De Tweede Ronde. Jaargang 10(1989)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Tien gedichten Johanna Kruit Geboortehuis Er is een huis, de ramen kijken naar meeuwen die het water zien. Wanneer ik wegga zal misschien dit huis ooit op een ander lijken. De tuin heeft paden aangelegd waarlangs alleen de wind nog gaat. Er hoort een kind dat er niet staat en dingen die niet zijn gezegd. Ik neem de woorden in beslag Te Koop - Verkocht. Het kan niet zijn dat wat nu weg gaat weg zal zijn en dat een kind niet eeuwig was. Maar als ik in de dagen lees is het er bijna niet geweest. Het geheim Soms is het ergens te horen. We luisteren naar hoe het komt verscholen in een woord of een gebaar: niets mag verloren gaan van wat bestaat. Stilte gonst er omheen wanneer het door de kamer gaat want wat we met elkaar verzwijgen wordt uitgesproken minder waar. [pagina 35] [p. 35] Bij avond Bij avond zat je onwaarschijnlijk in je kamer zoals ook wind kan zijn. Onzichtbaar wist ik wat je deed en streelde je haar, handen naar achter. Was je nog waar? Koud moest je zijn. Ik rilde ervan. Bedacht muziek waar je van hield tot je wegging zoals wind knielt aan een venster onwaarschijnlijk bij avond. Elfstedentocht De schaatser op het meer verliest van dag de tijd. Zijn armen zwaaien als wieken door de lucht. Hij rijdt voorbij de kou. Zijn adem vriest in kleine wolken mee. Twee plaatsen zijn er slechts die hem doen staan: vooraan de streep waar hij begon en uren later als de zon verdwijnt de eindstreep waar de overwinning wacht die hij verzon. De schaatser op het meer weet niet dat tussen finish en begin een leven zich ontvouwt. Hij rijdt de lange uren dicht en overbrugt de tijd, de kou. Opdat hij winnen zou. [pagina 36] [p. 36] Eens eens was ik op weg naar een feest in het gemompel van de stad wisselde ik geluiden op het plein tegen de horizon trok ik lijnen van het schip waarmee ik ging hoe handig was ik met de leegte ik was op weg naar een feest ik herinner me de dag dat ik alles zeker wist toen ik nog flirtte met de tijd maar ik verzamel je als zonlicht in een kamer en wat ik vergat bracht je mee met de wind eens heb ik zonder jou gekund. Landschap Alles heeft zijn plaats het water van de rivier de oevers ernaast. Hoe een landschap soms oplost als zout in water verdwijnt naar later waar het weer aankomt en uitdooft alsof het niet bestaat. Zoals ook zee zich terugtrekt en leegte achterlaat. [pagina 37] [p. 37] IJsbloemen Zoals door bloemen op een ruit je niets kunt zien en toch het uitzicht kent weet je de toekomst van verdriet: verstilde weemoed die als adem op een raam bevriest. Soms Soms moet het wel het losmaken van stilte het op drift slaan van woorden. Ook wind rukt wel takken af water vreet aan duin. Wat overblijft zal sterker zijn. Vogeltrek Nacht achter glas. Een vlucht wordt uitgezet in lijnen. De vogeltrek begint, legt open wat niet eindigt. Woord dat het zwijgen deelt, de taal verliet. Om wat voorbijging zonder stem heb ik nog mensen lief. [pagina 38] [p. 38] Albatros De nacht ontfermt zich nu ik spreek over afwezigheid. Lamplicht beschermt mijn stem die doet alsof je hier nog bent Hoe ik niet geloven kon dat je moest gaan totdat je ging. Voorbij dit huis dat woord voor woord de sporen draagt die het verdient. Vorige Volgende