De Tweede Ronde. Jaargang 12(1991)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Nederlandse poëzie [pagina 11] [p. 11] Kathleen Ferrier Pleuke Boyce Bij mij thuis stond de zangeres Kathleen Ferrier in hoog aanzien. Mijn ouders, beiden lid van het kerkkoor, loofden haar zang, vonden haar de allergrootste. Ze raakten in vervoering als zij zong. Ze zong het soort muziek dat heel goed aansloot bij de sfeer van zondagavond, na de kerkdienst. Bijvoorbeeld Bach: cantates. Haar zingen deed me niets tijdens die maaltijden op zondag. Daar zaten we, achter een wit gesteven tafellaken, daarop de goede borden, het bestek - mijn ouders hadden het gekregen toen zij trouwden. (Dat werd weer uren afwassen!) Een lang gebed, een eindeloos stuk uit de Bijbel - mijn vader las het voor. Dan, de maaltijd bijna afgelopen, hoera: de radio werd aangezet. En daar was Kathleen Ferrier! Er viel een stilte. Mijn ouders staarden, zeer geroerd, de verte in. Die maaltijden op zondag zijn al lang voorbij. Gesteven tafellakens zie ik nooit meer. Mijn moeder voegde zich onlangs bij Kathleen Ferrier, zij zingen samen in het hemels koor. Mijn borden en bestek koop ik, als ik die nodig heb, bij de plaatselijke uitdrager. Ook platen zijn goedkoop: een kwartje per stuk. [pagina 12] [p. 12] Ik kocht er acht onlangs. Op één zingt Kathleen Ferrier Brahms. Wat een stem! Zij zingt de Alt-Rapsodie zo mogelijk nog roerender dan Marian Anderson. Mijn kinderen staan verbaasd. Ik huil. Mijn moeder zingt in het hemels koor. Mijn vader woont ver weg en zal zich spoedig bij haar voegen. ‘Ach, so musz ich ganz allein...’ Vorige Volgende