Een middag
Frans Denissen
Verloren geliefde, het café waaruit ik je schrijf, blijkt Het Dwaallicht te heten, al is het niet daarom dat ik er ben binnengestapt; ik merkte de naam ervan pas toen ik papier en pen had gevraagd omdat ik me voor één keer niet met bierviltjes wilde behelpen en ik, behalve een rood kleurpotlood, een stapeltje roze strooibiljetten kreeg voor een vorige vrijdag in dit eigenste lokaal gehouden mosselsouper. Rood op roze moet deze brief dan maar wezen, en dat het een brief wordt, is alleen te danken aan het feit dat dit potlood met zijn botte punt zonder mijn toestemming ‘Verloren geliefde’ in de linkerbovenhoek geschreven heeft. Het is juli, mijn sokken zijn kletsnat en ik ben volkomen blut zodat ik daarstraks van de echtgenote van een gelukkig zelf afwezige vriend onder allerlei voorwendsels twee briefjes van duizend heb moeten aftroggelen. Ik denk aan je. En op ditzelfde moment zit er vast iemand in een visserskroeg aan de Noorse kust te denken aan een tocht door de Sahara, terwijl de wind de regen door de spleten van de deur jaagt. Of zit iemand die haast blind is met een loupe teksten van Ruusbroec te lezen. En intussen schijnt hier de zon door de ramen en zal het straks, als ik opkras, misschien weer regenen. Ik heb geen woorden, behalve dan dat schuttingwoord waarop naast de onmogelijke vormen ‘kliefde’ en ‘geriefde’ alleen de kleuterwoorden ‘diefde’ en ‘overbriefde’ rijmen. Twee mensen - maar van verschillende nationaliteit, ik kan niet uitmaken welke - proberen op dit ogenblik, twee meter van me vandaan, met elkaar Frans te spreken; soms valt er ook een Engels woord, en er zijn vele gebaren bij. Ik ben niet bedroefd, ik ben niet blij, ik heb je overladen met betekenissen die ik zelf niet overzie, dit is mijn leven. Misschien heb jij ook mij overladen met tekens die ik nooit gelezen heb, misschien ben ik ziende blind. Ik zou elke zin met het pronomen
ik moeten beginnen, ik zou elke zin met het pronomen jij moeten beginnen. Schrijf me niet terug, bel me niet op, ontvlucht me. Schrijf me terug, bel me op, zoek me. De parasols, aan de andere kant van het raam, wapperen in de wind, er schuift nu een wolk voor de zon, ik zal vast met natte voeten thuiskomen. Herstel: ik