot de zon haar stralen;
Fiammetta, wakker, ging de pages halen.
| |
[Italiaans]Avea Iocondo ed avea il re sentito
il calpestio che sempre il letto scosse;
e l'uno e l'altro, d'uno error schernito,
s'avea creduto che 'l compagno fosse.
Poi ch'ebbe il Greco il suo camin fornito,
sì come era venuto, anco tornosse.
Saettò il sol da l'orizzonte i raggi;
sorse Fiammetta, e fece entrare i paggi.
| |
66De koning sprak al schertsend tot zijn makker:
- Broeder, jij draafde heel wat mijlen rond!
't Is tijd eens goed te rusten: dat gejakker
De hele nacht te paard is niet gezond. -
Giocondo riposteerde rap en wakker
En zei: - Je haalt de woorden uit mijn mond:
Het is aan jou eens rustig uit te blazen
Die heel de nacht je volbloed voort deed razen. -
| |
[Italiaans]Il re disse al compagno motteggiando:
- Frate, molto camin fatto aver déi;
e tempo è ben che ti riposi, quando
stato a cavallo tutta notte sei. -
Iocondo a lui rispose di rimando,
e disse: - Tu di' quel ch'io a dire avrei.
A te tocca posare, e pro ti faccia,
che tutta notte hai cavalcato a caccia. -
| |
[pagina 169]
| |
67- Mijn eigen hond een stuk te laten rennen
(Sprak de monarch) was evenmin een straf;
Had jij nu even gepauzeerd met mennen,
Ik had genoeg aan één gestrekte draf. -
- Ik ben je leenman (gaf zijn vriend te kennen),
Daar doet ons pact geen mallemoer aan af:
Insinuaties zijn dus overbodig;
Had maar gewoon gezegd: ik heb haar nodig. -
| |
[Italiaans]- Anch'io (suggiunse il re) senza alcun fallo
lasciato avria il mio can correre un tratto,
se m'avessi prestato un po' il cavallo,
tanto che 'l mio bisogno avessi fatto. -
Iocondo replicò: - Son tuo vasallo,
e puoi far meco e rompere ogni patto:
sì die non convenia tal cenni26 usare;
ben mi potevi dir: lasciala stare. -
| |
68De één pareert, dan volgt er een allusie
Van de kompaan, en geen van twee geeft toe;
Wat leek op kortswijl wordt een fikse ruzie,
Vol bitse hoon en ordinair gedoe.
Men roept Fiammetta (zij heeft geen illusie
Schotvrij te blijven en is bang te moe),
Om elk te doen herhalen, voor haar ogen,
Hetgeen door een van beiden leek gelogen.
| |
[Italiaans]Tanto replica l'un, tanto soggiunge
l'altro, che sono a grave lite insieme.
Vengon da' motti ad un parlar che punge,
ch'ad amenduo l'esser beffato preme.
Chiaman Fiammetta (che non era lunge,
e de la fraude esser scoperta teme)
per fare in viso l'uno all'altro dire
quel che negando ambi parean mentire.
| |
69- Zeg op (beval de vorst met woeste blikken),
En wees voor mij noch deze heer bevreesd;
Wie onzer wist vannacht het zo te flikken
Dat enkel hij je minnaar is geweest? -
Zij wachtten af; haar antwoord zou beschikken
Wie er te boek zou staan als leugenbeest.
Fiammetta wierp zich voor hen neer, vol vrezen
Dat zij, betrapt, een kind des doods zou wezen.
| |
[Italiaans]- Dimmi (le disse il re con fiero sguardo),
e non temer di me né di costui;
chi tutta notte fu quel sì gagliardo,
che ti godé senza far parte altrui? -
Credendo l'un provar l'altro bugiardo,
la risposta aspettavano ambedui.
Fiammetta a' piedi lor si gittò, incerta
di viver più, vedendosi scoperta.
| |
70Zij vroeg vergeving dat zij, opgewonden
Door liefdesblijken van een jonge knul,
En ook omdat zij 't zielig had gevonden
(Hij leed zo veel om haar, die goede sul),
Voor één keer het vertrouwen had geschonden;
En zij ontvouwde, zonder flauwekul,
Hoe in hun midden het die nacht gegaan was,
Zodat elk aannam dat het de kompaan was.
| |
[Italiaans]Domandò lor perdono, che d'amore
ch'a un giovinetto avea portato, spinta,
e da pietà d'un tormentato core
che molto avea per lei patito, vinta,
caduta era la notte in quello errore;
e seguitò, senza dir cosa finta,
come tra lor con speme si condusse,
ch'ambi credesson che 'l compagno fusse.
| |
[pagina 170]
| |
71Het nobel koppel, door dit wonderbaarlijk
Relaas verbluft, stond met onthutst gezicht,
Beseffend dat geen tweetal ooit zo waarlijk
Vernuftig was bedot en opgelicht.
Zij barstten beiden uit in onbedaarlijk
Geschater, monden open, ogen dicht,
En lieten zich, door ademnood getroffen,
Vol achterover op het bed neerploffen.
| |
[Italiaans]Il re e Iocondo si guardaro in viso,
di maraviglia e di stupor confusi;
né d'aver anco udito lor fu aviso,
ch'altri duo fusson mai così delusi.
Poi scoppiaro ugualmente in tanto riso,
che con la bocca aperta e gli occhi chiusi,
potendo a pena il fiato aver del petto,
a dietro si lasciar cader sul letto.
| |
72Zij lachten door totdat hun ogen traanden
En zij door buikpijn waren afgetobd.
Toen riepen zij: - Hoe maakt zelfs verregaande
Alertheid dat je vrouw je nimmer fopt,
Als 't hier niet lukken wou, niettegenstaande
De feiten: zij lag tussen ons gepropt!
Wanneer een man meer ogen had dan haren,
Dan werd hij nog bedot, zonder bezwaren.
| |
[Italiaans]Poi ch'ebbon tanto riso, che dolere
se ne sentiano il petto, e pianger gli occhi,
disson tra lor: - Come potremo avere
guardia, che la moglier non ne l'accocchi,27
se non giova tra duo questa tenere,
e stretta sì, che l'uno e l'altro tocchi?
Se più che crini avesse occhi il marito,
non potria far che non fosse tradito.
| |
73Wij toetsten duizend dames, allen prachtig,
En geen van haar bood ooit het minst verzet.
Ons steekproefresultaat, voldoende krachtig,
Zou identiek zijn in elk volgend bed.
De eigen eega's blijken thans waarachtig
Niet minder kuis, maar ook niet méér koket.
Zo is de vrouw dus. Laat ons huiswaarts keren
En daar de echtgenoten savoureren. -
| |
[Italiaans]Provate mille abbiamo, e tutte belle;
né di tante una è ancor che ne contraste.
Se provian l'altre, fian simili anch'elle;
ma per ultima prova costei baste.
Dunque possiamo creder che più felle
non sien le nostre, o men de l'altre caste:
e se son come tutte l'altre sono,
che torniamo a godercile fia buono. -
| |
74Zij haalden, nadat aldus was besloten,
Door middel van Fiammetta haar kornuit;
En gaven hem het meisje met een grote
Huwelijksgift in 't openbaar tot bruid.
En toen: te paard. Zij reden onverdroten
De straat in omgekeerde richting uit,
Van west naar oost; zij keerden naar hun gaden
En namen nooit meer aanstoot aan haar daden. -
| |
[Italiaans]Conchiuso ch'ebbon questo, chiamar fero
per Fiammetta medesima il suo amante;
e in presenza di molti gli la diero
per moglie, e dote gli fu bastante.
Poi montaro a cavallo, e il lor sentiero
ch'era a ponente, volsero a levante;
ed alle mogli lor se ne tornaro,
di ch'affanno mai più non si pigliaro.
|
|