Wieke ook. Groot waren ze en aandoenlijk bruin. En haar lijfje, rank en watervlug, gespierd en toch zo meisjesachtig, had haast iets feeërieks. Op haar hoge noren schoot ze weg als losgeknapte elastiek.
Evengoed vond iedereen het raar dat ik geen eerste werd met die razende onderbindertjes, waarop ook mijn broers al vaak hadden getriomfeerd alvorens over de krul heen te groeien. Iedereen, behalve Wiekes moeder. Die zat als enige ouder langs de kant van de baan, omdat ze was gescheiden en dus altijd wroeging had. Scheiden kwam in die tijd nog haast niet voor. Ik bijvoorbeeld wist niet eens wat het was. Dood, allee. Maar een vader die nog leefde en toch niet thuis kwam om te slapen, dat was me wat.
‘Ach, kijk aan,’ sprak mevrouw Veeringa, ‘is dat nu Josje Tromp. Wat leuk eens kennis met je te maken. Wieke heeft het zó vaak over je. Heb je misschien zin om morgenavond bij ons te komen eten?’
Nou, en of ik dat had. Zo'n aardige mevrouw.
‘Ikke wel,’ zei ik dan ook, glunderend.
Dat was dus afgesproken, al begreep ik niet waarom Wieke zelf niet wat vrolijker keek bij het vooruitzicht. Ze glimlachte flauwtjes, met haar eerste prijs in haar hand.
Mijn moeder instrueerde me.
‘Je gedraagt je netjes,’ zei ze, ‘dat bennen dèftige mensen. Je spreekt met twee woorden. Ja mevrouw, dank u wel. Nee mevrouw, dank u wel. Niet gooien met de zout. Goed begrepen?’
Ik knikte verward. Twee woorden, ging het door mijn hoofd, twee woorden. Dit bennen er toch vijf?
Maar dat Wiekes moeder deftig was, dat klopte wel.
De volgende dag kwam Wieke me niet halen. Op school ontweek ze me zoveel mogelijk. Om twaalf uur vloog ze páng zomaar zonder mij het weekend in.
Met loden schoenen liep ik tegen vijven door de straten. Op naar het huis waarin ze met hun tweeën woonden, helemaal aan de andere kant van de stad bij de vijver en het hertenkamp. Het bleek een prachtige villa, twee keer zo groot als onze eigen woning en met niks dan groen rondom.
Mevrouw Veeringa ontving me allervriendelijkst. Wieke lachte flauwtjes. Voor het eerst verlangde ik naar het zaterdagavondspektakel met de wasteil thuis, waaraan ik me anders zo graag onttrok.
Er was een voorkamer, er was een achterkamer, er was een ser-