De Tweede Ronde. Jaargang 10(1989)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 94] [p. 94] Het Vlaamse lied Min Gazette Walter de Buck Ware 't nie van min gazette, 'k sliepe voort de klokke rond, maar ze ligt daar iedre nuchtend bie de deure op de grond. rap nen koffie en nen boterham, 'k voel me fit en opgefleurd om te lezen en 't herknabbeln wat dat gisteren is gebeurd. Kijk nen keunink op zijn botten en nen overspoelde meers, nen boksers dikke neuze en een meiske zonder kleers, Maar ook van God heel dikwijls of Jezus zijn portret, of de foto van ne zanger, 't spreekt van zelf da'k daarop let. Maar ook serieuze dingen, explicatie van de wet deur geleerde professoren schone klaar uiteen gezet. Den toestand in de wereld in noord, zuid, oost en west dat de mens nen luiaard is, want ie kakt in 't eigen nest. Dat Franco nu in 'n hemel is en dat Hitler nog leeft, dat Amerika korrupt is, maar ferm voor China beeft; dat Tito nog niet dood is, dat Giscard toch wel groot is, dat Ford zijn voorhoofd bloot is en dat Nixon maar ne kloot is. Waar zou je brave mensen zonder gazette staan; daaglijkse bron van wijsheid, 't zou zonder u nie gaan. Nen filmster die hertrouwt voor de zeventiende keer, stel je voor da'je dat nie wist en der is nog zoveel meer. De storm die gepasseerd is en den boer die geruïneerd is, den toerist die g'ambeteerd is dat de bane geblokkeerd is, d'autostrade g'arriveerd is voor de mens die gepresseerd is, 't water gepollueerd is dat de vis al gekrepeerd is. [pagina 95] [p. 95] Van de bank die gekraakt is en de misdaad die volmaakt is; 't werken nu gestaakt is, 't syndicaat dat er geraakt is; den diner die slecht gesmaakt is en de wijn die uitgebraakt is; de muziek die fel gelaakt is en de zucht die toen geslaakt is. Van de paus die geshockeerd is en zijn ziel getormenteerd is, 'n encycliek die gedicteerd is en an't volk geproclameerd is, z'n boodschap genegeerd is dat 'm ferme g'ambeteerd is dat de mens nie gegeneerd is dat 'm zo gepassioneerd is. Nen dag zonder gazette, 't is nen dag killig en koud, 't is een stutte zonder beuter, 't is beuter zonder zout; 't is de stilte die verstoord is, den haring die versmoord is, de generaal die nu vermoord is en 't gebed dat nu verhoord is. Den bandiet die g'interneerd is en de flik die g'arrangeerd is, de coureur die gedrogeerd is dat zijn herte geforceerd is, den dokteur gehonoreerd is en zijn sirope gefraudeerd is, de minister die verkeerd is en 't volk dat nu geleerd is. 't Staat al in mijn gazette gedrukt in 't fijn of 't vet volgens importentie in volgorde gezet. Daarom begin 'k van achter en 'k leze tot van voor'n en 'k late in mijn leeslust geen kommaatje verloor'n. Dat de slimm'n gekoeioneerd is en den dwazen gedoctoreerd is, 't volk gedecoreerd is, de patron zijn geld vermeerd is, de macht en pracht begeerd is en de rechtspraak genegeerd is, dat de wereld geregeerd is en van 't geld gedomineerd is. En is de krant verslonden, 't papier is nog wat waard; der moet nog vuur gemaakt zijn in de stove en in 'n haard' en dat brandt heel gewillig hoog in de lucht gejaagd, maar met de dwaze letters, daarmee zit ik geplaagd. [pagina 96] [p. 96] Etienne Lams & Van Aleda 'k Zie zo gere mijn duivekot Ik heb een mansarde gemeubeld gehuurd vlak neffens een klein stamineeke bij 't Antwerpse Steen, een gezellige buurt. Daar wil ik u even van spreken. Ik woon daar alleen en geen mens die me stoort. Door 't raam zie'k de wolken verschuiven. Het enig geluid dat je daar bij me hoort, dat is het gekoer van m'n duiven. 'k Zie zo gere m'n duivekot, daar te zijn is m'n grootst genot. Want daar kun je alles vergeten en je zul van je zorgen nooit weten. 'k Zie zo gere m'n duivekot, daar te zijn is m'n grootst genot. Kom deel nu met mij daar je leven en lot, hoog op m'n duivekot. M'n buurman, de baas van het klein staminee, is ook al verzot op m'n duiven. Hij gaat ied're zondag een keer met me mee, dan moet je ons samen zien schuiven. Die baas heeft een dochter, een duifke gelijk, zo lief en zo slank is dat blondje. En als ik haar diep in haar oogjes bekijk, dan klinkt uit haar lachende mondje: (Refrein) Toen heb ik dat duifke naar boven gebracht en ben er een nestje gaan bouwen. Gelijk als een duiver houd ik daar de wacht, want duifkes zijn niet te vertrouwen. Geen duiver laat ik op m'n duivekot toe. M'n duifkes zal 'k heus zelf wel voeren. Want 'k weet als een andere duiver haar ziet dat hij ook dat liedje zal koeren. Vorige Volgende