De Tweede Ronde. Jaargang 12
(1991)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 185]
| |
Twee gedichten
| |
Pea SoupA hecatomb;
haruspication of pods...
It is thus that we understand
our kitchen gods -
workaday hierophants,
opening each green victim
with a neat jab of the thumb,
cascading entrails
(like so many plump suspension-dots)
into a deep pan.
Our recipe book
is the Book of Fate,
to be interpreted wisely
and with some imagination.
The shiny china look
of a raw hambone,
the floe of fat
you scrape with a tablespoon
from quivering stock,
one moment's ghost of salt
| |
[pagina 186]
| |
[Nederlands]en een rillende citroen
moeten in acht worden genomen.
Goden worden niet voor de gek gehouden!
Van ons wordt verwacht
dat wij hun grillen volgen
eer wij onze rijke huishoudelijke lading
van stapel laten lopen
op die blauwe, razende vlammen.
| |
[Engels]and a wincing lemon
must all be rightly noted.
The gods are not mocked!
We are expected
to follow their fickle games,
before launching
our rich domestic cargo
upon those blue, blustering flames.
| |
Onze gastheer spreektMist wist haast alles uit.
Het water vreet aan.
We hebben geluk dat we hier nog zijn
in deze tijdelijke stad,
waar ramen beschermd worden
door filigraan van kruim'lend roest,
en mindere zeegoden de schuurdeur
van palazzi opbleken en dan eten.
De oude steen wordt vlekkerig en zacht.
Onze burgers flaneren
als spoken gezien door motregen van schemer
op marmer dooraderd en bevlekt
door oeroud gesijpel. De tessera verkruimelt
als een blok kurk,
terwijl andere van velijn zijn, bruin-geel,
biefstuk-rood of bespetterd als kwarteleieren.
| |
Our Host SpeaksFog can cancel most things.
The water corrodes.
We are lucky still to be here
in this temporary city,
where windows are defended
by filigrees of dwindling rust,
and minor marine gods bleach and eat
the barn-doors of palazzi.
The old stone blots and softens.
Our citizens promenade
like ghosts apprehended through drizzling twilight
on marble veined and stained
by ancient seepings. This tessera crumbles
like a block of cork,
while others are vellum, buff, steak-red
or spattered like quails' eggs.
| |
[pagina 187]
| |
[Nederlands]Wij genieten niet alleen van oppervlakten,
maar ook in het afstand doen ervan.
Muren bladderen als schors.
Aan touw groeien waterzware manen
en leeuwen wijzigen
hun evangelische trekken.
Je kunt je vingers grijs maken
aan het stof van eindeloos naamgevende heiligen.
De priesters maken een oriëntaals geluid,
gonzend, terwijl ze met bijtend plezier echo's
als een gong af laten gaan van hemelse koepels.
Kerken liggen in dok
dichtbij de roze en okeren pleinen
waar duiven samenkomen
als sollicitanten voor de post van Heilige Geest,
of een verdronken Christus buiten te drogen hangt.
U moet mij u de kleine
boudoir-kerk laten zien
die mijn voorkeur heeft,
met zijn door het aanraken versleten
Ovidiaans altaarfries.
Hier bloeien satyrs, openspringende peulen, tritons,
bladeren, de onschuldige verrukking van
sexy zeemeerminnen, op uit het marmer.
En de hemel zelf wordt gesierd
door een vochtige vlek aan de zijkant.
| |
[Engels]We delight not just in surfaces,
but in their relinquishment as well.
Walls flake like bark.
Rope grows a waterlogged mane
and lions modify
their evangelical features.
You can grey your fingers
on the dust of endless eponymous saints.
The priests make an oriental sound,
droning, gonging the echoes off
celestial domes in mordant pleasure.
Churches dock
close to the pink and ochre squares
where pigeons gather
like applicants for the post of Holy Spirit,
or a drowned Christ hangs out to dry.
You must let me show you
the tiny boudoir-church
that is my favourite,
with its touch-worn Ovidian altar-frieze.
Here satyrs, popping pods, bull-tritons, leaves,
the innocent raptures of sexy mermaids,
flourish from marble. And heaven itself
is graced by an off-centre patch of damp.
|
|