| |
| |
| |
Kapelaan Frustratus of een boetreis naar Rome
Een avondvullende haardvuurvertelling in knittelverzen door Nelis Klokkenist
Editio castigata ad usum delphini lupponi plagae dedicata
A.D. 1991
εἰ γὰρ ἡ ἀλήθεια του̑ θεου̑ ἐν τῳ̑ ἐμῳ̑ ψεύσματι ἐπερίσσενσεν εἰς τὴν δόξαν αὐτου̑, τί ἔτι κἀγὼ ὡς ἁμαρτωλὸς κρίνομαι;
Romeinen III:7
De Kerk - een Rots van Eeuwen al -
zit somtijds met een vreemd geval.
Maar nu zij niet meer braden mag
treedt zo'n geval snel aan de dag.
Gevallen mal en zonder tal...
Hoort wat ik u verhalen zal!
Hoort een relaas van rare zeden
uit een nog zeer recent verleden
en weest verbaasd, of schudt het hoofd.
Doch bovenal - hoort en gelooft.
De kapelaan Frustratus die,
wanneer hij in de sacristie
de hand lei op een jongensknie
sterk bloosde en werd vaal en pips
| |
| |
bij 't aanzicht van een knapenbibs,
gaat thans in leder met iets hips,
haalt Marx en Jezus door de war,
vindt Paus en bisschoppen te star
en drijft nu zelfs een homobar.
Kreeg deze kapelaan zijn zin -
er was nog enkel knapenmin
en Jezus was in deze tijd
lijsttrekker in de klassenstrijd,
of zat constant met bisschop Gijsen
bier in een nichtenkit te hijsen.
Zo vecht de man op menig front:
de Kerk, de Klassenstrijd, de Kont.
Maar is 't geen onbegonnen werk?
De tegenkrachten zijn zo sterk.
Marx is volkomen weggeschreven
door toedoen van de broeders Reve,
van wie de één - 't is godgeklaagd -
slechts oog heeft voor de Moedermaagd,
voor welker beeltnis hij zijn zaad stort,
waarvan Frustratus vreeslijk kwaad wordt.
Rooms zijn èn homo, maar je zaad
der Vrouwe wijden - dat 's een kwaad
waarvoor hij in het vagevuur
zal braden, liefst voor lange duur.
Maar d'ander van dit gruwzaam stel
zal eeuwig braden - in de hel.
En hoe terecht wacht hem dit lot;
hij spot met Marx en loochent God.
't Is naar voor hem, doch beter zo:
de man is ook nog hetero.
De ‘slechtheid’ van het Opperwezen
bestaat slechts voor wie Hem niet vrezen.
Frustratus echter, die vol pit zit,
is ook niet zonder fighting spirit.
| |
| |
Hij kent de macht die is verscholen
in élk geloof met zijn symbolen.
Van rode ster tot kruishout íselk
van kracht vervuld gelijk een miskelk.
Frustratus ziet een grootse taak:
een nieuwe wereld in de maak!
Een verfdoos, gluton en een schaar
en zie, reeds is die wereld daar.
Zo'n wereld vraagt geen encycliek
maar slechts een nieuwe symboliek.
In plaats van d'oude, thans wat vaal,
een frisse nieuwe beeldentaal,
waarvoor de oude wereld zwicht:
een mengvorm Jezus, Marx en nicht.
Ja! Communistisch Manifest,
Kerk, C.O.C., tesaamgeprest
tot nieuwe Trinitas die lééft,
ziedaar wat hem voor ogen zweeft!
Een nieuwe tijd, een nieuwe dag...
Frustratus kan nu aan de slag.
De verfdoos verft, de gluton kleeft,
de schaar knipt en Frustratus leeft!
Hij kleedt zijn Heiland in een kniebroek
en plakt hem in een roze driehoek
met kruis en al en hij vergunt
een rode ster aan elke punt.
Maar is de kleur niet wat te flauw,
of is het kader ietwat nauw?
Wie wil hervormen werkt zich blauw.
De Heer aan sikkel en aan hamer,
stáát dat wel in een jongenskamer?
't Hangt verre van geriefelijk
en 't beeld is ook niet liefelijk.
Ook mist het beeld, dit dient erkend,
't noodzaaklijk homo-element.
Voor componenten kruis en snikkel
| |
| |
is er geen plaats bij hamer, sikkel.
Ocherm, er past er zelfs niet één in.
Hoe slecht kent hij zijn Marx en Lenin...
Frustratus echter is geduldig.
Hij grijpt nu naar 't Lam Gods onschuldig
en op papier kruist hij dit lam
zorgvuldig met een kolchos-ram.
Maar hoe die 't lam ook in de vacht grijp',
't onnozel dier blijkt niet geslachtsrijp
en 't resultaat der paringsdaad
is vlokken wol en loos geblaat.
Frustratus schrikt bij die ontvachting;
dit is je reinste lamsverkrachting
Frustratus is geheel onthand.
Maar wel doorziet hij nu in één klap:
er is gemeenschap en Gemeenschap.
Dus: minder eros, meer Agápè!
Vol bijval blaat Gods eigen Schaap: ‘Bèh!’
De rode ram wordt niet gevraagd
of 't hem behaagt, of 't hem behaagt...
Hoewel hij 't lam niet heeft ontmaagd,
ja zelfs gedwongen heeft belaagd
en toen onkuiselijk beroerd,
wordt hij naar 't slachthuis afgevoerd.
Hoe sneu... Nee heus, dat was niet chic
van onze roomse bolsjewiek.
Het rooms en rood rapprochement
vond hier een allertreurigst end.
En 't nichtenaandeel daarin? 't Bleek
alleen een valsenichtenstreek.
Tantum religio, zonder enig decorum,
(Hier ben 'k de versmaat kwijt. 't Gaat beter
zonder latijn en hexámeter.
'k Was vast te hevig aangedaan
door wat die ram werd aangedaan.)
| |
| |
Wat zal ik verder nog verhalen
van deze kapelaan zijn falen?
Al wat de godsman poogt en tracht
wordt door de werkelijkheid ontkracht.
Er is - dát is de werklijkheid -
onkerklijkheid en kerklijkheid.
De Kerk mag graag haar wil opleggen,
maar laat zichzelve niets gezeggen
en zeker door geen kapelaan
waarmee iets goed is misgegaan.
Laat sikkels oogsten, hamers tikken.
Aan Rome laat zich niets verwrikken.
De oerkracht van haar sacramenten
kan 't stellen zonder instrumenten.
Dat is ons zwart op wit gegeven
in ieder werk van Gerard Reve.
Het enige dat hout kan snijden
is 't laser-mes van 't licht uit Leiden.
Niet brute kracht, maar barre spot
vermag iets tegen Marx en God.
Maar ook dat mes raakt spoedig bot:
de wereld ziet zich graag bedot.
Zo is het dat het haar vergaat dus.
Maar hoe nu verder met Frustratus?
Wie doolt om Godswil - vroeg of spade
krijgt hij te doen met de Genade.
En wie die niet krijgt, ach, die mag
het doen met de genadeslag.
Werd die Frustratus maar gegeven,
de klier, dan was ik uitgeschreven;
ik, werktuig van des hemels grillen,
wil best, maar ik heb niets te willen.
Mijn thema, eenmaal aangeboord,
drijft langs het doornenpad mij voort.
O, als 'k daarna maar baden kon,
ontstoft, in een genadebron.
Maar dat is al te boud gehoopt;
| |
| |
ik zondaar ben niet eens gedoopt.
Mijn pensum, waaraan 'k nog geen end zie,
geldt dus niet eens als penitentie.
De ongedoopte helpt geen boeten,
'k zal zonder hope verder moeten.
Frustratus, raarste aller mieën,
hoe krijg ik je ooit op de knieën?
Wat je ook bent, rood, rose, geel-wit,
't is klaar dat er een kleur teveel zit
in je verwarrende blazoen.
Laat mij het van wat kleur ontdoen.
Wit-gele, rood-en-rose fiel,
hoe red ik je gestoorde ziel?
Want dat 's de taak mijn pen beschoren.
(Wat mij betreft ging je verloren...)
Hoe krijg ik je ooit op je gat, miet?
Wie zegt mij hoe ik dat in 't vat giet?
Mijn doornenpad staat voor een kloof...
O Clio, veelgeplaagde sloof,
vergoed mij wat mij aan geloof
en hoop ontbreekt met hoefbronnat,
want al wat ik behoef is dat,
opdat ik mijn relaas hervat.
Help mij over die kloof en vlug,
gezeten op Pegaasjens rug.
Frustratus dus, Gods arme knecht,
bracht van zijn taak niet veel terecht,
omdat hij gek was. Maar echt slecht?
Wat dat betreft kan men gerust zijn.
Zijn zijn bepaalde zijn bewustzijn,
zijn Brabants bloed is niet direct
een bron van 't hoogste intellect.
Maar toch genoeg voor 't seminarie
te Sint Pornulphius, alwaar-ie
het zijns ondanks toch heeft gered.
Hij haalde 't kapelaansbrevet,
| |
| |
met één hak in de sloot, maar net
door een zes-min voor kerklatijn.
Veel was het niet, maar 't mocht er zijn.
't Zou alles beter zijn gelopen
als hij zich had bepaald tot dopen,
de mis doen, werken goedertieren
als huisbezoek, en veel brevieren.
Niet dat dit vroom werk hem verveelde,
maar, of de duivel er mee speelde,
zat er onder zijn altaarknapen
een vroegrijp exemplaar wiens wapen
geschapen was voor 't samenslapen
met wezens van de eigen kunne.
Hij was bereid zijn gunst te gunnen
aan elke man die 't diocees had
en die aantrekkelijk in 't vlees zat.
Frustratus nu, zo gaat de faam,
was voor het oog recht aangenaam.
Wat hem onthouden was, de brave,
aan intellect en geestesgaven
werd meer dan rijkelijk vergoed
door de natuur met lijflijk zoet.
Wat schuil ging onder zijn soutane,
zoals de fraaie halve manen
die bolden op zijn achterham,
was iets wat wie er achter kwam
de kracht tot adem schier benam.
Zijn (... ach, de pen ontvalt mijn hand,
wat moet wie dát heeft met verstand?)
om kort te gaan, was navenant,
zij 't, voor zover te zien door 't floers
des tijds, een ietsje boers.
Maar 'k laat dat nu maar in het midden,
was zo'n fysiek (hoe kon het waar zijn)
niet te verslijten, dat zal klaar zijn.
Van wie precies 't initiatief kwam,
| |
| |
dus wie er wie het eerst tot lief nam,
is nu niet meer goed na te gaan.
Maar voor een hoogtij van de zinnen
schikte het paar zich in der minne.
Zo was sinds lang niet meer gevrijd, nee.
Het stel had ook bepaald de tijd mee.
Opeens was er geen groter kwaad
meer dan 't aloude celibaat.
De priesterklasse, niet te houen,
riep luidkeels om het recht op vrouwen
en op de golf die men bereed dee
al snel de roep om recht op reet mee.
Het was de tijd dat alles kon.
omarmde Marx en Mao's zon
rees stralend boven Karels veste
en sloeg het Westen buiten westen.
Nieuw Links en andere pottenlikkers
maakten gemene zaak met flikkers.
Waar lag het einde, waar de grens?
Uiteindlijk won maar één tendens -
Want met de roden ging 't bergaf,
daarvan rest enkel een berg kaf.
't Is wijsheid achteraf. Voordien
was niet zo'n afloop te voorzien,
en zeker door geen kapelaan
die nauwelijks had school gegaan.
En zo, bezwendeld en bedrogen
door hele en halve ideologen
verwarde hij het recht op vozen
met strijd voor álle rechtelozen.
Maar waar die rechteloosheid zat?
Daarop had zijn klein brein geen vat,
verstopt als 't zat met alle leuzen
van al die kneuzen van zijn keuze.
Toch was hij, spijts zijn kippedrift
| |
| |
- ik zei het al in dit geschrift -
niet slecht, alleen maar zwaar geschift.
En wie gestoord is dient ontstoord.
Maar 'k moet met mijn vertelling voort.
Dus volgt, eer ik uw gaap verwek,
mij naar Frustratus' slaapvertrek,
maar schroomvol, niet te dicht bij 't bed -
de voorstelling begint maar net.
Wat zich voltrekt op deze sponde
stamt uit de voortijd, toen de zonde
nog niet eens uitgevonden was.
't Was zonde als dit zonde was!
Al wat ons aardse deel behoeft
wordt tot bevrediging beproefd.
Het hele boek van lang voor Rome
wordt puntsgewijze doorgenomen.
Ziet hoe de roem der oude Grieken
verbleekt bij dit stel katholieken,
hoe hier gestreeld wordt en gekust!
Als daar Gods zegen niet op rust...
Aanhoort, o ongedoopte zielen,
hoe katholieke homofielen
de hemelse en aardse lusten
verenigen, want voor zij rusten
schalt nog vanaf het planken bed
ten hemel lof, en dankgebed.
Dan neemt de schuldeloze slaap
bezit van kapelaan en knaap.
Hoe graag lei ik de pen terzijde
en liet ze slapen met z'n beiden
in volle onschuld, rooms en blijde.
Maar ach, hoe graag ik het ze gunde,
dit is een werk van letterkunde
dat zo zijn eigen wetten stelt,
zowel aan schrijver als aan held.
Geniet je slaap met volle teugen,
Frustratus, want hij zal je heugen!
Wordt vervolgd
|
|