De Tweede Ronde. Jaargang 12
(1991)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 88]
| |
Uit: Memoires van gene zijde van het graf
| |
[pagina 89]
| |
le klimaten: ook dat is Venetië. Die met goud getooide gebouwen, rijk versierd door Giorgione, Titiaan, Veronese, Tintoretto, Bellini, Bordone, de beide Palma's, bevatten bronzen, marmeren, granieten en porfieren beelden, kostbare klassieke kunstwerken, zeldzame manuscripten; de tover van hun uiterlijk wedijvert met de magie van hun inwendige; en als men in het lieflijk schijnsel dat ze belicht, ontdekt welke doorluchte namen en welk een groots verleden hun gewelven vereeuwigen, roept men uit, met Philippe de Commynes: ‘Nooit zag ik een trotser stad!’Ga naar eind4) En toch is dit niet meer het Venetië van de gezant van Lodewijk XI, de stad die gemalin was van de Adriatico en heerseres der zeeën; het Venetië dat keizers schonk aan Constantinopel, koningen aan Cyprus, vorsten aan Dalmatië, de Peleponesus en Kreta; de stad die de keizers van Germanië vernederde en in haar onschendbare woonstee smekende pausen ontving; het Venetië waarvan vorsten het zich tot een eer rekenden burger te zijn, waaraan Petrarca, Pletone, BessarioneGa naar eind5) de uit de ruïnes van de barbarij geredde resten van de Griekse en Latijnse letteren nalieten; het Venetië, republiek in een feodaal Europa, dat een schild was voor de christenheid; het Venetië, ‘Planter of the Lion’Ga naar eind6), dat de wallen van Ptolomais, Asculum en Tyros onder de voet liep en in Lepanto de Halve Maan neerhaalde; het Venetië waar Dogen geleerden waren en kooplieden ridders; het Venetië dat het Oosten versloeg of zijn reukstoffen kocht, dat uit Griekenland buitgemaakte tulbanden of weergevonden meesterwerken meebracht; het Venetië dat het vruchteloos Verbond van Kamerijk overwon; de stad die zegevierde door haar feesten, haar courtisanes en haar kunsten, niet minder dan door haar wapenen en haar staatslieden; Venetië, zowel Corinthe als Athene en Carthago, dat haar hoofd tooide met erekronen van zeeslagen en met bloemenkransen. Het is zelfs niet meer de stad die ik doorkruiste toen ik op weg was naar de oevers die getuigen van haar roem; maar, dankzij haar verrukkelijke koelten en haar lieflijke wateren, behoudt ze haar bekoring; vooral vervallende landen behoeven een zacht klimaat. Venetië bezit genoeg beschaving om een verfijnd bestaan te waarborgen. Haar verleidelijke atmosfeer maakt meer menselijke waardigheid overbodig; er gaat een fascinerende kracht uit van die resten van grootheid, die sporen van kunst | |
[pagina 90]
| |
waardoor men is omgeven. De brokstukken van een oude beschaving die zulke dingen voortbracht, boezemen afschuw in voor een nieuwe maatschappij en laten u geen enkel verlangen naar enige toekomst. Ge verkiest u mee te voelen sterven met alles wat sterft om u heen; ge hebt geen ander verlangen dan de laatste resten van uw leven te verfraaien naarmate het versterft. De natuur, die alras, als een bed van jonge bloemen, nieuwe geslachten op de ruïnes zal brengen, gunt de meest verzwakte rassen nog het genot van de hartstocht en de vervoering der zinnen. Venetië heeft nooit afgoderij gekend; ze groeide op als christin op het eiland waar ze gevoed werd, ver van de terreur van Attila. De afstammelingen van de Scipio's, een Paula, een Eustochia,Ga naar eind7) ontkwamen in de grot van Bethlehem aan Alariks geweld. Anders dan alle andere steden, heeft Venetië, oudste dochter van de antieke beschaving maar nimmer onteerd door onderwerping, geen Romeinse resten, noch overblijfselen van de Barbaren. Ook vindt men er niet wat men in het Noorden en Westen van Europa ziet, te midden van de opkomst der nijverheid; ik doel hier op die nieuwe bouwwerken, lange haastig opgetrokken straten, vol onvoltooide en lege woningen. Wat zou men hier ook kunnen bouwen? Ellendige krotten die getuigen van het armzalig vernuft van de zonen, naast het luisterrijk genie der vaderen; gewitkalkte stulpen die nog niet tot de hak zouden reiken van de reusachtige paleizen van de Foscari's en de Pesaro's. Als men de troffel mortel en de handvol pleisterkalk ziet waarmee een schielijke reparatie aan een marmeren kapiteel is verricht, ergert men zich en verkiest de vermolmde planken waarmee Griekse of Moorse vensters zijn dichtgetimmerd en de lompen die te drogen hangen op sierlijke balkons, boven de afdruk van de krachteloze hand van onze eeuw. Kon ik mij maar afzonderen in deze stad, die in harmonie is met mijn lotsbestemming, in deze stad der dichters, waar Dante, Petrarca, Byron verbleven! Kon ik hier maar mijn Memoires voltooien in het licht van de avondzon dat op deze bladzij valt! Nog schroeit de dagster op dit moment de savannen van mijn Florida en hier gaat zij al onder aan het eind van het Canal Grande. Ik kan haar niet meer zien; maar door een open plek in dit woud van paleizen belichten haar stralen nog de wereldbol op de Dogana, de sprieten van de barken, de ra's van de schepen en het | |
[pagina 91]
| |
portaal van het klooster bij San Giorgio Maggiore. De toren van het klooster, herschapen tot een roze zuil, weerkaatst in het rimpelend water. De witte gevel van de kerk is zo sterk verlicht dat ik de kleinste details van het beeldhouwwerk kan onderscheiden. De omheiningen van de magazijnen op de Giudecca zijn geschilderd in een titiaans licht. De gondels in het kanaal en in de haven baden in hetzelfde licht. Daar ligt Venetië, aan de oever van de zee, als een mooie vrouw die met het tanend daglicht sterven zal: de avondbries doet nog haar geurend haar bewegen; ze sterft, gegroet door de natuur met al haar bekoorlijkheid en haar schoonste glimlach.
De Bucintoro op Hemelvaartsdag 1619. Gravure van Jan Sedeler, naar Stefano Scolari
|
|