De Tweede Ronde. Jaargang 12(1991)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 110] [p. 110] Uit het Nariteitenkabinet Nelis Klokkenist Virginia Een zangdrama Virginia, een kind uit Goor, hield veel van zang. Maar in het schoolkoor was men voor haar keel al bang. Zij miste anderhalve toon in hoog en diep. Virginia was dat gewoon; maar 't koor verliep. Virginia is met haar sopraan toen in Parijs naar een privé-docent gegaan, maar hield geen wijs. Haar leerkracht werkte aan haar stem met heldenmoed. 't Werd dan ook rijkelijk aan hem met geld verzoet... Maar hoe hij slooft op de hoge c in les na les, hij krijgt haar stem niet hoger mee dan a of bes. Tot hem - hij heeft wat afgezien - te binnen valt: is deze Virginie misschien mezzo of alt? [pagina 111] [p. 111] Er schemert hoop... maar die bedroog; haar stembereik in laag register en in hoog, blijft steeds gelijk. Het lesgeld wordt per dag verhoogd. Zijn haar wordt grijs. Virginia, wat hij ook poogt, blijft van de wijs. 't Werd hem een keer bij 't zwoegen op coloratuur opeens te veel. Hij sloeg de kop tegen de muur. Getergd grijpt, desolaat, hij naar een vaas van tin. Daarmee, doldriftig, slaat hij haar de breinkas in. En hoort! - wat geen geduld vermocht, wat hij ook dee - daar slaakt haar laatste ademtocht de hoge c! Het hof - indachtig aan de hel door hem doorstaan - sprak van een crime passionnel en liet hem gaan. En was zijn streven soms niet met succes bekroond? Want met die c toch lukte het, naar aangetoond. En Goor, nu voor haar wederkeer niet meer beducht? Het zingt en ademt weer, ten zeer- ste opgelucht. [pagina 112] [p. 112] Slotscène uit het vissersdrama Hoop noch zegen Voor mijn lieve vriendin Jacoba van der Meer die wél zingen kan. IJsbrand Junipeer: (Hij houdt een lege jeneverfles ondersteboven.) Op de sluizen van IJmuiden hoorde ik de kleine luyden karnen en de klok van Arne- muide droevig door het barnen der gevaren op de baren waar mijn vrouw en dochter waren om voor huur en slijterswaren haring in het net te garen boven het geoorloofd quotum opdat ik mijn luie scrotum krabben kon op deze sluizen en, ginds, in jeneverhuizen. (Werpt de fles landinwaarts.) Wie brengt nu de leeftocht in voor mijn eenpersoonsgezin? Vrouw en dochter zijn vergaan en daarmee mijn lui bestaan. En waar vindt een man zo gauw weer zo'n dochter, weer zo'n vrouw? Nergens! Neem, wreed pekelsop, in uw schoot ook mij dus op. Drankloos leven, nare hel, ik ben uitgepraat, vaarwel! (Terwijl het doek valt klinkt een naargeestige plons.) EINDE Vorige Volgende