De Tweede Ronde. Jaargang 12
(1991)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 179]
| |
Zeven gedichten
| |
Svetloba
Svetloba
zmeraj vstopi
brez trkanja
in odide
brez slovesa.
| |
Elke avondElke avond
schenkt het licht het donker
een boeket sterren,
elke ochtend
schenkt het donker het licht
een boeket schaduw.
| |
Vsak večer
Vsak večer
podari svetloba temi
šopek zvezd;
vsako jutro
podari tema svetlobi
šopek senc.
| |
DageraadDageraad is
de schipbreuk van de nacht
op de klippen van de morgen.
| |
Zarja
Zarja je
brodolom noči
na čereh jutra.
| |
[pagina 180]
| |
De zakdoekDe zakdoek is
de witte vlinder
van het vaarwel:
als het landschap zich in beweging zet,
de verte nadert,
en de nabijheid zich verwijdert,
wappert hij gewond
op de drempel
van de reis:
het witte brandpunt van de blikken
de witte bron van
het witte hart van de leegte.
| |
Robec
Robec je
beli metulj
slovesa:
ko se pokrajina premakne
in se daljava približa
in se bližina oddalji,
ranjen prhuta
nad pragom
potovanja:
belo žarišče pogledov:
bel izvir sledi:
belo srce praznine.
| |
SchaduwenSchaduwen
zijn blind,
daarom neemt
het licht hen
bij de hand.
| |
Sence
Sence
so slepe,
zato jih svetloba
pelje
za roko.
| |
De aanrakingDe aanraking
is de hoeder
van de huid.
| |
Dotik
Dotik
je pastir
kože.
| |
[pagina 181]
| |
Stilleven en doodDe vlam ontkleedt de kaars en hult de kamer in licht,
waar spiegels elkaar weerspiegelen
en de trillende ogen van het vuur vluchten
voor de verstarring van het glas in glazen oneindigheid.
Uit de geopende kooi van de tijd stroomt de stem van een mees,
die weerklinkt tussen schimmen van schaduwen
en versterft op de rand van het gehoor;
in de hoek tokkelen afwezige vingers op een gitaar.
Door de spiegelende gangen glijdt een vrouw,
blank als sneeuw en speels als een melodie,
maar als zij haar huid wil voltooien in een aanraking,
kust zij slechts haar evenbeeld, koud en ver.
En er gebeurt niets tussen oogwimper en ogenblik,
er gebeurt niets: een nee versteent in zwijgen.
Zo verandert een stilleven in een stille dood,
de vrouw in een wens, de wens in verlangen naar taal.
| |
Stihožitje
Plamen slači svečo in luč oblači sobo,
kjer ogledala odsevajo druga drugo
in drhteča očesa ognja bežijo iz
negibnosti stekla v stekleno neskončnost.
Iz odprte kletke časa se usiplje glas sinice,
ki odmeva med sencami senc
in mre na meji sluha in neslišnega;
a v kotu kitaro tre lastna tišina.
V zrcalnih hodnikih valovi žena,
nežna kot sneg in živa kot melodija;
ko se njena polt hoče dopolniti v dotiku,
poljubi le svojo podobo, hladno in daljno.
In nič se ne zgodi med trepalnicami in trenutki;
in nič se zgodi: en ne se preseli v molk.
Tako se tihožitje spremeni v stihožitje,
žena v željo in želja v žejo jezika.
|
|