De Tweede Ronde. Jaargang 12(1991)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Vier gedichten Frans Kuipers [Ochtendnevel] OCHTENDNEVEL, bevroren meren, ijzel, rijp, zij dienen hier met ere te worden vermeld. Alsook ijsbloem: luchtgewei, trofee aan de winterruit prijkend. Voor het zwijgen dat goud is, zuiverheid die oud is, bij de sneeuw, grote weefster, haastjerepster, zuster Kusvlug, bij de sneeuw moet je zijn. Wolk echter, lukraak klaargestoomde, zwevend voorwerelds bovenaards, wolk offreert wonderlijkheid non-stop, wolk: fraaiste watergedaante. [In alle vroegte] IN ALLE VROEGTE naar buiten geslopen. Het licht ging de lucht in. Sterren verbleekten. Op schoenen van stilte langs de paden gelopen. Alles gloednieuw groen geverfd en nog nat. [pagina 21] [p. 21] [Die plotseling] DIE PLOTSELING opduikt uit het donker, loopings om de lamp maakt; 'n ikarus die finisht, aantikt, vliegt dat het poedert - mot, kamikaze-piloot. [Terug in de Rokende Grootstad] TERUG IN DE ROKENDE Grootstad. Zwevend rakelings langs me heen, het stilte-achter-glas-gezicht van een tram-madonna. Bij Pulitzer stond ze bebontmanteld op de stoep, wachtend op een taxi, de wufte juffer in wier oogopslag u sloeber bent en daarna lucht. Dreun van de toren over alles. De witte gerimpelde billen van een stripster in Het Schemerig Zaaltje. Kaarsrechte lotuszitters op een herenhuiszolder. Broodgooiende oudjes op de brug. De sneeuw tot smurrie verpekeld. Meeuwen: moorddadige kruimelvechters, pijlsnelle duikelaars - Deels van de straten, de pleinen, de lichtjes; deels van het bospad, de meren, de zon-in-het-woud. Half van het neon, half van het hout. Vorige Volgende