De Tweede Ronde. Jaargang 12
(1991)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 182]
| |
GetuigenisGa naar voetnoot*
| |
Boris A. Novak
| |
[pagina 183]
| |
[Nederlands]Wie zal nu de bloemen begieten, die wanhopig zoeken
naar water? Wie de gevallen schilderijen aan de muur hangen?
Wie de vergeten hof aanvegen?
Wie de bladeren, takjes/komma's en punten;
in het huiswerk van de kinderen wegvegen? Wie de boeien afnemen
van de handen van de gevangenen? Wie de dodelijk geopende greppels dichtgooien?
Wanneer zullen de rijpe, gouden aren weer meel zijn,
en geen schuilplaats, waar de schedel openbarst
als een maiskolf? Wanneer zal vanaf de heuveltop
het kind weer zijn vlieger oplaten? O doolhof van betovering:
ook ik ben schuldig. Ik, een stille, angstige getuige?
Wie zal nu het kind naar de speelplaats brengen?
Wie zal het in bed boeken voorlezen?
Wie zal het de ogen openen voor het theater?
Wie zal bij de vrouw in het zwart aanrakingen weven
over de eenzame witte huid, wie de golven drinken
van de boezem die stil om een mannenhand jankt?
Wie zal de peer van de schoonste flank eten?
Wie de grijsaard appelsap inschenken?
Moet ik soms nu een gedicht schrijven, wanneer ik liever zou schreeuwen?
Maar de tijd vereist een gedicht, en geen gehuil.
Ook ik ben schuldig. Ik, een stille, angstige getuige.
Ik heb mijn angstige stem verheven... Na de schuld van het zwijgen
ben ik nu schuldig aan woorden: gevaarlijker dan een wolf,
weet ik te doden met mijn tong, het mes van het niets.
Als dichter, tussen woord en stilte huil ik:
ook ik ben schuldig. Ik, een luide, angstaanjagende getuige!
| |
[Sloveens]
Kdo bo zdaj zalival cvetje, ki obupno išče
vode? Kdo na zid obesil padle slike?
Kdo pometel zanemarjeno dvorišče?
Kdo pospravil liste, vejice in pike
v domačih nalogah otrok? Kdo snel okove
z rok jetnikov? Kdo zasul na smrt odprte rove?
Kdaj bo zrelo, zlato klasje zopet moka,
ne pa skrivališče, kjer lobanja poka
kot koruzno latje? Kdaj bo z vrha griča
deček zopet spuščal zmaja? O blodnjak uroka:
tudi jaz sem kriv. Jaz, nema, plašna priča?
Kdo bo zdaj otroka peljal na igrišče?
Kdo mu bo v postelji prebiral knjige?
Kdo mu bo odpri oči za gledališče?
Kdo bo ženski v črnini tkal dotike
čez samotno belo polt, kdo pil valove
nedrja, ki po moški roki nemo rjove?
Kdo bo jedel hruško najlepšega boka?
Kdonalival starcem jabolčnega soka?
Naj zdaj pišem pesem, ko bi rajši kričal?
Toda čas zahteva pesem, ne pa joka.
tudi jaz sem kriv. Jaz, nema, plašna priča.
Dvignil sem svoj plašni glas... Po krivdi molka
sem zdaj kriv besed: nevarnejši od volka.
znam ubijati z jezikom, nožem niča.
Pesnik, med besedo in tišmo jokam:
tudi jaz sem kriv. Jaz, glama, strašna priča!
(ob vojni na Hrvaškers, oktobra 1991)
| |
[pagina 184]
| |
[Nederlands]Wie is schuldig, dat de vogels steeds hoger vliegen
en hun geliefde kerktorens verlaten,
wanneer de klokken met een kreet in hun nissen vallen
en vlammentongen langs de heiligen likken?
Wie is schuldig aan de ingestorte schoorsteen en muren,
waar de huiskat schrikt van een uil?
Wat moet ik zeggen wanneer een angstaanjagende, moordende hand
borsten afsnijdt? Dat de waarheid te hoog ligt?
Wat moet ik zeggen bij de aanblik van een lijk?
Dat ik niet schuldig ben! Maar dat is mijn hand.
Ook ik ben schuldig. Ik, een stille, angstige getuige.
Wie is schuldig, dat de vrouwen steeds stiller lopen?
En dat ze in hun portemonnees foto's hebben
van mannen in uniform? Dat het kind zijn vader tekent
met een geweer in de hand? Zonder hak.
Zonder spade, die nu enkel graven delft.
Wie is schuldig aan de rouwsluier van de weduwe?
Wat moet ik zeggen, wanneer de boomhars in vlammen
tot aan de hemelboog kreunt
en de mens een levende fakkel is, die door de wind gegeseld wordt?
Dat de angst van de oude profeet verwerkelijkt is?
Ook ik ben schuldig. Ik, een stille, angstige getuige.
| |
[Sloveens]
Kdo je kriv, da ptice letajo vse više
in zapuščajo priljubljene zvonike,
ko zvonovi s krikom padajo v niše
in ognjeni zublji ližejo svetnike?
Kdo je kriv za zrušen dimnik in zidove,
kjer domača mačka trepeta od sove?
Kaj naj rečem, ko morilska, strašna roka
reže dojke? Da je resnica previsoka?
Kaj naj rečem ob pogledu na mrliča?
Da jaz nisem kriv! A to je moja roka.
Tudi jaz zem kriv. Jaz, nema, plašna priča.
Kdo je kriv, da ženske hodijo vse tiše?
In da v denarnicah imajo slike
moških v uniformah? Da otrok nariše
svojega očeta s puško? Brez motike.
Brez lopete, ki zdaj okopava le grobove.
Kdo je kriv za žalni pajčolan vdove?
Kaj naj rečem. ko drevesna smola stoka
v plamenih do nebesnega oboka
in je človek živa bakla, ki jo veter biča?
Da je uresničen strah pradavnega preroka?
Tudi jaz sem kriv. Jaz, nema, plašna priča.
|
|