Zoals je je arm voor het gezicht houd als je een mep verwacht. Waarschijnlijk - denk ik - om haar ergernis over zo'n stompzinnige mededeling niet op te rakelen en haar de gelegenheid te geven het onbenullige stekje lachend-achteloos weer de grond in te wrijven.
‘Dank je wel,’ zei ze.
‘Dank je wel,’ zei ze, minzaam.
‘Dank je wel,’ zei ze, minzaam en dodelijk.
Enfin, voeten weer vast op de grond. Geen vuiltje aan de lucht. Wat marginaal geleuter en de zon gaat toch wel weer op. En ook als we dood zijn gaat het leven niet verder en gras is zo grijs als de nacht ... nou ja, in dier voege etcetera.
En zo wendden wij ons ter hoogte van die zerk van het pad en de zon af en gingen het open veld in.
Links van ons pas gemaaid grasland. Daarachter, zo op het oog weggedrukt onder eeuwenoude beuken, een boerderij, met wat agrarische rommel er omheen. Rechts van ons akkers: confectie-mais, waar je god zij dank nog overheen kon kijken; perfect geschoren, hoogpolige rogge; wat lager gerst en nog dichter bij de aarde loof van aardappels - ‘Is dat niet familie van de bella donna?’ zei ze - en voederbieten.
En overal op en onder, tussen en tegenaan, bloemen. Oneindig veel bloemen: nederige, kruipende bodembedekkers, ongenaakbare zelfstandigen, leptosome lummels, steunzoekers, Einzelgänger, waterzuchtigen, klevers, warrelaars, flierefluiters, aristocraten, pretentieloze verrukkingen, ingetogen schitteringen, wiegende meditaties, verstilde extasen en herinneringen aan de toekomst. Lieve bloemen ook en lieflijke. En grassen, talloze grassen. Subtiel en rank hun hoge halmen.
O allerdiepste verrukking, o schizofrene heerlijkheid! Alsof ik niets gezégd en zij niets terúggezegd had - het ongenoegen wurmde als een pier onder de aarde verder - gingen wij samen onder de hemel. Zij liep naast me, voor me, bukte, plukte bloemen voor een veldboeket, rook en liet ruiken, zweeg, sprak, lachte, neuriede, genoot van de stilte, de kleuren, het zingen van de vogels, het weghollen van een kudde schapen, wit als melk, en bleef bij een gat in de houtwal plotseling staan. Ze keerde zich naar me om, wachtte op me, sloeg haar armen om m'n nek, kuste me op m'n lippen, duw-