De Tweede Ronde. Jaargang 12

[p. 74]

Twee gedichten
Lou Vleugelhof

De hand

Alsof de hand zich verliest in verschrijving
van wat ik zag. Nooit leg ik de hand

op wat ik zie: een boom, een man op straat
met zijn hond. Geen werkelijkheid is bestand

tegen haar beschrijving. Mij treffen toeval,
bijkomstigheden, ornament en rand-

verschijnselen. De hond ruikt aan de boom,
de man loopt onopvallend uit de hand.

[p. 75]

Droom over Achterberg

‘Na jaar en dag hervinden wij de fitter in 't oudemannenhuis.’

Ballade van de gasfitter

‘Hij krijgt gedurig op z'n sodemieter.’
Ik zie hem sjokken door een blinde gang,
hij loopt voorover als de fitter bang
zijn laatste gat met woorden vol te gieten.

Terwijl hij op de zaal bij 't zwarte pieten
zijn laatste stuiver opdiept, diept hij lang
en ongeduldig naar zijn zwanezang,
zijn bodem is nog lekker dan een gieter.

Pen en papier heeft men hem afgenomen.
Hij schrijft maar met zijn vingers in het zand
woorden en zinnen buiten elk verband
waarin hij dekking vindt noch onderkomen.
Een telefoonboek houdt hij bij de hand
om oude namen op het spoor te komen.