De Tweede Ronde. Jaargang 12(1991)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 76] [p. 76] Drie gedichten Leo Verzuu Meeuw In de koude schemering rond kerst - de straten lagen verlaten, het leven hurkte achter ramen en uit matte straatlantaarns klonk het moede licht van een gedoofde stad - in het vaalmystieke vesper-uur der godverlaten grootstad wiekte plotseling een meeuw voorbij eenzaam ondoorgrondelijk wit-zwevend in de ruisende stilte van jagende sneeuw hij gaf geen schreeuw hij krijste niet maar kruiste mijn blik [pagina 77] [p. 77] als iets heel wits als een trage flits van de bliksem zijn goddelijk voorbijgaan bleef - toen hij was geweken - als een uitroepteken steken in het want van mijn verwarde ziel ik voelde mij een plant Teloorgang Bruin en brak op de rug van het ondoorgrondelijke water drijft de leegte schuimend in de richting van de zee messcherpe meeuwen scheren krijsend over de vuilschuit tussen de dalven [pagina 78] [p. 78] een haastige hond pist zijn bekentenis vakbekwaam tegen de koude leuning van de brug de lucht is goor de nevel kil en in mijn uitgeloogde ziel vreet de teloorgang tergend traag de laatste vezels weg van wat er in mij van mijn hoop op haar nog restte Zand Laatst liep ik langs het strand waar zij mijn naam ooit in het zand schreef met een takje onontkoombaar in de ban van het fatale voorzag ze [pagina 79] [p. 79] dat ze ook met mij weer zichzelf zou herhalen zij dacht dus slechts aan later in termen van wegspoelend water ... dat je dát niet hebt voorvoeld verbaasde zich mijn geest in onderkoeld sarcasme maar ja... de roerige zee was daar en toen nog niet aan iets als voorspel toe laat staan aan een orgasme de zee was nog ontzettend moe en zó ver was de branding verwijderd van haar en haar schrijven dat je nergens ook maar enig wrakhout kon zien drijven Vorige Volgende