op het hart zeggen, want ik werd er kletsnat van. Ge kunt dus makkelijk het liedje van Johnny blijven zingen, maar met deze woorden: Regen in Amsterdam.
We waren net op het Damrak, waar de duiven gevoederd worden door jongetjes uit Suriname, waar De Bijenkorf staat, het grootwarenhuis der Amsterdammers, en waar de straatstenen nog vol rode verfspatten lagen... gevolg van de opstand der bouwvakarbeiders, geholpen door de provo's, en bevochten door politie en onderwereld.
En plots dan de regen.
Het mag opvallend genoemd, hoe zo'n plassende vlaag plots alle onderscheid tussen standen en denkwijzen wegvaagt: de beatnik met zijn lange haren, het meisje in mini-rokje, de heer met aktentas, de kruier, de Amerikaanse toerist, en mét hen ook uw dienaar, holden de Kalverstraat in, onder de nog neergelaten zonneschermen.
Maar een zonnescherm is geen regenscherm. Op zichzelf bezien kan dit geen aforisme genoemd, maar wel een wijze raad... Ga nooit onder een zonnescherm schuilen als het regent. Want het is een omgekeerde paraplu, waarin de regen opgevangen wordt, om daarna in een felle straal op uw hoofd terecht te komen.
Met een stem die hij oud en bibberend maakte, zei mijn zoon: ‘Ik herinner het mij nog goed, jaren geleden stonden wij eens in de Kalverstraat in Amsterdam in de plassende regen.’
En zijn echtgenote hield met bevende hand de paraplu vast - zojuist aangekocht in deze zelfde Kalverstraat - en zei met de stem van een oud vrouwtje: ‘Ja, ik herinner het mij ook nog zo goed... aan de overkant was een bakker, met op de gevel een reklaam: Neem een broodje van Klootje.’
We hebben toen alle drie gelachen als gekken, want op de gevel dezer bakkerij, het stond er in reuzenletters - lazen we integendeel: ‘Neem een broodje van Kootje’.
Bekijks hadden we wel: drie kletsnatte vreemdelingen in de Kalverstraat, gierend van het lachen. Meneer Kootje aan de overkant kwam zelfs even aan de deur en riep ons toe: ‘U pent Pel gen, als ik me niet vergis?’
En mijn schoondochter antwoordde: ‘Jewel, m'neer Klootje’.
En mijn zoon: ‘Kunt u het zien omdat we zo nat zijn?’
We zijn er weggerend, door de stromende regen heen, om het ergens elders verder te gieren.