De Tweede Ronde. Jaargang 10(1989)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] Drie gedichten Luuk Gruwez Kanker I God, herstel deze vrouw, zij is nog niet voltooid, zij moet mij nog ten grave dragen. o, leg haar straks, al stijf van ouderdom, met beide borsten in een kist. ik weet dat u soms voorkomt in het wild naast aasgier, lynx en tijgerkat: fouilleer haar niet tot op het bot of daar nog ergens kanker zat. ook ik lijd honger aan haar lijf. wees niet bekommerd om uw maal: ik wil een ander kwijt in ruil voor haar. ik wil een ander kwijt, of minstens mij. [pagina 63] [p. 63] II zo bijna kwijt was je me nog het liefst en ver van mij kreeg je een lijf dat leed in de verleden tijd. en dicht bij mij raakte je zoek. je lijf leert me geschiedenis en hoe het allemaal begon, hoe - met de ziel maar op een kier - het tochten kon tot in het vlees. van kanker krijg je steeds gelijk. voor al je angsten ben ik bang, maar ik verbied je heel zelfzuchtig je sjofelste, je ziekste zelf voorgoed van mij te jatten. ik wil geen ander kwijt dan mij, nooit ziek, maar ongeneselijk, zo weinig jaren in altijd. [pagina 64] [p. 64] Een handelaar in handen ik ben de handelaar in handen. ik slijt mijn waar van deur tot deur, omdat ik streef naar een bestaan dank zij de handen van een ander. ik colporteer ook met gebaren als strelen, smeken, bidden, slaan, in alle maten en varianten. slaat u de deur niet voor mij dicht: ik ben een god die moe met schepping leurt. - handen kunnen beter wenen dan ogen met vingers, binnenrijmen van de pijn. gemerkt met eelt, gekromd van jicht zijn zij deskundig in herinnering. alleen met handen kan men vliegen. men is alleen met handen mens. de knuisten van een moordenaar zijn mijn teerste handelswaar. zo streelziek dat zij moesten wurgen, zijn zij gekneusd door wrede vrouwenhalzen. kom, past u eens de polsen van een dichter met lenige gedachten om bij stil te staan, of doet u eens de vingers van een drinker aan. zij trillen van een weldoend gif. maar blijf van mijn Gisèle af. haar eeuwig ranselende klauwen verraden heel haar dievenziel, de farce in haar onderkeurs: ik legde ééns mijn handen in de hare en kreeg ze nooit, nooit meer terug. Vorige Volgende