|
| |
| |
| |
Venetië
A.N. Apoechtin
(Vertaling Marja Wiebes & Margriet Berg)
1
Wij zijn laatst door twee oudjes rondgeleid
In een paleis, vervallen en verloren.
De vrouwtjes ratelden de hele tijd.
‘Uw komst is als een malse bui, signoren,
Al zal ons uiterlijk u niet bekoren,
En zijn wij oud en onze schoonheid kwijt,
Ze doen u vast wel deugd, onze verhalen:
Wij zusters zijn de laatsten der Micchialen.
| |
2
U hoort het goed: Micchiale... Welk een kracht!
U hebt natuurlijk over ons gelezen,
De dichter spreekt over ons voorgeslacht,
In de kronieken wordt het vaak geprezen,
Er zal in 't hele land geen ander wezen
Dat zo beroemd is en zozeer geacht.
Geen Pucci was er ooit zo rijk en machtig,
Geen Pesaró, geen Fóscarizo krachtig...
| |
Венеция
1
В развалинах забытого дворца
Водили нас две иищие старухи,
И речи их лилися без конца.
‘Синьоры, словно дождь средн засухн,
Нам дорог ваш визит; мы стары, глухи
И ие пленим вас нежностью лица,
Но радуйтесь тому, что нас узнали:
Ведь мы c сестрой последние Микьялн.
| |
2
Вы слышите: Микьялн... Как звучит!
Об нас не раз, конечно, вы чнтали,
Поэт о наших предках говорнт,
Исторнк их занес в свои скрижали,
И вы по всей Италии едва ли
Найдете род, чтоб был так знаменит.
Так не были богаты и могучи
Ни Пезаро, ни Фоскари, ни Пучи...
| |
| |
| |
3
Maar nu is hij verbleekt, die oude gloed.
En wie heeft ons geruïneerd? - Een jongen!
Wij hebben neef Gaetano opgevoed,
Zijn ouders hadden daarop aangedrongen;
Hij werd een knappe vent; zijn bokkesprongen
En al zijn streken praatten we steeds goed!
Hij was er heel vroeg bij, was ongeduldig...
Ja, neef Gaetano is aan alles schuldig.
| |
4
Hij joeg 't Ancoons bezit er snel doorheen,
Verkocht het landgoed samen met de beelden,
Verzoop de schilderijen een voor een,
Waarna hij in Triëst 't collier verspeelde,
Dat hij eerst aan zijn bruidje toebedeelde.
Maar toch was hij niet kwaad in 't algemeen,
't Was meer dat zijn karakter niet zo groot was...
Wij lieten menig traantje toen hij dood was.
| |
5
Kijk daar eens, heren, daar hangt zijn portret,
Die denkerskop, met die gekrulde haren;
Vlak boven hem - ja, daar met dat boeket -
Dat zijn mijn zus en ik in vroeger jaren,
Toen wij nog wijdvermaarde schonen waren.
Helaas heeft het verval nu ingezet,
Geen spoor van het verleden meer... Maar weet je:
Als je goed kijkt dan lijkt het nog een beetje.
| |
3
Ну, а теперь наш древннй блеск угас.
И кто же разорил нас в нух? - Ребенок!
Илемянник Гаэтано был у нас,
Он поруче̄н нам был почти с пеленок;
И вырос он красавцем: строен, тонок...
Как было не прощать его проказ!
А жить он начал уже слишком рано...
Всему впиой нлемянник Гаэтано.
| |
4
Анконские поместья он спустил,
Палаццо продал с статуямн вместе,
Картнны пропил, вазы перебил,
Брильянты взял, чтоб подарить невесте,
А проиграл их шулерам в Триесте.
А впрочем, он прекрасный малый был,
Характера в нем только было мало...
Мы плакалн, когда его не стало.
| |
5
Смотрите, вот висит его портрет
С задумчивой, кудрявой головою;
А вот над ним - тому уж много лет, -
С букетами в руках и мы с сестрою.
Тогда мы обе славились красою,
Теперь, увы... давно пропал и след
От прошлого... А думается: все̄ же
На нас теперь хоть несколько нохоже.
| |
| |
| |
6
Dat is Francesco daar... zoals u ziet,
Geen man om mee te spotten, kijk die ogen:
De Raad van Tien, dat was zijn werkgebied,
Hij strafte hard en zonder mededogen.
Maar op zijn oude dag ging hij gebogen
Onder een zware last, een groot verdriet:
Drie zonen had Francesco, - zij zijn allen
Nabij Lepanto in de strijd gevallen.
| |
7
En dan die grijsaard, met zijn dor gelaat:
Antonio... op wie wij ons beroemen:
Alom geliefd en lid van de senaat,
Die later zich tot Doge liet benoemen,
Maar ertoe kwam zijn eega te verdoemen,
Daartoe gedreven door jaloerse haat!
Dat is ze daar, de beeldschone Terese:
't Portret van haar is 't werk van Veronese.
| |
8
Ze lijkt te leven op het schilderij...
Een telg uit het geslacht der Morozijnen...
Zie toch die schouders, hoe volmaakt is zij,
Die lieve lach, die goddelijke lijnen.
Al spaart de laster niemand, haar, de reine,
Gingen de praatjes allemaal voorbij.
Men durfde van Terese slechts te dromen,
Helaas is toen een koning langs gekomen.
| |
6
А вот Франческо... С этим не шути,
В его глазах не сыщешь состраданья:
Он заседал в Совете десяти,
Ловил, казнил, иымучивал иризнанья,
За то и сам иод староcть, н наказанье,
Он должен был тяжелый крест иести:
Три сыиа было у него, - нсе трое
Убнты в роконом Лсиаитском бое.
| |
7
Вот и маитни старик, с лицом cухим:
Аитиио... Мы им гордигьcя можем:
За доброгу ои вcеми был любим,
Сеиатором был долго, иосле дожем,
Но, ревностыо, как демоном, тревожим,
К жеие cвосй ои был неумолим!
Вот и она, краcавнна Тереза:
Нортрет се - работы Веронеза -
| |
8
Так, кажетcя, н дышит с нолотна...
Она была из рода Морозини...
Смотрнте, что за плечи, как стройиа,
Улыбка апгела, глаза богини,
И хоть молва нещадиа, - как святыни,
Ей о любви никто б не заикиулся,
Но тут король, к несчастью, подвериулся.
| |
| |
| |
9
Die koning dat was Hendrik III. Er gaan
In de familie talloze geruchten.
't Portret van hem zijn wij zeer toegedaan.
In Krakau zat hij om Parijs te zuchten,
Hij voelde zich een balling, wilde vluchten,
Het Poolse koningschap stond hem niet aan.
Maar na zijn broeders dood ging hij het haten,
En hij besloot om Polen te verlaten.
| |
10
De Heer heeft hem op onze weg gebracht.
Langs de palazzi kwam hij uit het donker,
Uit duizend gondels kreet het volk die nacht,
Kanongebulder, klokgelui weerklonk er,
Venetië was een en al geflonker.
Bij Foscari verscheen hij onverwacht...
Een ieder weende: kindren, mannen, vrouwen...
Omdat ze Hendrik III mochten aanschouwen!
| |
11
De staat bood aan zijn gast een warm onthaal...
Op 't bal kwam Hendrik III Terese tegen.
Hoe 't verder ging weet enkel haar gemaal, -
Wij hebben daar nooit hoogte van gekregen -
Hij vroeg de kerk een tweede keer de zegen,
Terese-lief verdronk hij in 't kanaal,
Waarna hij in de Frari-kerk hertrouwde...
Maar 't was geen prettig huwelijk voor de oude.’
| |
9
Король тот Генрих Третий был. О нем
В семейcтве нашем намятно преданье,
Его портрет мы cвято бережем.
О Францин храня воспоминанье,
Он в Кракове скучал как бы в изгнаньи
И не хотел быть нольским королем.
Ио смерти брата, чуя трон нобольше,
Решился он в Париж бежать из Польши.
| |
10
Доро́гой к нам господь его нривел.
Июльской ночью нлыл он меж дворцами,
Народ кричал нз тыcячи гондол,
Сливался пушек гром с колоколами,
Венеция блистала вся огнями.
В налаццо Фоскарини ои вошел...
Все плакали: мужчины, дамы, детн...
Велнкий государь был Генрих Третий!
| |
11
Республика давала бал гостям...
Король с Терезой встретился на бале.
Что было дальше - нензвестно нам,
Но только мужу что-то насказали,
И он, Терезу утопив в канале,
Венчался снова в церкви Фрари, там,
Где памятник великого Канопы...
Но старику был брак несчастлив новый’
| |
| |
| |
12
Ze raken over hem niet uitverteld,
Over de rampen van dat tweede trouwen...
Maar wij verlangen naar het open veld,
Het vochtig, donker oord gaat ons benauwen...
We nemen afscheid van de beide vrouwen, -
Al zijn ze arm, ze weigeren ons geld,
En blijven bij ons weggaan trots herhalen:
‘Ja, ja, wij zijn de laatsten der Micchialen!’
| |
13
Dan stap ik in een gondel en verlang
Een eindje rond te varen op het water
In 't laatste licht van de zonsondergang...
Er steekt een briesje op, een wolkje gaat er,
En uit een andre boot klinkt even later
Gitarenspel en zoet tenorgezang,
En luid weerklinkt er bij de slotakkoorden:
‘Dimmi che m'ami’, eeuwenoude woorden.
| |
14
Venetië! Wie blij is en bemind,
Wiens leven wordt verwarmd door mededogen,
Die voelt als hij geen welkom ondervindt
In uw ruïne zich wel zeer bedrogen,
Zijn luide bede laat u onbewogen,
Uw starre stilte is wat hem niet zint,
Uw lange slaap, zonder rumoer en klachten,
Verwart hem als een kwellende gedachte.
| |
12
И длился об Антонио рассказ,
О бедствиях его второго брака...
Но начало тянуть на воздух нас
Из душных стеи, из плесени и мрака...
Старухи были нищие, - однако
От денег отказались, и не раз
Нам на прощанье гордо повторяли:
‘Да, да, - ведь мы иоследние Микьяли!’
| |
13
Я бросился в гондолу и велел
Куда-нибудь подальше плыть. Смеркалось...
Канал в лучах заката чуть блестел,
Дул ветерок, и туча надвигалась.
Навстречу к нам гондола приближалась,
Под звук гитары звучный тснор пел,
И громко раздавались над волнами
Заветные слова: dimmi che m'ami!.
| |
14
Венеция! Кто счастлив и любим,
Чья жизнь лучом сочувствия согрета,
Тот, подойдя к развалинам твоим,
В них не найлст желанного привета.
Ты на призыв не дашь ему ответа,
Ему покой твой слишком недвижим,
Твой долгий сон без жалоб и без шума
Его смутит, как тягостная дума.
| |
| |
| |
15
Maar wie door levensstormen is geveld,
En die het moe is ergens naar te streven,
Die zich geen vragen over morgen stelt,
Wiens hart in slaap is, niet in staat tot leven,
Die elke nieuwe dag die wordt gegeven
Steeds als een doelloze herhaling telt,
Hem zal het weerzien grote vreugde schenken...
Daar zijt ge dan! Om steeds aan terug te denken!
| |
16
Wanneer het pijnlijke idee ontstaat
Om dieper in 't verleden door te dringen,
Dan is daar niet het purperen gewaad
Van Dogen met hun kroon vol schitteringen,
Maar straf, de Brug der Zuchten, folteringen -
Ja, alles wat het stempel draagt van 't kwaad...
Wat ligt er niet aan leed, verraad en zorgen
Achter die muur van marmer stil verborgen!...
| |
17
Hoeveel moest hij die wreed was vastgezet,
Gesard, gekooid gelijk een dier, ontberen,
Met hoeveel wanhoop schreef hij dit gebed
In 't raamloos kot waar men hem liet creperen:
‘Red mij van hen die ik vertrouw, o Here,
Van hen die 'k niet vertrouw ben 'k al gered!’
Hij moet wel een belangrijk dichter wezen, -
Uw leven laat zich in twee regels lezen!
| |
15
Но кто устал, кто бурей жизни смят,
Кому стремиться и спешить напрасно,
Кого вопросы дня не шевелят,
Чье сердце спит бессильно и безгласно.
Кто в каждом дие грядущем видит ясно
Один бесцельный повторений ряд, -
Того с тобой обрадует свиданье...
И ты пришла! И ты - восноминанье!..
| |
16
Когда больная мысль начиет вникать
В твою судьбу былую глубже, шире,
Она не дожа будет представлять,
Плывущего в короне и порфире,
А пытки, казни, мост Dei Sospiri! -
Всё, всё, на чем стралания иечать...
Какие тайиы горя и измены
Хранят безмолвио мраморные стены!.
| |
17
Как был людьми глубоко оскорблен,
Какую должен был ионесть потерю,
Кто напнсал, в темнице заключен
Без окон и дверей, иодобио зиерю:
‘Снаси госнодь от тех, кому я верю, -
От тех, кому не верю, я снасен!’
Он, может быть, великим был поэтом, -
История твоя в даустншьи зтом!
| |
| |
| |
18
De kelk is nu geledigd, 't is voorbij,
Gij wilt niet langer lijden, gij wilt leven,
In de omhelzing van de slaap zijt gij
In uw vergane glans versteend gebleven:
Uw Doge weg, uw Marco afgeschreven,
Uw leeuw getemd, uw plein een woestenij,
In uw paleizen is de lucht bedorven...
Gij zijt een graf, vol stilte, afgestorven...
| |
19
Jawel!... Een graf!... Maar waarmee hebt gij mijn
Gemoed geraakt, mij voor u ingenomen?
En waarom zou mijn ziel gevangen zijn
Door de verwelkte schoonheid van uw dromen,
Die, lang vergeten, weer naar boven komen?
Is dan het hart veroordeeld om te streven
Zolang het tijd van leven is gegeven?...
| |
20
We voeren lang... Een eerste ster verscheen,
We leken in de maneschijn te baden;
Het kleine wolkje van daarstraks verdween,
Vol sterren was de lucht, als misgewaden.
‘Giuseppe! Peppo!’ klonk het van de kade...
Daarna verstilde alles om ons heen.
De gondel werd geruisloos voortbewogen,
Links 't somber Lido, het paleis der Dogen.
| |
18
Страданья чашу выпивши до дна,
Ты снова жить, страдать не захотела,
В объятьях заколдованного сна,
В минувшем блеске ты окаменела:
Твой дож пропал, твой Марк давно без дела,
Твой лев не страшен, площадь не нужна,
В твонх дворцах пустынных дышит тленье...
Везде покой, могила, разрушенье...
| |
19
Могила!.. да! но отчего ж иорой
Ты хороша, пленительна, могила?
Зачем она увядшей красотой
Забытых снов так много воскресила,
Душе напомнив, чтб в ней прежде жнло?
Ужель обманчив так ее покой?
Ужели сердцу суждено стремиться,
Пока оио не перестанет биться?..
| |
20
Мы долго плыли... Вот зажглась звезда,
Луиа нас обдала потоком света;
От прежней тучи нет теперь следа,
Как ризой, небо звездами одето.
‘Джузеппе! Пеппо!’ - прозвучало где-то...
Всё замерло: и воздух и вода.
Гондола наша двигалась без шума,
Налево берег Лило спал угрюмо.
| |
| |
| |
21
O, nimmer heb ik in mijn vaderland
Van zulk een liefde, zulk een gloed geweten,
Woedde er in mijn ziel zo'n felle brand,
En was ik door zo'n levensdrift bezeten!
Ach, kon ik het verleden maar vergeten,
Hoe gaarne had ik met een geestverwant
Over de volheid van mijn hart gesproken...
Helaas, de stilte werd door niets verbroken..
| |
22
Venetië kwam in de donkre zee,
Oplichtend in een stralend wit, tot leven,
En leek van verre wel een sprookjesfee,
Door marmer en door zilverglans omgeven.
De slaperige golfjes deinden even,
De nacht voerde geluk en warmte mee;
En bevend, vol van droeve mijmeringen,
Hoor 'k de tenor ‘O, sol beato’ zingen...
(1874)
Hendrik III, koning van Frankrijk en Polen, doet zijn intocht in Venetië in 1574
| |
21
О, никогда на родине моей
В года любви и страстного волненья
Не мучили души моей сильней
Тоска по жизни, жажда увлеченья!
Хотелося забыться на мгновенье,
Стряхнуть былое, высказать скорей
Кому-нибудь что душу наполняло...
Я был один, и всё кругом молчало...
| |
22
Венеция, средь темных вод белея,
Вся в серебро и мрамор убрана,
Являлась мне как сказочная фея.
Спускалась ночь, теплом и счастьем вея;
Едва катилась сонная волна,
Дрвжало сердце, тайной грустью сжато,
И тенор пел вдали ‘O, sol beato’!...
1874
|
|
Auteursrechtelijk beschermd