De Tweede Ronde. Jaargang 10
(1989)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 110]
| |
Wie schiet me dood voor vijftig piek?
| |
[pagina 111]
| |
Hij pakte zijn jas voor doordeweek en stopte het pistool, leren handschoenen, zijn afscheidsbrief aan iedereen en driehonderd piek in zijn zak. Waar hij nog nooit geweest was, in het café op de hoek, sloeg hij drie kleintjes pils en zes dubbele jonge achterover. Toen bezat hij weer genoeg moed. ‘Mmmemag ik wat vragen, zzzezou u me willen doodschieten vvvvoor vijftig piek,’ vroeg hij aan een dikke stamgast, wiens gewelddadige voorkomen zijn vertrouwen had gewekt. ‘Die is afgelajen,’ kwam de cafébaas ertussen en zette de zelfmoordenaar zonder omwegen de deur uit. Met stijgende wanhoop sprak hij elke alleen lopende voorbijganger aan: ‘Mmmemag ik wat vragen...’ Zeker de kolder in je kop gekregen,’ ze lachten hem uit of luisterden niet eens naar hem. Huilend wankelde hij over straat, viel zelfs een vrouw lastig: ‘Tttoe mmmevrouw, één mmmomentje...’ Toen de vrouw zich had losgerukt lag haar met lovertjes bestikte uitgaanstasje naast zijn voeten in het stof. ‘Tttoe...’ ‘Ja,’ zei de jongeman, ‘wat wilt u.’ De zelfmoordenaar legde hem alles uit. Waarom hij absoluut dood moest, dat hij een geladen pistool bij zich had en handschoenen en de brief, en dat hij bereid was om er geld voor te geven, veel geld. De jongeman liet hem uitpraten, knikte geduldig, glimlachte begrijpend. ‘Juist ja,’ zei hij, ‘om niet is alleen de dood. Hoeveel had u gedacht.’ De zelfmoordenaar haalde een briefje van vijftig uit zijn portefeuille, het was nog glad en nieuw. ‘Vvvijvijftig,’ zei hij eenvoudig. ‘Te weinig,’ antwoordde de jongeman niet minder eenvoudig. ‘Gggoed dan, hhhohonderd,’ de zelfmoordenaar stiet de woorden zacht en zachtaardig tussen de grafzerken van zijn gebit door naar buiten. ‘Wat wil je nou, sterven of fatsoenlijke mensen van hun bestemming afhouden,’ de jongeman werd ongeduldig. ‘Tttweehonderd, mmmemeer geef ik niet,’ kreunde de zelfmoordenaar, hij huilde ook alweer. ‘Man, driehonderd en je bent van alles af,’ de jonge man keek naar de oude als een lijkkistenleverancier naar een pasgeboren kind. ‘Wwwat! U moet er zeker van leven,’ zei de zelfmoordenaar nog, daarop draaide hij zich om en liep met vaste tred weg. ‘Goed dan, voor vijftig, omdat jij het bent,’ riep de jonge man hem na. Maar onze zelfmoordenaar sloeg alleen nog de kraag van zijn doordeweekse jas op. Het was vier uur in de morgen en het regende niet. |
|