De Tweede Ronde. Jaargang 10
(1989)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 123]
| |
Twee verhalen
| |
[pagina 124]
| |
LuchtP., die boven toeschouwers over een koord loopt, dag in dag uit, van de ene toren naar de andere, onder het koord is een doorgang vrijgehouden, hoort een voorstel afkomstig van het feestcomité. Dat de toeschouwers zien hoe jij stapje voor stapje loopt is voor toeschouwers te ver, zegt Z. Ze moeten op de grond zien wat jij in de lucht ziet. Jij gaat, terwijl je loopt, praten. De toeschouwers op het plein horen het uit de luidspreker. Jij bent echter niet alleen. Ook jij zult iets horen, namelijk wat ik je zeg. En de toeschouwers horen dat ook. Zodat alle mensen beneden je een perfecte indruk krijgen. P. aarzelt. Hij mag dan wel dikwijls tegen zichzelf praten tijdens zijn gang over het koord. Maar dat is niet iets wat hij voor anderen ziet. Veeleer geeft hij zichzelf raad. Het is makkelijk voor jou, zegt Z. Maak je niet druk. Spreek tot jezelf of praat voor je uit. Ieder woord dat de toeschouwers van jou horen, is een woord vanuit een gevaarlijke situatie. Dat is genoeg. P. stemt toe. Het is ook laat; hij controleert of zijn schoenen goed zitten en kijkt naar de lucht of er regen op komst is. Hij zet zijn rechtervoet op het koord, de toeschouwers krijgen hem in het oog. Z. roept hem in het oor, Waarom zwijg je? Ik zet mijn linkervoet op het koord, ik zie de stad, wat is ze klein, zegt P. Gezichten zie ik niet. Ik zet mijn rechtervoet voor de linker. Ik moet eraan denken dat alles wat ik zie zinvol is, de ordening van de straten en huizen, de bewegingen van de toeschouwers. Er zit aanslag op het koord, daar moet ik rekening mee houden. Ben je bang? roept Z. Ja, maar eer dat erger wordt, zet ik een stap. Wat zie je, roept Z. Ik zie ijskristallen. Ze smelten. Water slaat me in het gezicht. Wat mij niet raakt, valt op jullie neer. Mijn stappen gaan trager, het koord is glad. Ga door, roept Z. De wind brengt me in de war, zegt P. Hier beneden is het stil, zegt Z. Ik heb hem in de rug, zegt P. Hij duwt me naar voren, maar ik kan hem niet bijhouden. | |
[pagina 125]
| |
Probeer het maar, zegt Z., je redt het wel. Mijn voeten beven zegt P., ik moet even stoppen. Niet doen, roept Z., je verliest kracht. Richt je blik op het eind van de weg. Mijn handen verstijven, zegt P. Denk aan de toeschouwers, roept Z. Zij staan je bij. Ik ga door, zegt P. Je hebt geen keus, roept Z. Ik ga in looppas, zegt P., de snelheid helpt me. Ik stap mis, roept P. Ik val opzij. Regen en wind vergeet ik. Maar ik zie de wolken. De toeschouwers komen dichterbij. Ik kan de stenen van het plaveisel in de doorgang onderscheiden. Ik val te pletter! Mijn hoofd is gebarsten, mijn armen en benen gebroken, ik bloed uit mijn hele lijf. Waarom zegt-ie dat, vragen de toeschouwers. Dat zien we toch. |
|