De Tweede Ronde. Jaargang 12(1991)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 85] [p. 85] Light Verse [pagina 86] [p. 86] Oorlogscorrespondent Jan Boerstoel Op de avond voor de afreis pakt zijn vrouw zijn koffers in en probeert wat laatste dingen te bepraten. Maar hij geeft nog amper antwoord en ze voelt zijn tegenzin, dus besluit ze om hem maar met rust te laten. En gaat verder met haar huisvlijt: overhemden, ondergoed, kofferschrijfmachine, waar hij het straks mee verdienen moet, taperecorder, altijd handig als je mensen interviewt en uit voorzorg ook wat extra batterijen. Tegen elven klinkt zijn ‘welterusten’ als een laatste groet en nog later wil hij niet meer met haar vrijen. Want het woord is aan de oorlog, waar hij morgen heen zal gaan. Want het woord is aan de oorlog, die hij morgen gaat verslaan. Op de middag na zijn aankomst, nog niet helemaal gewend, gaat hij gauw de stad in om zijn keel te smeren, komt een stel collega's tegen, die hij nog van vroeger kent en dan lijkt de ouwe tijd weer t'rug te keren. Met een borrel en verhalen waar de helft misschien van klopt, over wie al dood is of het toch nog verder heeft geschopt en hij schreeuwt weer dapper mee en steekt er nog eens eentje op, haalt de hete rook met grage teugen binnen, stom natuurlijk, dat hij thuis weer niet met roken is gestopt, maar daar hoeft hij nou niet meer aan te beginnen. Want het woord is aan de oorlog en die vraagt een grote bek. Want het woord is aan de oorlog en die maakt je toch al gek. [pagina 87] [p. 87] En het stinkt weer als vanouds en het klinkt weer als vanouds, in de verte hoor je de kanonnen dreunen. En het doet weer als vanouds en het bloedt weer als vanouds... Maar wat kunnen zij zich daar nog om bekreunen? Van die dag af gaan de dagen weer hun doodgewone gang, door de strijdende partijen ingegeven, tussen spanning en verveling en bij tijden is hij bang, maar hij heeft allang weer vrede met zijn leven. Drinkt een onbekende whisky in de bar van zijn hotel en een vrouw komt naast hem zitten, want dat hebben ze daar wel, maar de hitte houdt hem kuiser dan een monnik in zijn cel en hij kan het nog wel even zonder stellen, dus hij krabbelt overeind en mompelt iets van ‘dankjewel’ en vertrekt. Hij moet zijn stukje door gaan bellen. Want het woord is aan de oorlog, ook al schiet dat soms tekort. Want het woord is aan de oorlog, waar geen mens meer stil van wordt. Vorige Volgende