De Tweede Ronde. Jaargang 10(1989)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] Vijf gedichten Eddy van Vliet Geschenk Het potlood. Hard en tot uiterste gaafheid geslepen. Het werd mij door vrienden gegeven, mij uitnodigend een touw op de grond te tekenen. Een lijnenspel van ineengewerkte draden waarop ik dansen kon en mijn kunsten vertonen, zoals mij werd voorgehouden. Eén met het verbeelde evenwicht zocht ik in de nok van het dak het glinsterende pak van de trapeziste en ignoreerde de lus die langzaam gehesen werd. Staande Staande ben ik vergeten wat het geheugen mij gaf toen ik lag. Snijdt de daad mij van het verleden af? Moet ik kiezen voor de onbeweeglijkheid die mij uiteindelijk wacht? Niet in de golf heb ik het spiegelbeeld gevonden. De sloot waaruit alle leven geweken was, gaf mij dit pas. Zo anders dan verwacht: een blad omrand door handen die zich vouwden als voor een gebed. Met kracht vernietigden zij wat geschreven werd. [pagina 71] [p. 71] Voor Gert B. Het is Paasmaandag. De magnolia bloeit. De hofmuur lijkt zacht te gloeien. Even nog word ik de winter gewaar wanneer ik de tuinstoelen uit de kelder haal. Wat in knop staat, wil nog voor de nacht valt, open gaan. Als in een wedren bekleedt groen de eerste plaats. Niets aarzelt. De uitzondering is mijn hand die de boomschors raakt. De tak die zij breekt, bevat geen sap. Het staat vast: de perelaar is dood en naar ik vanmorgen vernam, jij ook. La gare forestière (Paul Delvaux) De bosgeuren pauzeren. Binnen de bladeren blijft de duisternis slapen. De hemel vult zich met lichtgeel verweer. Op het landelijk perron is het wachten begonnen. De bestemmingen geraken niet op voor de meisjes die alle aankomsten verzonnen. De rails dragen als evenwijdig lopende knechten hun logge meesters. Voor elke wachtende brengen zij een afwezige. [pagina 72] [p. 72] De synagoge aan de Koornmarkt Ik ben naar Delft gekomen, niet voor haar blauw of haar toren. Want alleen wat verloren is gegaan, heeft recht op bestaan. Ornament dat in een potloodschets leeft. Lichte plekken op de oostelijke wand. Verdraagzaamheid die uit een toespraak blijkt. Veel werd besteed aan wat verdween. Een collecte. De woorden van een Haagse poëte. Loterijen en het hele leven van een ongehuwd ingenieur. Het bestek voorzag plaats voor tachtig Joden. In vreze wierpen zij zich neer. De bezetters registreerden er honderdachtendertig. Twaalf keerden weer. O Eeuwige, ik bemin de zetel van Uw huis dat verwerd tot een opslagplaats voor roestende vaten. Vorige Volgende