De Tweede Ronde. Jaargang 12
(1991)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 170]
| |
Twaalf gedichten
| |
Drevo
Zaslišim drevo in ga zagledam,
ležem pod njegovo senco
ali pa ga otipljem in podrem,
razsekam ga in položim v peč
ali sestavim iz njega brunarico,
kar koli storim z njim,
vedno ostane drevo,
nerazdeljivi, neuničljivi
šum vetra podnevi in ponoči,
v peči, na ležišču, v senci,
med vrsticami v časniku
in v dimu med nebom in zemljo,
drevo kot senca in počitek,
drevo kot zibelka in krsta,
drevo kot središče raja,
drevo kot šum in tišina,
drevo kot drevo
in drevo kot beseda.
| |
[pagina 171]
| |
GebedIk ben
omdat ik was,
maar ieder
zal mij mogen
vergeten.
Maar toch
moet ik zeggen:
ik ben
en ik was
en ik zal zijn
en daarom ben ik meer
dan wat vergeten wordt
onmetelijk meer
dan wat ontkend wordt
oneindig meer
dan het niets.
Eeuwig is al
wat ontstaat,
geboorte sterker
dan dood,
taaier
dan vertwijfeling en eenzaamheid,
sterker
dan herrie en zonde
eervoller
dan uitgestoten zijn.
Nooit
zal ik ophouden te zijn.
Nooit.
Amen.
| |
Molitev
Sem,
ker sem bil,
in vsakdo
me bo mogel
pozabiti.
In vendar
moram reči:
sem
in bil sem
in bom,
in zato sem več
od pozabljanja,
neizmerno več
od zanikanja,
neskončno več
od niča.
Vse je večno,
kar nastane,
rojstvo je močnejše
od smrti,
vztrajnejše
od obupa in samote,
silnejše
od hrupa in greha,
slovesnejše
od zavrženosti.
Nikoli
ne bom prenehal biti.
Nikoli.
Amen.
| |
[pagina 172]
| |
Einde van het spelLange tijd heb ik
twee beroepen gehad,
's nachts was ik molenaar
overdag schoorsteenveger.
Trouw diende ik
beide heren,
luisterde naar de ruis van wat duurt
en keek naar de rook van het voorbije.
De zwarten hielden mij voor wit,
de witten zagen mij voor zwart aan.
Daarna liet ik
de waterval en de rook
door hetzelfde kanaal lopen.
Ik leerde overdag te dromen
en slapend m'n werk te doen.
Zo ben ik niet meer verdeeld
onder twee heren,
maar verenigd in een pijn,
voorbereid op alles
wat komen zal.
Nu ben ik dag en nacht tegelijk,
water en vuur,
meel en as.
Ik smokkel niet meer
en voorspel geen waarheid meer.
Uitgekleed, naakt als een kind
wacht ik aan het strand op de plek
waar walvissen zich de dood in werpen.
Ik luister naar de oeroude stem,
je bent wat je niet bent,
mens, je bezit alles,
wat je niet hebt.
| |
Konec igre
Dolgo časa sem opravljal
dvojniško delo,
ponoči sem bil mlinar,
podnevi dimnikar.
Zvesto sem služil
obema gospodarjema,
poslušal sem šum trajanja
in gledal dim minevanja.
Črni so me imeli za belega,
beli so me videli črnega.
Potem sem slap in dim
potegnil v isto strugo,
isti začetek v isti konec.
Naučil sem se podnevi sanjati
in v spanju opravljati dela.
Tako nisem več razdeljen
na dve tlaki,
ampak spojen v eno bolečino,
pripravljen na vse,
kar prihaja.
Zdaj sem dan in noč hkrati,
voda in ogenj,
moka in pepel.
Ne poznam več tihotapstva
in ne vedežujem več.
Slekel sem se do otroka
in na bregu čakam,
kjer se kiti mečejo v smrt.
Poslušam pradavni glas,
le to si, človek, kar nisi,
in imaš vse,
česar nimaš.
| |
[pagina 173]
| |
Over de vrijheid van de geestIk moet geen fraaie zinnen meer,
één woord rest mij nog,
als ik op mijn bed neerval, roep ik: nee,
in mijn dromen schreeuw ik plotseling: nee,
en bij het wakker worden is het ook weer: nee.
Dit is mijn manier om te revolteren,
die maakt mij gezond en resistent.
En als ik het allemaal moe word,
ben ik nog steeds in staat tot het woord: nee,
en als ze steeds maar weer herhalen: ja,
dan zeg ik toch weer met een hoonlach: nee.
Met dit woord beheers ik mijn positie,
dit is mijn manier van instemming,
het maakt mij lucide en onverbiddelijk.
Ik ben verwant aan wortels en kiemen,
meedogenloze stormen en zwakke briesjes,
steeds loopt de tape van de computer stuk
zodra hij stuit op weer dat woordje: nee.
De rekening begint steeds weer opnieuw,
wanneer zij zeggen dat ik schuldig ben,
dan ben ik daardoor al vanzelf onschuldig.
De wet inzake de geestelijke vrijheid
beschermt niet meer dan 't zwijgende kadaster,
voor de clown is een gebod verbod,
ik wil waanzinnige noch monster zijn,
tussen machines word ik langzaam hees,
als negen echo's in de bergen kaatsen: nee,
klinkt dat in buurmans oren nog als: ja.
| |
O svobodi uma
Nočem več lepih stavkov,
ostaja mi ena sama beseda,
ko padem na ležišče, vzkliknem: ne,
in ko sanjam, zakričim nenadoma: ne,
in ko se prebudim, rečem znova: ne.
To je moj način kljubovanja,
dela me zdravega in odpornega.
Kadar sem že utrujen,
še vedno zmorem besedo: ne,
in kadar vsi ponavljajo: da,
se zakrohotam z besedico: ne.
S to besedo obvladam položaj,
to je moj način pritrjevanja,
dela me bistrega in krutega.
Soroden sem koreninam in klicam,
brezobzirnim viharjem in sapam,
trakovi računalnikov se trgajo
ob moji kratki besedi: ne.
Račun se vsakikrat začne znova,
kadar pravijo, da sem kriv,
sem sam iz sebe nedolžen.
Zakon o svobodi človekovega uma
je enak tihi brambi urbarijev,
klovnu je zapoved prepoved,
nočem biti blaznež ali pošast,
postajam hripav sredi strojev,
iz gore v goro devet odmevov: ne,
pri sosedu se slišijo kot: da.
| |
[pagina 174]
| |
De zon gaat onderDe zon gaat onder
schemer bedekt het dorp
treurig blaft een hond,
Jezus heb meelij met ons.
Appels geuren in de kamer
naar verandering,
iemand is in een nieuw graf gelegd,
rijp en stil.
| |
Sonce zahaja
Sonce zahaja,
mrak zagrinja vas,
pes tožno laja,
Jezus, usmili se nas.
Jabolka dišijo v sobi
po spremenjenostih,
nekdo je v novem grobi
zrel in tih.
| |
De dingen van vroeger slapenDe dingen van vroeger slapen
een gedweeë zalving verenigt hen.
Vruchten zijn goedmoedige wezens,
dieren kijken de hemel in.
Mannen zijn vreemd mooie vreemdelingen
monniken op donkere gangen,
herders rond een herfstvuur,
bedelaars met stille muziek.
De lippen van de meiden trillen,
als ze leunen tegen de warme huizen,
op de straten zitten kinderen,
met speelgoed in de hand.
De voornacht is een glazen zee,
tilt onze armen loom op.
Op de bodem van de baai omarmt
een steeds stillere kring de verdronkene.
| |
Predmeti starodavno spijo
Predmeti starodavno spijo,
pokorna blaženost jih druži.
Sadovi so dobrotna bitja,
živali gledajo v nebo.
Možje so čudno lepi tujci,
menihi po hodnikih temnih.
pastirji ob jesenskem ognju,
berači s tiho muziko.
Dekletom ustnice drhtijo
naslonjenim na tople hiše,
na ulicah sede otroci,
igrače jim vise iz rok.
Prednočja je stekleno morje,
roke nam motno privzdiguje.
Na dnu zaliva potopljene
objema vedno tišji krog.
| |
[pagina 175]
| |
Dronken van de veranderingen op aardeDronken van de veranderingen lig ik op de grond,
en druk mijn voorhoofd tegen de aarde. Ik tril en
durf niet op te kijken, ik zie te veel en hoor
te veel, de hele aarde draait, bewegingloze gebaren
en onhoorbare slagen winden ons op, telkens weer
bedwelmt het schommelen ons, houdt ons tegen.
Daarna staan wij op en rennen verder,
jou achterna, die nooit stilhoudt, en weer
strompelen wij verder en zetten
de achtervolging in, o onvermoeibaarheid, de laatste
liefde van een verschrikt hart. Geen genade
vragen wij, wij hoeven elkaar maar stevig vast te houden,
kameraden, en mogen elkaar niet laten gaan.
| |
Pijan od spreminjanja ležim na zemlji
Pijan od spreminjanja ležim na tleh
in čelo ob zemljo pritiskam. Tresem se in se
ne upam dvigniti, preveč vidim in preveč
slišim, vsa zemlja se vrti, brezgibni zamahi
in neslišni utripi nas razganjajo, vedno
nova omama prihaja od guganja in nas ustavlja.
Potem sa dvignemo in zopet stečemo naprej,
za teboj, ki se nikdar ne ustaviš, in zopet
se utrujeno opotekamo in spet se vržemo
za teboj, o neutrudnost človeška, zadnja
ljubezen prestrašenega srca. Nič usmiljenja
ne prosimo, le trdno se moramo držati,
tovariši, in ne smemo se izpustiti.
| |
Op het kozijn spelen twee duivenOp het kozijn spelen twee duiven,
vliegen weg onder de kastanje.
Als in de lucht de zucht van de zon verstilt,
schittert het water midden in het ven.
De dingen roepen stil hun begeleider,
vleugels fluisteren in hun vlucht.
De schommel heeft een steeds zwakkere zwaai,
ik weet niet meer hoe met mijzelf te spelen.
| |
Na oknu se igrata dva goloba
Na oknu se igrata dva goloba,
potem letita pod kostanje.
In ko se v zraku sončna sapa umiri,
zasije voda sred kotanje.
Predmeti tiho kličejo spremljavce,
peruti šepetajo v jati.
Gugalnica se vedno bolj ustavlja,
ne vem sa več s seboj igrati.
| |
[pagina 176]
| |
PapegaaienTermieten hebben het land aangevallen,
de bruggen en standbeelden uitgehold,
tafels en bedden zijn tot stof vergaan.
Bacillen zijn de laboratoria binnengedrongen,
hebben zich op de schone instrumenten genesteld
en de wijze mannen op een dwaalspoor gebracht.
Alles is verschrikkelijk stil gebeurd.
Bij ons is de papegaaienstand gegroeid,
groen en geel lieten ze hun gekrijs horen,
over de tuinen, huizen en keukens,
gulzig, groezelig en platvloers
zijn ze de badkamers en slaapkamers binnengedrongen.
Alles is verschrikkelijk luidruchtig gebeurd.
Niemand van ons kan meer liegen
en niemand kan meer de waarheid spreken.
Wij spreken de taal van een onbekend volk,
schreeuwen, vloeken, zingen en huilen,
spannen onze lippen en sperren de ogen open,
zelfs de nar is gek geworden.
Maar ergens staan mannen in een kring,
zwijgend te kijken naar een stil middelpunt,
ze staan onbeweeglijk en zwijgen plechtig,
hun schouders worden al maar breder
onder de oude last van de stilte.
Als zij zich onverwachts om zullen draaien,
sterven de papegaaien in ons.
| |
Papige
Termiti so napadli pokrajino,
izvotlili mostove in spomenike,
mize in postelje so razpadle v prah.
Bacili so se zalezli v laboratorije,
naselili so se na čistih instrumentih
in mimogrede ukanili učene može.
Vse se je zgodilo pošastno tiho.
Pri nas so se zaredile papige,
zelene in rumene so zavreščale
po vrtovih, hišah in kuhinjah,
požrešne, nesnažne in prostaške
so vdrle v kopalnice in spalnice
in se nazadnje naselile v ljudeh.
Vse se je zgodilo pošastno glasno.
Nihče med nami ne zna več lagati
in nihče ne more povedati resnice,
govorimo jezik neznanega plemena,
kričimo, kolnemo, zavijamo, tulimo,
širimo usta in napenjamo oči,
še dvorni norec je zblaznel
in vrešči kakor vsi drugi.
Nekje pa stojijo možje v krogu
in nemo gledajo v mirno središče,
nepremično stojijo in blaženo molčijo,
ramena so jim vedno širša
pod starim bremenom tišine.
Ko se bodo nanagloma obrnili,
bodo papige v nas poginile.
| |
[pagina 177]
| |
De raketMaanlicht is verraderlijk,
zeiden onze moeders,
slaapwandelaars op nachtelijke daken
zijn heel verdacht,
oordeelden onze vaders,
en toch werden de kinderen verblind
door 't vuurwerk van de dronken menigte,
't wiskundig krachtvertoon van zo'n excursie naar de maan
is wel de grootste zwendel aller tijden,
't bezeten herhalen van de wereld die maar tolt,
gevangene van duisternis en dood.
De tijd bergt meer geheimen dan de ruimte,
't geschiedenisboek weegt zwaarder dan atlanten,
de aarde is het kleurigst onder de regenbogen
en de mens is heter dan de zon,
onder de stralende cherubijnen
is de meest ontembare de vlam van de geest,
de vuurpijl met de naam Jan Palach
heeft de geschiedenis
van vloer tot nok doorlicht,
zelfs de zwarte brillen
hebben het rooksignaal gelezen.
| |
Raketa
Mesečina je nevarna,
so govorile matere,
speči hodci po nočnih strehah
so zelo sumljivi,
so sodili očetje,
in vendar je otroke slepil
ognjemet pijanih množic,
ta matematični izlet sile na mesec
pa je največja sleparija vseh časov,
obsedeno ponavljanje vrtežnega sveta,
ujetega v smrt in temo.
Čas je skrivnostnejši od prostora,
zgodovinske knjige težje od atlantov,
zemlja je najbolj pisana med mavricami
in človek bolj vroč od sonca,
med svetlimi kerubi
pa je najbolj nezadržen zubelj duha,
goreča raketa z imenom Palach
je premerila zgodovino
od tal do stropa,
še črna očala so prebrala
dimasto sporočilo.
| |
Het grootste bedrogSinds Newton weten wij,
dat de duisternis niet onverstandig is
en dat niet het licht
de opperste zegen draagt.
Het zijn bepaalt het bewustzijn,
de mens beroert slechts
met daden de ander en
tast zo in zijn geheim.
Afgelopen met de Shakespeares,
Mozarten en Einsteins.
| |
Največja prevara
Od Newtona dalje vemo,
da tema ni nespametna
in da v svetlobi ni
dokončno slavje.
Bit določa zavest
in le z dejanji človek
premakne človeka ter
seže v njegovo skrivnost.
Konec Shakespearov,
Mozartov in Einsteinov.
| |
[pagina 178]
| |
[Nederlands]Geen recht meer op de dood
en op het leven,
de lichamen steeds langer,
sneller, sterker.
Geen enkele ziekte meer,
Ziek zijn slechts zij die
niet meer bestaan. Hoe helder.
Een nieuwe engelensoort.
Of het rijk van de duivel.
| |
[Sloveens]
Nobene pravice več
do smrti in življenja,
telesa vedno daljša,
hitrejša, močnejša.
Nobene bolezni več,
bolan bo le tisti,
ki ga ne bo. Kako jasno.
Nova vrsta angelov.
Ali kraljestvo zlodeja.
| |
VeranderingIn het donker laat ik mij zakken op de groene bodem,
tussen de zoete mirte reik ik naar de geur van de jeneverbes.
Door jou voel ik de bijbelse aarde
en toch vermoed ik: er verandert iets.
Ril je? Rustig! Hoor de oceaan,
hoe hij om ons heen de veilige rust uitspreidt,
zoals de eerste schepping op de tweede dag.
En toch voel ik: er verandert iets.
Kom naast mij liggen en staar de nacht in,
op de hemelse bodem versterft de hoop.
Om ons heen leeft de kracht
van de oude eredienst, en toch: er verandert iets.
De tijd steekt in de eeuwigheid als een zwaard in een mens.
Angst ontstaat, eenvoudige hartelijkheid verdwijnt,
wat wij waren, worden wij nooit meer,
maar al te goed weten wij: er verandert iets.
| |
Spreminjanje
V temi se spuščam na zeleno dno,
med sladko mirto tipam vonje brinja.
Skoz tebe čutim biblijsko zemljo
in vendar slutim: nekaj se spreminja.
Drhtiš? Pomiri se! Čuj ocean,
kako krog naju varni mir razgrinja
tako kot prvo stvarstvo drugi dan.
In vendar čutim: nekaj se spreminja.
Ob mene lezi in zazri se v noč,
v vesoljnem dnu se upanje utrinja.
Okoli naju stare rabe moč
živi, in vendar: nekaj se spreminja.
Čas sega v večnost kot v človeka meč.
Nastaja strah, preprosta srčnost zginja,
kar sva bila, ne bova nikdar več,
predobro veva: nekaj se spreminja.
|
|