De Tweede Ronde. Jaargang 12(1991)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 150] [p. 150] Vier gedichten Sandro Penna (Vertaling Frans van Dooren) Leven Leven... is denken aan een triest ontwaken in de ochtendschemer van een trein, en buiten 't onzeker daglicht zien, en in 't gebroken lichaam de maagdelijke en wrange treurnis ervaren van de prikkelende lucht. Maar weer terugdenken aan de onverwachte bevrijding is veel aangenamer: naast me een jeugdige matroos in 't blauw en wit van de marine, en buiten in de verte een zee die overloopt van frisse kleuren. [La vita... è ricordarsi di un risveglio] La vita... è ricordarsi di un risveglio triste in un treno all'alba: aver veduto fuori la luce incerta: aver sentito nel corpo rotto la malinconia vergine e aspra dell'aria pungente. Ma ricordarsi la liberazione improvvisa è più dolce: a me vicino un marinaio giovane: l'azzurro e il bianco della sua divisa, e fuori un mare tutto fresco di colore. Jongens Hier onder deze aprillucht is mijn vrede onzeker. 't Lichte groen beweegt zich op de luimen van de wind. De wateren slapen nog steeds, maar als met open ogen. Daar rennen jongens over 't gras, en 't lijkt of hen de wind verstrooit. Maar ach, verstrooid is slechts mijn hart, waarin een levende flits achterblijft (o jeugd) van hun sneeuwwitte hemden die afgedrukt staat tegen 't groen. Sotto il cielo di aprile la mia pace è incerta. I verdi chiari ora si muovono sotto il vento a capriccio. Ancora dormono l'acque ma, sembra, come ad occhi aperti. Ragazzi corrono sull'erba, e pare che li disperda il vento. Ma disperso solo è il mio cuore cui rimane un lampo vivido (oh giovinezza) delle loro bianche camicie stampate sul verde. [pagina 151] [p. 151] Op de pier De wind blaast hard over de pier. Mijn ogen vangen een rustig lichtspel op. Er vaart een zeiljacht op zijn kant, met in de stilte aan 't roer een haast horizontale man. Zachtjes en stil waait van een jongenskop een muts, die 't woelig zeevlak raakt zoals een bal de lucht. En vurig als een vlam rest mij in 't koude spel van licht dat hoofd met wapperende haren. [Sul molo il vento soffia forte...] Sul molo il vento soffia forte. Gli occhi hanno un calmo spettacolo di luce. Va una vela piegata, e nel silenzio la guida un uomo quasi orizzontale. Silenzioso vola dalla testa di un ragazzo un berretto, e tocca il mare come un pallone il cielo. Fiamma resta entro il freddo spettacolo di luce la sua testa arruffata. De fietser 't Venetiaanse pleintje, somber en oud, verzamelt geuren van zee. En vluchten van duiven. Maar in mijn herinnering - door licht betoverd - blijft de vlucht van de nog jonge fietser die bijna zingend aan zijn vriend vraagt: ‘Ga je alleen?’ [La veneta piazzetta] La veneta piazzetta, antica e mesta, accoglie odor di mare. E voli di colombi. Ma resta nella memoria - e incanta di sé la luce - il volo del giovane ciclista vòlto all'amico: un soffio melodico: ‘Vai solo?’ Vorige Volgende