| |
| |
| |
Spek en bonen
Tom Lanoye
1. Een man van in de vijftig/In een café/Een dag na de feiten
‘Hoe moeder en dochter van elkaar kunnen verschillen. Simone dat is een nijdige keffer. Zwart haar, niets grijs daarin, weinig rimpels voor haar leeftijd en een koppel ogen dat nog altijd vuur kan schieten, zelfs in het donker. En niet op haar mondje gevallen, Simone. Verre van. Als ze zwijgt, is het omdat ze aan het slapen is. Of om aan haar sigaret te trekken. Groene Michel zonder filter, alstublieft. Gemakkelijk een slof of twee per week. Haar vent is er nog zot van geworden. Die liet haar van de ene op de andere dag zitten met haar kind. De meubelen mocht ze ook houden, zei hij. Die hingen toch uiteen. Maar het geld en de colliers van haar grootmoeder pakte hij mee, de smeerlap.
En Simoneke kon weer gaan kuisen en gaan schrobben bij jan en alleman. Tweehonderdvijftig frank per uur, in het zwart. Een betere en een snellere was er niet te vinden, dat zei iedereen. Akkoord, ze kon haar kwebbel niet houden. Zelfs als ze aan het stofzuigen was, kwam ze boven het geraas uit, zo scherp als een papegaai zonder eten. En het was niet altijd vriendelijk wat ze te zeggen had. Op iedereen wist ze iets. Maar echt kwaad bedoelde ze het niet. Ze had het zelf moeilijk, dat is alles.
Terwijl Tanya... Veel valt daar niet over te vertellen. Een stil water met een stinkende grond. Met haar moeder heeft ze niets gemeen. Zuiver niets. Behalve dat ene natuurlijk. Als het niet zo triestig was zou je er nog om kunnen lachen. Maar voor de rest? Ze zeggen dat je aan de vader altijd kunt twijfelen, en aan de moeder niet. Maar volgens mij hebben de verpleegsters Tanya in de wieg verwisseld met de echte dochter van Simone.’
| |
2. De beschuldigde/In de bewuste straat/De ochtend zelf, nog geen uur na de feiten
Tanya Demesmaecker zit in haar Peugeot 205 te wachten tot het
| |
| |
licht wordt. Ze zweet, al zijn allebei de raampjes opengedraaid. In haar gebloemde jurk staan er kringen onder de oksels.
Het enige waar Tanya in de beklemming van de kleine wagen aan kan denken, is aan haar kamertje in het internaat dat ze vier jaar geleden heeft verlaten.
Daar werd ze vijf hoog iedere morgen wakker met een schok, omdat ze droomde dat ze uit het raam viel en op de plaveien van de speelplaats neersmakte. Altijd datzelfde beeld. Een wentelend vierkant vol stenen messen, dat haar naar zich toezoog. Ze hield haar armen voor het gezicht, ze trapte met haar benen als een vis met zijn staart. Soms riep ze voor ze te pletter viel.
Een van de keren dat Tanya riep, had zuster Geneviève het gehoord. Een verdorde non met een scheefgegroeide hand en een plechtige blik. Een van de laatste zusters die op de school surveilleerde, en de enige die nog vasthield aan het zwarte kleed met kap. Ze schoof het kamertje binnen en ging op het voeteneind zitten. Ze streelde met haar scheve hand over het laken, dat nat was van het zweet. Tanya trok haar voeten weg en de hand hield op met strelen. Wat scheelt er, mijn kind?
Tanya antwoordde fluisterend wat ze gedroomd had. En dat ze iedere morgen zo wakker werd. Dat ze een uur, twee uur met haar ogen open lag, tot het licht werd, en pas dan opnieuw durfde te slapen.
Zuster Geneviève knikte. Ze bracht haar goede hand voor haar borst en speelde met het zilveren kruisje dat ze van haar moeder zaliger had gekregen, op de dag van de geloften. Wat weten wij, ellendigen, behalve vrees en pijn? En dat wij niet te redden zijn? Kijk naar dit onrustige, jonge lijf. Bleek en groot, het is te snel gegroeid in korte tijd. Is dit nu onschuld, Heer? Dit armzalig zweten? Ik zie geen hooglied, geen feest. Hooguit een manke bloesem, door zijn eigen bloei bedreigd.
Zwijgend verliet Zuster Geneviève het benauwde kamertje en kwam terug met in haar klauw een paar boeken. Het Leven van de Heilige Anna... Het Vademecum voor de Jonge Vrouw... Meisje, Echtgenote, Moeder, door Emiel Dutrez S.J... Zo leerde Tanya haar angsten te bestrijden door te lezen.
Maar hoe hoog de stapel boeken naast haar bed ook werd, de angstdromen bleven komen, iedere morgen weer.
| |
| |
Tanya buigt zich naar de achterbank van de Peugeot. Ze zoekt tussen de kleren en de rommel naar een boek, een magazine, een krant. Er ligt niets. Ze merkt dat er bij haar pols nog een veeg bloed zit. Met een papieren zakdoekje en wat spuug veegt ze het weg. Het zakdoekje gooit ze niet door het geopende raam. Ze stopt het in haar handtas, bij de andere. En als het eindelijk licht wordt, rijdt ze naar het politiebureau.
| |
3. Een getuigende politieagent/In de rechtszaal/Tijdens het proces
‘In shock zou ik het niet noemen. Ik heb er genoeg zien binnenkomen om te weten hoe dat is. Volgens mij is ze gewoon zo. Bokkig, stil. Een schroefje aan los. En ze was ook doodmoe, echt waar. Ze deed haar verhaal en ze vroeg of ze in de cel mocht slapen. Dat mocht, waarom niet. Dat was trouwens de enige keer dat ze iets toonde qua emoties. Toen ze aan het slapen was, bedoel ik. Ze woelde de hele tijd en ze riep een paar keer. Nogal luid zelfs. Maar toen ze wakker werd, was het weer van hetzelfde. Een traan heb ik niet gezien. Ook niet toen haar moeder kwam janken en lamenteren aan de balie. Ze moet dat gehoord hebben tot in haar cel, het kan niet anders, zoals dat mens haar klep kan openzetten. Maar geen krimp geven, niets. Ze zag er nog altijd even moe uit als toen ze binnenkwam, en ze vroeg naar niets of niemand. Ook niet naar haar Marco.’
| |
4. Marco's ex-vriendin/Een verkoopster in boetiek La Strada/Dik twee jaar voor de feiten
‘Pardon, ik was Marco zo beu als koude pap. Niet dat dat belangrijk is. Maar hij moet niet het tegenovergestelde gaan rondvertellen. En Bertje de Vries, die heeft niets met mij te maken, dat is een goeie vriend, meer niet. Hij komt mij zo af en toe 's avonds helpen in de boetiek. Mettertijd kàn dat wel iets worden, dat kan altijd, waarom niet? Hij heeft van alles dat Marco niet heeft. Prima job, goed karakter, hij kan koken als een chef en hij verzorgt mij als een koningin.
Wablief, Marco charmanter? Als hij iets los moet krijgen, mis- | |
| |
schien. Je kent hem niet goed. Je moet hem eens meemaken onder vier ogen. Ze zal dat wel rap genoeg doorkrijgen, zijn Tanya. Ah, dat weet je nog niet? Dat hangt hij niet aan je neus, natuurlijk. Tanya. Haar moeder kuist in de Rex. Tanya, die grote, bleke. Wat hij daar toch in ziet. Schoon is ze niet, maar lòmp, lòmp? Gekleed door het Leger des Heils, schat ik, en ik durf wedden dat ze haar haar verft, het is een rosse, die hebben allemaal zo een wit vel. En dan die wallen onder haar ogen... Pffft. Nog een die nooit zo oud zal worden als ze er uit ziet. Zeker niet als ze blijft aanpappen met hem, dat kost meer energie dan een olifant verzorgen.
Weet je wat het is? Marco is van het slag venten dat geen vrouw nodig heeft, maar een moeder. Ik heb nooit in heel mijn leven zo voor iemand gejaagd en gelopen. Zijn handen stonden zò. Hij kon met moeite een ei bakken als ik eens niet thuis was.’
| |
5. Boy meets girl/In snackbar Uilenspiegel/Iets meer dan dik twee jaar voor de feiten
Marco: |
Iedere avond moet ze overwerken. Hoe dat kan, in een boetiek? Ik snap het niet. Ik kom dan altijd naar hier om iets te eten. Moederziel alleen thuis aan een keukentafel zitten, dat is niets voor mij. En jij, kom jij hier veel? |
Tanya: |
Af en toe. |
Marco: |
We moeten elkaar al die tijd misgelopen zijn, dat kan niet anders. Ik zou mij jou herinneren. Direct. Zo veel volk komt hier nu ook weer niet. En jij springt nogal in het oog. Echt waar. Ben je altijd zo aan het lezen? |
Tanya: |
Nee. |
Marco: |
Als je liever verder leest, moet je het zeggen. |
Tanya: |
... |
Marco: |
Zeg het maar. Lees je liever verder? Of mag ik je een koffietje trakteren? Wat denk je? |
Tanya legde haar boek terzijde en dronk in totaal drie koffies en een milkshake op de kosten van Marco.
De volgende ochtend schrok ze niet wakker. Ze werd niet overvallen door de droom waarin ze uit het raam stortte en neersmakte op de grijze, korrelige stenen. Ze droomde zelfs niet. Het was al licht
| |
| |
toen ze wakker werd.
Beneden was haar moeder druk in de weer. Zelf had Tanya nog een half uur voordat ze op moest. Ze nam haar boek en zocht waar ze de dag daarvoor in snackbar Uilenspiegel gestopt was met lezen. Bladzijde 116, in Een Hart van Goud.
(...)Phoebe begon te huilen, onhoorbaar eerst, maar al spoedig liet ze zich helemaal gaan en stortte ze zich in Cals armen. ‘Ik heb nog nooit zo gehuild,’ zei Phoebe en droogde haar tranen, ‘maar het gaat alweer beter. Ik kan tenslotte niet de hele dag op je schouder snotteren.’ ‘Nee,’ beet Cal haar afgemeten toe. ‘Ik vermoed inderdaad dat een minuutje of twee in een heel vrouwenleven wel genoeg is. En het is heel vreemd van me dat ik je een beetje wilde troosten, neem me niet kwalijk!’ Er viel een stilte. Ze glimlachten plots flauwtjes naar elkaar en de spanning was gebroken. Vol hartstocht trok Cal Prescott Phoebe naar zich toe. Hun lippen versmolten. (...)
Beneden trok Simone de deur in het slot en begaf zich naar haar werk.
| |
6. De Moeder/In het kantoortje van de Rex/Zes maanden na de eerste ontmoeting met Marco
‘Het is zo een attente jongen. Je zou hem eens bezig moeten zien met ons Tanya. Ze bloeit helemaal open. Ze slaapt rustig, ze eet goed, ze lacht van 's morgens tot 's avonds en ze komt uit zichzelf al eens tegen mij babbelen. Dat deed ze vroeger nòòit.
Eergisteren komt ze zo naar mij, en ze zegt, ma zegt ze, nu moet ik toch eens iets vragen. En blijkt, na veel vieren en vijven, dat ze wil vragen of dat Marco bij ons mag komen wonen. Die jongen woont al een half jaar heel alleen op een gemeubeld kamertje aan de andere kant van de stad. Dus wat zeg je dan, als moeder? Ze zitten de laatste tijd toch al meer samen bij ons thuis dan ergens anders, en wat kan er thuis meer gebeuren dan wat er nu al gebeurt die paar keren dat ze toch samen naar zijn kamertje trekken? Ik heb mijn ogen ook niet in mijn zak. Dus ik zeg, kindje zeg ik, je hebt er de leeftijd voor, en als het je gelukkig maakt, waarom niet. Pas op, ik heb liever dat ze eerst zouden trouwen. Maar de tijden zijn veranderd, en god weet, als ze trouwen willen ze ergens anders gaan wonen, en dan zit ik daar, in mijn eentje. Een leeg huis, ik mag er niet aan denken. Plus daarbij, een man in het huishouden, het is
| |
| |
toch een gerief. Wij zijn twee hulpeloze vrouwen, en als je de kranten eens leest? We mogen al blij zijn dat er niets gebeurd is al die jaren. Er lopen genoeg zotten vrij rond.
Vanavond, na haar werk, doen ze de verhuizing. Veel zal dat niet zijn. Een plant of vier, zijn muziekinstallatie, een paar dozen met kleren... Daarna is het feest. Ik ga koken voor ons drieën, een gebraadje met een goede fles wijn, en koffie met een borrel. Marco weet daar nog niets van. Ik ben eens curieus hoe hij zal reageren. Ik zie zijn gezicht al voor mij. Dat wordt weer lachen tot achter zijn oren. Hij kan je zo aankijken, met die schone blauwe ogen van hem. Een blok beton zou er van smelten. Het is echt een knappe, vriendelijke jongen. Ons Tanya heeft er kijk op. Er zijn véél jaloers op haar.’
| |
7. Tanya's ex-vriendin/Op het werk tegen een collega/Een maand of vier na Marco 's verhuizing
‘Ik heb nooit van hem moeten hebben. Met zijn geslijm altijd. Weet je, dat hij het met mij ook geprobeerd heeft? Ik zweer het. Ik zit amper een half uur met hem alleen, te wachten op Tanya en haar moeder, en hij probeert al onder mijn rokken te kijken. En maar complimentjes geven, en knipogen gelijk zot. Precies een tic nerveux. En na een half uur vraagt hij het mij ineens. Vlakaf, in mijn gezicht. Ik ben opgestaan en ik heb hem laten zitten waar hij zat. Wie denkt hij dat hij is? Zo knap is hij nu ook weer niet.
Ik heb dat nooit verteld aan Tanya, ik wilde haar niet kwetsen. Achteraf bekeken had ik het beter gedaan, dan was ze verwittigd geweest. Nu ben ik de zondebok.
In zekere zin kan ik dat begrijpen, het moet een terribele schok zijn. Je eigen moeder... Maar ik zie toch wat ik zie? Het is niet normaal, zoals dat mens rond Marco fladdert. Als die twee ergens samen zijn en je komt binnen, dan heb je het gevoel dat je hen betrapt. Op een keer zat ik bij hen thuis. We waren met ons vieren naar de tv aan het kijken. Marco staat op om een flesje bier te halen, hij passeert de moeder van Tanya, en die knijpt hem zo eens in zijn billen. Lach maar, ik wist niet wat ik zag. En het soort blikken dat ze wisselden? Waar Tanya en ik bij zaten. Later op de avond gaat hij weg, een pint pakken zogezegd, en hij kust ons alle drie ten afscheid.
| |
| |
Eerst Tanya, dan mij, dan de moeder. En de moeder is de enige die hij op de mond kust. Drie keer. Mijn maag keerde er van om. Geen tongkussen of zo, dat nu ook weer niet. Maar ze hadden wel alletwee hun ogen dicht, en ik ben zeker dat als Tanya en ik er niet bij waren geweest, dat die kussen dan heel wat langer geduurd zouden hebben. En dat er, sorry dat ik het zeg, meer aan te pas zou zijn gekomen dan hun tong.
Tanya ziet dat allemaal niet. Of ze wil het niet zien. Die avond bleef ze alleszins zonder om te kijken naar de tv turen. En de volgende dag, toen ik er haar over sprak, duurde het geen twee minuten of ze begon mij uit te maken. Ik zeg Tanya, kind, ik vind het ook niet plezant, maar ik móet het zeggen, het is mijn plicht, als vriendin. Maar ze bleef razen. En opeens viel ze stil. Sindsdien zegt ze geen gebenedijd woord meer tegen mij, tegen niemand. En ze zit weer de hele tijd in van die boekjes te lezen.
Het laatste wat ze zei, was dat ik jaloers was op haar geluk. Ik vraag mij af waarom. Geluk kun je het moeilijk noemen, als je vent wordt ingepikt door je eigen moeder.’
| |
8. De moeder/Tegen Tanya's psychiater/Bij het gerechtelijk vooronderzoek
‘Ik heb er lang tegen gevochten. Heel lang. Het mag niet, dacht ik, het kan niet. En Marco heeft er zich ook lang tegen verzet, dat heeft hij mij verteld. Als we nu eens niet in hetzelfde huis hadden gewoond, zei hij... Misschien dat er dan niets gebeurd was. Nu kwamen we elkaar elke dag weer onder ogen. Ik vertrok 's morgens als eerste naar mijn werk, vlak voor Marco. Tanya vertrok een half uur later. Maar 's avonds kwamen Marco en ik samen thuis, een uur voor Tanya er was. Het is dat ene uur, iedere dag opnieuw, dat het hem gedaan heeft.
We hebben het er alletwee moeilijk mee gehad. Marco misschien nog meer dan ik. Maar... Pas op, ik zoek geen excuses... En niet dat ik haar zwart wil maken, maar... Ons Tanya is geen gemakkelijke. In het begin ging alles goed tussen haar en hem. Maar na een tijdje kreeg ze het opnieuw. 's Nachts, die dromen van haar. Ze lag dan te schokken van de schrik, ze riep heel het huis bijeen. En daarna lag ze een paar uur wakker. En dat lezen altijd. Dat was voor die
| |
| |
jongen toch geen werk.
Met dat soort problemen kwam hij dan naar mij. Dat komt door de leeftijd. Hij was vijf jaar ouder dan Tanya en als je zo jong bent, telt elk jaar verschil dubbel. Terwijl ik, ik ben dan wel ouder dan hij, maar we stonden op de zelfde golflengte. We begrepen elkaar zonder een woord.
De eerste weken konden we het nog wegsteken voor haar. We hebben alletwee, Marco en ik, zelfs zitten hopen en bidden dat het voorbij zou gaan. Dat het een bevlieging was. Maar hoe langer dat het duurde, hoe beter dat we ons voelden. Liefde. Daar is geen kruid tegen gewassen.
De grote fout die we gemaakt hebben, was van het haar niet te vertellen voor ze er zelf op uitkwam. Maar hoe gaat dat. Ik zou nog altijd niet weten hoe je zoiets moet aankaarten. Je blijft het uitstellen en uitstellen. En op een dag is het te laat.
Het deed mij pijn, natuurlijk deed het mij pijn. Ik verloor altijd: ofwel haar, ofwel Marco. Eigenlijk is het Tanya zelf die de knoop heeft doorgehakt. Zij is weggegaan. Ik ben gebleven. Marco ook.
Ik kan begrijpen dat ze kwaad was op ons. En dat ze niet meer bij ons wou wonen. Dat was zelfs het beste, voor iedereen. Maar wat ze daarna heeft uitgespookt? Eerst die brief, om te schelden en om te zeggen dat ze al twee maanden in verwachting was van Marco. Dat kon gewoonweg niet, Marco heeft het mij gezworen. De tranen stonden in zijn ogen. Hij zou dat niet gekund hebben, zei hij, met twee tegelijk, moeder en dochter, en ze in feite alle twee bedriegen. De laatste maanden dat ze bij ons woonde, zei hij, hadden ze geen betrekkingen meer gehad. Niets.
Dus dat kind moét van iemand anders geweest zijn. Aan een moeder kun je niet twijfelen, aan een vader altijd. Ze heeft voorzeker een wildvreemde zover gekregen. Moeilijk is dat niet, voor een meisje van haar leeftijd. Ze zou alles gedaan hebben om Marco en mij te koeioneren, alles. Een mens die verdriet heeft, doet rare dingen. Zeker ons Tanya.
Zie maar naar wat ze daarna gedaan heeft. Ze heeft mijn leven geruïneerd. En het hare erbij.’
| |
| |
| |
9. De beschuldigde/In een gemeubelde kamer/Een nacht, zeven maanden voor de feiten
Tanya ligt met haar ogen open op het bed. Het zweet staat op haar voorhoofd. De lakens heeft ze weggetrapt net voor ze wakker schoot. Ze sloeg in haar droom opnieuw te pletter, op het vierkant van grijze stenen. Deze keer duurde de droom iets langer. Ze kon zichzelf zien liggen na de val. Ze droeg geen kleren. Haar armen waren gebroken, haar gezicht was onherkenbaar. Haar heup één grote wonde waaruit een stuk versplinterd bot stak.
Het kind beweegt al weken, maanden. Voor abortus is het te laat. Tanya legt haar handen onder haar nachtpon over haar gespannen buik. Van hem. Dit hier is van hem. Zoals ik van haar ben. Als het mij nog één keer schopt, laat ik mij van de trappen vallen.
Ze steekt het licht aan en grijpt een van de boeken die naast het bed op de grond liggen. De Stad Kent Geen Geheimen. Bladzijde 93 e.v.
(...) ‘Het spijt me, m'n duifje’ lachte John Hamilton met een besliste trek om de mond. Hij tikte de askegel van zijn sigaret af op het vasttapijt. ‘Vanaf vandaag is de naam Rose Woods uit mijn geheugen gebannen.’ Hij trok de deur achter zich dicht. Even later klonk het gezoem van de lift. Rose stond nog steeds onbeweeglijk bij het raam.
(...) ‘Toe, Rose, vertel het nou,’ suste moeder. ‘Iedereen heeft het nodig om te praten met iemand die je kunt vertrouwen. Daar dienen vriendinnen toch voor?’ Ze streelde Rose over het hoofd. ‘Het lucht op, geloof me nou!’ Rose sloeg haar ogen op en keek haar moeder dankbaar aan.
(...) ‘Kindje toch,’ zuchtte Rose's moeder na een lange stilte. Ze ging op de stoel bij het haardvuur zitten, haar anders zo rusteloze handen doelloos in de schoot, en schudde het hoofd. ‘Ik had het kunnen weten. Mànnen. Allemaal dezelfde.’ (...)
| |
10. Marco/Een nooit gepubliceerd interview/Tijdens het proces
‘Wat zocht u precies, mijnheer? De rijpheid van de vrouw enerzijds, de prilheid anderzijds? Moeder én dochter, meisje én vrouw? En waarom koos u uiteindelijk de moeder? Had u niet liever gehad dat de dochter was blijven inwonen? Hebt u spijt van uw keuze? Betreurt u het gebeurde? Voelt u zich verantwoordelijk? Zou u hetzelfde opnieuw doen?’
| |
| |
(Antw.)
‘Er is daar geen kiezen aan. Wat gebeurt, gebeurt. Zolang ik mij goed voelde bij de dochter, bleef ik bij de dochter. Later voelde ik mij beter bij de moeder. Punt. Daar kan ik ook niets aan doen. Waarom zou ik mij schuldig voelen? Het initiatief ging trouwens uit van haar.
Simone was gewoon beter. Minder zot. Niet veel, maar toch. We konden tenminste praten met elkaar. En de rest ging ook beter dan met Tanya. Beter dan je op het eerste gezicht zou denken, in ieder geval. Over een oude schuur gesproken, die Simone heeft gebrand, gebrànd. Nooit meegemaakt. Ze moest mijn gezicht maar zien en het was al zo ver. En wat moet je dan zeggen, als man? Nee bedankt? Pakken wat er te pakken valt, zeg ik. Morgen loop ik onder de tram en dan is het gedaan.
En wat ook een feit is: Simone kon koken als de beste. Elke morgen voor we de deur uitgingen een dikke toast van bruin brood met witte bonen in tomatensaus en een pan spek. Zò, hè. Op zijn Engels.
Daar heb ik wel spijt van. Dat dat gedaan is. Ik heb haar moeten laten staan. Verleden maand. Dat was niet meer vol te houden, echt. Iedere week ging ze een keer of drie naar dat zothuis, de dochter bezoeken, en als ze terugkwam was het janken en klagen van begin tot einde. En mij uitschijten omdat ik niet mee op bezoek wou gaan. Ik vraag mij af waarom. Wat heb ik daar verloren?
En de rest, dat was ook op slag en stond afgelopen. Zo gaat dat met die wijven. De ene keer alles, de andere keer niets. Geraak er maar uit wijs. Jong of oud, dat speelt geen rol. Ze zijn allemaal dezelfde.’
| |
11. Twee vrouwen van middelbare leeftijd/Op de hoek van de Stationsstraat en de Paardenmarkt/Een dag na de feiten
X: |
Ik kan het nog altijd niet geloven. Je eigen kind. |
Y: |
In feite heeft Simone hetzelfde gedaan. Iets beginnen met het lief van uw dochter en haar dan buitensmijten. Het is geen moord natuurlijk. Maar het scheelt niet veel. |
X: |
Het schijnt dat het over heel het lijfje littekentjes had, van daarvoor al. |
Y: |
Zeg dat het niet waar is. |
| |
| |
X: |
Toch, toch. Scheermesjes, naalden, gloeiend bestek... Hoe meer ze haar ondervragen, hoe meer ze lost. Ik ken iemand die naast haar woonde. Hij zegt dat het soms een dag en een nacht lag te huilen in de wieg, aan één stuk door. |
Y: |
Als je dat zo allemaal hoort, dan is het misschien nog beter dat het zo gegaan is. Wie weet wat voor een leven ging het tegemoet. |
X: |
Dat is waar. Maar het zou niet mogen zijn. Goed vijf maanden, een boreling nog bijna. Het zou niet mogen zijn. |
| |
12. De feiten/Een verlaten straat/Drie uur 's nachts
Dag op dag een jaar nadat ze is weggegaan, gaat Tanya naar het huis van haar moeder. Voor dè stoep, op de grijze stenen van het voetpad, legt ze voorzichtig een grote bundel dekens neer.
Het slaapt. Eindelijk slaapt het.
Daarbinnen slapen hij en zij, denkt Tanya. Naast elkaar, tegen elkaar. Straks loopt hun wekker af. Ze zullen allebei opstaan, eten in de keuken en vertrekken naar hun werk. Zij zal als eerste naar buiten komen. Zoals altijd. Hij volgt.
Tanya haalt een grijze plavei uit de koffer van haar Peugeot tevoorschijn en laat die op de straatstenen kapot vallen. Ze grijpt het puntigste stuk en gaat ermee naar de bundel dekens. Ze maakt het hoofdje vrij. Zijn kind. Haar kleindochter.
Niet lang daarna gaat Tanya opnieuw achter het stuur van haar Peugeot zitten. Ze kuist haar hand af aan een papieren zakdoekje en wacht tot het licht wordt.
|
|