| |
| |
| |
Nederlands proza
| |
| |
Een perfecte kinlijn
Luc Boudens
‘Nergens stuit men op meer kapsones
dan in de coulissen van playback shows’
‘Van Cauwenberghe Michel is de naam, en dees is mijn vuist!’ Er kraakte een en ander in Eddy's mondholte en even zelfs leek het hem of er een stel dobbelstenen in rondtolde.
Een man met karakter zou, ter recuperatie, enkele keren het hoofd heen en weer hebben geschud en daarop hebben gesteld: ‘Ik ben die en die, en gene is mijn voet,’ deze laatste niet zonder brutaliteit plaatsend tussen de benen van de gemene aanvaller, in de onmiddellijke omgeving waarvan men bij een manspersoon de geslachtsdelen mag vermoeden. Zo niet echter Eddy: daar lag hij dan, op de dansvloer van dansgelegenheid abc, kermend van pijn, jankend van zelfmedelij. Hij was dan ook niet voor niets in deze contreien de meest gevraagde imitator van George Michael, stoppelbaardig charmeur in dienst van de turbulente jaren tachtig.
Eddy Van Erp, tenger slagersknecht en treurig slachtoffer dezer kriminele samenleving, zat beteuterd aan zijn grimetafel met authentieke theaterverlichting; een elegant meubel, bijeengespaard door vader Van Erp, ter meerdere eer en viriele glorie van zijn enige kind. Zoals het er nu uitzag, zou ons podiumbeest uit Hoboken, Antwerpen, tijdens de eerstkomende maanden - kwartalen? - geen podia meer te zien krijgen.
‘Wat?! Hij geen podiums meer op! Shit. Die smeerlap die hem dat gelapt had, wacht maar. Een achterste tand weg en twee die losstonden, zo goed als verloren. En zijn kin, dat was nog het ergste. Shit. Hij had het onthouden: Michel Van Cauwenberghe. Als hij die zak nog eens in handen kreeg, dan zou hij hem te grazen nemen: een ongelofelijke shot tegen zijn ballen.’
‘Zit niet zo in uw eigen te vloeken, Eddyke, dat helpt allemaal niks,’ ontviel het Tamara, het meisje van de imitator dat hem liefderijk verzorgde. Eddy bedacht zijn geliefde op een brute stomp:
| |
| |
‘Zeg, gaat het zo een beetje, ja?!’ Het meideke had de reep kleefband al te ruw van Eddy's neus gerukt. Tamara beet scherp van zich af: ‘Dat gaat niet anders. Ge moet dat in één trek doen. En het is omdat ge nooit eens kunt blijven stilzitten, kieken!’
Eddy zweeg en bekeek zichzelf in de spiegel: ‘Kieken. Ja, misschien wel. Het kon. Hij stond tenslotte al hele dagen tussen de kiekens. Zoals een baas op zijn hond, zo begon een beenhouwer er op de lange duur gelijk een van zijn produkten uit te zien. Hij moest maar eens zorgen dat hij daar rap weggeraakte, uit die stomme beenhouwerij. Sauzen door vleespap draaien en kiekens kuisen. Shit. In Holland kreeg hij al zes, zevenduizend frank voor een Georg Michael van een uur. Hij deed er soms twee op een avond. Maar al die poen ging nu nog op aan coiffeurskosten, costuums en schmink, er viel nog niet fulltime van te leven. En het transport natuurlijk, dat was ook altijd een zware post. Dan nog maar wat tussen de kiekens blijven rondhangen, wat moest hij anders doen?’
Tamara, zich bewust - volkomen terecht, zou ik durven stellen - van haar nuttige plaats naast een belangrijke podiumpersoonlijkheid, liep koket en het gesnauw van haar geliefde imitator reeds verteerd hebbend, heen en weer van de wastafel naar haar toekomstig echtgenoot, van de wastafel naar die gewonde ster, van de wastafel naar die door zovele andere meisjes begeerde kerel die de hare en alleen de hare was. Het kind zeulde met lauwe compressen.
‘Ik kan het echt vergeten.’ Eddy betastte in paniek zijn wang: een door de laffe aanslag van de avond tevoren zwaar geteisterde kies verschafte weer onderdak aan een kleine pijnduivel die met slagen van een moker de wanden van de imitatorentand bewerkte.
‘Ik kan er toch ook niets aan doen, zeker.’ Tamara klonk wanhopig en haastte zich om met het nuttigste geneesmiddel van het moment zo snel mogelijk haar verloofdes pijnen te verzachten. Eddy duwde haar huilerig van zich af. Het meideke mepte nijdig enkele handdoekjes op de vloer en zei vinnig: ‘Zulk een ondankbaar geval heb ik nog nooit meegemaakt!’ Met dat ‘meegemaakt’ bedoelde zij: bezeten, gezoend, geliefkoosd, gebeten - waarom ook niet - en, welja, verzorgd, verpleegd. Met ‘geval’ kon zij zo velerlei voor ogen hebben gehad.
‘Doe het allemaal zelf dan, stuk egoïst, ik kan hier niks niet meer goed doen voor mijnheer!’ Een deur smakte gewelddadig dicht. Hoge hieltjes betokkelden nerveus een kille vloer en stierven weg. Eddy
| |
| |
begon vertwijfeld te huilen. Oh neen, niet vanwege de pijn aan zijn wang, maar uit angst. Angst dat het nooit meer goed zou komen tussen hen beiden. Tussen de kinlijn van George Michael en deze, behorend aan Eddy Van Erp.
Eddy bezon zich over hoe het nu verder moest, met dat leven van hem: ‘Een grote leegloop was het. Eerst zijn geplande carrière naar de knoppen en nu Tamara die er kwaad vandoor was.’ De artiest stak een Barclaysigaretje op: ‘Tamara komt subiet wel terug, maar die perfecte kinlijn, shit, hoe ging dat in godsnaam allemaal aflopen?’ Eddy inhaleerde nukkig enkele hapjes rook en huilde nog een potje. ‘Was hij nu wel een echte vent, of hoe zat dat? Was hij wel de galante macho waarvoor al de fans hem hielden?’ Hij droogde zijn tranen. Plukjes tissue bleven in zijn stoppelbaard kleven. ‘Hier zat hij dan, de held, te janken gelijk een kleine. Op de piva, de beroepsschool, en in het leger hadden ze hem ook al gekloot, onder de douche na de turnoefeningen. “Hey Van Erp, ik sta op scherp!” En dan kwamen ze op hem aflopen met hun hoogstpersoonlijke charcuterie in de hand, de vetzakken. Hij had zijn eigen goed verweerd. Van De Casteele, het grootste varken van heel de school, was op zijn staartbeen geschoven en hij had niet veel meer gezegd, die dag. Toen die maffo weer min of meer recht liep, was het natuurlijk direct prijs geweest: dreun. Tegen zijn kin. Drie weken thuis... Tiens, die kin, zou het misschien door die klap tegen zijn kin kunnen komen dat zijn kin nu -’ Eddy gaf nu treffend gestalte aan een personage dat alle pijnen van de wereld is vergeten, veerde recht en rukte de deur van zijn slaap- en grimeervertrek open. Zijn woorden galmden door de traphal: ‘Ma! Ma! Tamara! Waardat ik juist aan denk!’ Eddy had de ware bronnen van zijn succes als dubbelganger van een heuse ster eindelijk achterhaald en hij wenste het grote geluk dat hij hieromtrent mocht voelen, met eenieder te delen. Ook met zijn moeder en dat niettegenstaande haar zo goed als permanente tegenwerking waar het zijn artistieke roeping betrof.
‘Ma!’ Geen antwoord. ‘Shit. Die is natuurlijk de deur uit met ons Tamara. Zo was dat: als ze op hun donder kregen, dan gingen ze met een lang smoel shoppen. En dan moest ge nog zien dat ge niet te veel zeidt, tegen die vrouwen, als ze weer thuiskwamen. Als ze al thuiskwamen.’ Eddy was verblijd zichzelf nog eens zonder de minste gêne ware mannentaal te horen uitstoten.
| |
| |
Zij waren aan de keukentafel gezeten: de getroffen doch liefderijk verzorgde Eddy, zijn moeder en zijn meisje.
moeder (Sneden ontbijtworst van hun onverteerbare schil ontdoend)
‘Ik kan het ook niet helpen, Tamara meiske. Een vent dat snurkt en dat klapt in zijn slaap, d'r valt daar niet veel aan te veranderen. Ge waart trouwens niet verplicht om hier te blijven slapen. Ge hadt evengoed kunnen terugkeren naar Schoten.’
eddy (Liefderijk verpleegd en desondanks protesterend)
‘Dat weten we al, ma, dat ge daar niet voor zijt, voor dat gedoe. Shit.’
meisje (Met hoog en veler lachlust opwekkend stemgeluid)
‘Eddy, nee. Uw tanden toch weer niet, hè, zeker?!’
eddy (Liefderijk verpleegd doch met pijn in de ogen zijn kin betastend)
‘Nee. Shit. Mijn kin. Het is weer mijn kin, deze keer. Heel dat onderste hier trekt verschrikkelijk...’
moeder (Een royaal belegde boterham op een dessertbord plaatsend)
‘Ik ben trouwens eens curieus watdat die dokter gaat zeggen over die foto's van uw kin. Ik heb er in elk geval geen goed oog op. En die twee tanden die losstaan, die zullen d'r ook uitmoeten. Ge zult het zien, let op mijn woorden. Dat gaat blijven zeer doen anders. Ik zal eens bellen met die specialist uit -’
eddy (Liefderijk verpleegd en eerst angstig, vervolgens vol mannelijke verantwoordelijkheidszin)
‘Nee! Niet doen! Niet bellen, nee! Ge weet toch dat dinges, Yvan, die dat ik in het leger heb leren kennen, dat ze die zijn kaaksbeen gebroken hebben bij het trekken van zo een tand. Dat kan ik mij niet permitteren, dat kan niet. Ma, kom, haalt mijn foto-album boven.’
moeder (Sappig kauwend op datgene, door ons veelal ‘ontbijt’ geheten)
‘Wat voor een foto-album? Ge hebt er ondertussen al een stuk of vijftienhonderd.’
| |
| |
eddy (Liefderijk verpleegd en desalniettemin licht teleurgesteld in de dossierkennis van zijn moeder)
‘Die van toen dat ik geboren ben tot mijn achttiende jaar, tiens. Die foto's in mijn flikker, in het bad, met de sproeier tegen mijn mond en zo; die -’
moeder (Een hoofdstuk ontbijt wegslikkend en haar zoon onderbrekend)
‘D'r is niet veel veranderd. Tegenwoordig duwt ge d'r iets anders tegen. Enfin, een micro of een sproeier, wat kan het mij allemaal...’
Eddy's moeder slofte naar een buffetkast in de woonkamer en trok een felrode rug met gouden versierselen uit een identieke rij, hetgeen hier meteen een kostbare collectie belangrijk fotomateriaal vermoeden liet.
‘Nee, ziet ge, het is het volgende namelijk,’ verklaarde een lijdende Eddy: ‘Ge weet dat ik indertijd op de piva eens tegen Van De Casteele zijn vuist ben opgelopen, hè? Awel, dat is toen toch min of meer genaaid moeten worden, hoewel dat ge d'r nu niks niet meer van ziet...’
Eddy's moeder stak zuchtend een Kentsigaretje op: ‘Ja, natuurlijk dat ik dat nog weet. Ik heb u toen een maand aan een stuk aan mijn been gehad. Waar denkt ge dat ik mijn grijs haar aan te danken heb?’
‘Drie weken waren het,’ en Eddy vervolgde gedreven: ‘En ik denk nu dat het wel eens daardoor zou kunnen zijn dat ik die perfecte kin van de George Michael heb. Juist dezelfde. En te danken aan dat varken van een Van De Casteele.
‘Ik maak er u op attent dat dat varken van een Van De Casteele ondertussen wel zijn eigen beenhouwerij uitbaat in Antwerpen-stad,’ sprak de moeder, droevig gestemd door de weinig energieke aanpak van haar zoon waar het zijn toekomst aanbelangde.
‘Die zak zou het eens moeten weten!’ Eddy was in al zijn vrolijke furie rechtop gaan staan en waagde het te lachen: ‘Aaaah, shit.’ Eddy's bruidje Tamara kwam naderbij gerend met windsels alsook steriele watten. De moeder bestudeerde de foto's in het door haar zoon aangevraagde album: ‘Dat is nog altijd dezelfde kin van toen dat ge een jaar of tien, elf waart, kind. En trouwens,’ sprak zij nu vol venijn: ‘Eddyke, het is nu niet omdat ge eens een beetje zeer aan
| |
| |
uw tanden hebt, dat ge ons Tamara heel de dag van het een naar het ander moet doen lopen, hè. Ga naar die specialist, jongen, het is de laatste keer dat ik het u zeg.’ Zij klapte het foto-album dicht en zei tot haar zoon, tegen diens elleboog tikkend: ‘Ge moet het maar zo niet uithangen 's avonds, na de shows. Ge vraagt erom.’
‘Hij hangt de dikke nek niet uit, ma, het is echt waar,’ verdedigde het vertederende meisje haar jongen: ‘Het zijn die andere gasten. Jaloezie, dat is het.’
‘Hij had er maar niet moeten aan beginnen, aan al die zever; ik heb het van bij het begin gezegd.’ Eddy's moeder ruimde de tafel af.
‘Ik heb er al die auto van kunnen afbetalen, dat zijt ge zeker weer vegeten?!’ krijste de toornige imitator zijn moeder na.
‘Zijt kalm, Eddy. Trekt het u allemaal zo niet aan,’ suste zijn meisje. Eddy keek lijdensvol in een onpeilbare leegte.
‘Haal mijn agenda, Tamara,’ klonk het nu verrassend zelfzeker: ‘ik moet een paar mensen opbellen. Afbellen, zeg maar. Het zal niet gaan,’ verzuchtte de podiumster weer, vervallend in mineurstemming: ‘Het zal niet gaan, ik voel het. Het zal echt niet meer -’
Tamara had al geruime tijd het eetvertrek verlaten.
‘Hier.’ Eddy wees zijn meideke enkele kinderlijk aandoende inktkrassen in een agenda aan: ‘Dat is bijvoorbeeld overmorgen al. En voorbij Amsterdam. Shit. Dat is bijna drie uren rijden. Dat gaat niet. Nu nog niet. Ik hoop dat het nog ooit zal gaan.’ Eddy keek naar het plafond en menigeen zou gezworen hebben dat de jongen in gebed verzonken was.
‘En dan moeten we de Erik nog afbellen ook, want dat was een optreden met extra-belichting.’ Tamara verwittigde haar geliefde zoals een secretaresse haar kantooroverste op de hoogte zou hebben gebracht.
‘Shit.’ Eddy's gezonde kijk op dit bestaan ging er angstaanjagend snel op achteruit: ‘Ja,’ blies hij vol van levensmoeheid, ‘belt hem maar op. Maar belt eerst met die Hollanders want het zou goed kunnen dat die woest beginnen te worden omdat ze al affiches hebben uitgehangen of tickets verkocht, we kennen ze.’
Tamara zei speels en met het oog op een vrolijke weerslag hiervan op het gemoed van haar verloofde, iets in de trant van: ‘Tot uw orders, sir.’ Voor Eddy was weerom een denkstonde aangebroken: ‘Als hij die klootmans die tegen zijn kin had geklopt nog eens tegen- | |
| |
kwam, dan stuurde hij d'r zijn zwaarste maten op af.’ Eddy stak een Barclaysigaretje op: ‘Tiens, dat was nog niet zo'n slechte gedachte, bodyguards. Hij trok zijn zesduizend ballen, gemiddeld. En die gasten elk hun zevenhonderdvijftig, dan waren die ook content en ze hadden nog eens iets gezien ook. En hij hield er op die manier nog altijd zijn vierenhalf aan over, want Tamara vroeg natuurlijk niks, voor het schminken.’ Eddy droomde weg. Hij zag zichzelf, gehuld in een identiek vestimentarium als dat van zijn Britse Meester, over de meest exquise boulevard der meest grootstedelijke stad schrijden: de De Keyserlei in Antwerpen. Naast hem, Serge en Didier, twee corpulente vrienden in duister maatpak. Borsalino en zonnebril. De reacties bleven niet lang uit: gillende meisjes stortten zich vol tranen van vreugde en opwinding op hun idool, Eddy Van Erp.
Tamara betrad weer de keuken: ‘Met de Erik is alles okay. Hij was al blij dat hij eens een avond kon thuisblijven. Ge moet weten: Fabienne heeft nog maar een maand of vier die kleine. En die Hollanders, dat was bezet.’ Eddy's meisje overhandigde vergenoegd de agenda aan haar jongen. Het meideke zette zich bij haar verloofde aan de tafel en dacht een Marlboro Lightsigaretje te kunnen gaan opsteken. Eddy sloeg met zijn vuist op het tafelblad: ‘Zijt gij doof of wat?! Ik had u gezegd dat ge eerst met die Hollanders in Holland moest bellen! Straks begint de Erik weer andere afspraken te maken, lomp kalf!’
‘Maar de Erik is moe. Hij was blij, zei hij. En gij kunt toch niet naar Holland, hoe dat ge het ook draait of keert. Ge kunt toch niet, met die kin! En roept niet zo tegen mij!’ Het meisje gooide zich, overmand door pril verdriet, op een zetel in de woonkamer neder. Eddy wist waarachtig niet wat aan te vangen met zijn houding: ‘Dat kind zoiets aandoen, shit. Vanaf het begin was ze d'r al bijgeweest. Trouw van bij de start. Zij en zijn pa. Het was zwaar knokken geweest, amai, maar ze waren d'r geraakt. Eerst vier jaar lang playbackshows. Dan langzaam maar zeker een eigen spektakel met professionele klankbanden. Na zijn eerste overwinning, in Kalmthout was dat, hadden ze hem een beker en een salami met look in zijn handen geduwd. De juryleden waren unaniem geweest in hun uitspraak. D'r had zelfs een presentator van een of ander popprogramma aan die tafel gezeten. Hij wist niet meer juist wie. Al die kleine luizen hun naam onthouden, dat was onmogelijk. Enfin: het was een reusachtige triomf geweest. De tweede, een gast die Elton John deed,
| |
| |
had een achterstand van zeven punten. Een salami met look. Ongelofelijk. Terwijl hij op dat moment koorts stond te krijgen van geluk. Hij had de microbe te pakken. De microbe die alle winners beet. En in de coulissen had hij direct zijn lief vastgenomen en de salami aan zijn pa doorgegeven. En hij wou geen fotografen in de kleedkamer. Ge moest daar vanaf het begin categoriek in zijn. Enfin, het had niet lang geduurd of het moment kwam dat hij die eerste-prijsmet-look tegen de nek van die organisatoren sloeg. Zo was dat: op hun affiche beloofden ze de kandidaten hele stereoketens en keukens. Of reizen voor twee man naar de Canaries. Of vele duizenden ballen. En dan waart ge weer eens de eerste en dan kwamen ze af met hun bullshit. Vier keren had hij die salami aanvaard. Vier keren en geen ene keer meer. De vijfde organisator die het probeerde, had de beloofde drieduizend ballen afgedokt, nadat zijn pa dat type eens goed bij zijn nekvel had gepakt. En de zesde stond na het ondertekenen van een overeenkomst stipt een week later aan hun deur met die alles-grill. De zevende...’ Eddy herinnerde zich plots dat het meisje waarvan hij zo hield en dat al deze ellende van een beginnend performer mede had dienen te aanschouwen, getroost moest worden. Hij lummelde naar de woonkamer alwaar zijn geliefde nog steeds beklagenswaardig naar adem en een zoet woordje zat te snakken. Eddy greep het tere kind zorgzaam bij de schouders, drukte haar kapsel tegen zijn zere wang aan en vervloekte zijn vader die monter de kamer was binnengetreden: ‘Ah? Dat zie ik graag, zie. En? Hoe is het ondertussen met de kin?’ Eddy liet zijn meisje weer aan haar lot over en liep haastig op zijn vader en tevens trouwste fan toe, teneinde diens blikken vol afschuw te onderwerpen aan het slechts moeizaam helende lichamelijke leed dat hem, George Michael, was aangedaan.
‘Amai, dat ziet er nog niet al te gezond uit.’ De vader wenkte zijn zoon. Het leek wel alsof hij zich op de veemarkt onledig hield en overwoog een lomp stuk melk- of trekvee in de muil te kijken: ‘En de tanden?’ Hij hield Eddy's kin voorzichtig in de palm van zijn rechterhand en overschouwde met bezorgde blik de ruïnes van wat ooit een naar de volmaaktheid neigend herengebit was geweest: ‘We zullen maar eens met die specialist bellen, want ik denk niet dat een gewone tandarts -. Enfin.’ De vader stapte vastberaden naar een hoogpotige, kleine kast waarop een televisietoestel pronkte. Hij schudde een vormeloos glas voor de helft vol dooiergele advokaat- | |
| |
likeur en zei tot zijn zoon die in de daden zijns vaders een stap in de richting van zijn algehele gezondmaking hoopte te mogen zien: ‘Ge zult het raar vinden, maar daar heb ik nu al de hele dag goesting in,’ en de vader ving het lepelen aan.
Eddy liep tot bij zijn meisje en reikte zijn hand naar haar uit: ‘Kom,’ fluisterde hij met een krop in de keel: ‘niemand verstaat ons hier,’ en het droeve stel toog naar Eddy's intieme vertrekken teneinde er zich, gezien 's vedettes voor de minste pijnen alert zijnde kin- en tandpartijen, zo goed en zo kwaad als mogelijk en onder de veelvuldig aanwezige posterblik van George Michael, aan de Daad der Liefde over te geven.
Eddy ontwaakte en rolde zijn vermoeid kermende meisje zacht van zich weg. Zijn moeder deelde, een verdieping lager en aan de onderste tree van de trap staande, immers een en ander vrij luidruchtig mede: ‘Eddy! D'r heeft een Hollander naar hier gebeld! En ge moet direct terugbellen! Direct, hebt ge het gehoord?!’
Eddy liep naar de deur, opende ze tot op een kier en riep: ‘Ja! Ik kom! Aaah. Shit.’ Zijn gebit speelde hem nog steeds pijnlijk parten. Hij schoof weer naast zijn geliefde die, geeuwend en daarbij een zurige Marlboro Lightlucht verspreidend, kreunde: ‘Eddy? Wat is het?’ Het podiumbeest hield zich stil en zoende het meideke teder op het tijdens haar nog maar net afgelopen middelbare schooltijd vaak als ‘laag’ afgedane voorhoofd. Weer hijgde zij zoet: ‘Eddyke?’ De jongen was op zijn rug gaan liggen, bestudeerde het grote aantal uit jongerenbladen betrokken portretten van zijn idool aan het plafond en rookte een Barclaysigaretje: ‘Mijn tanden. Het is niet meer te doen. Ik heb goesting om met mijn kop tegen de muur te bonken.’
‘Zegt dat nu niet, bolleke.’
‘Tamara, ik weet niet watdat ik moet doen. Al die contracten afzeggen. En wat kan ik vertellen tegen dat volk? Dat ze mijn gezicht een duw gegeven hebben? Dan blijft er geen enkele over die mij nog vraagt. En ondertussen, shit, ondertussen zullen d'r natuurlijk van die gastjes zijn die proberen mijn plaats in te nemen. De zogezegde “nieuwe” George Michaels. Laat mij eens goed lachen, hè.’ Hij voelde dat hij zou gaan huilen: ‘Ik mag er niet aan denken. Shit. Als ik die zak nog eens in handen krijg. Aaah, Tamara!’
‘Tamara?’
| |
| |
Het meisje borstelde, gezeten voor de spiegel van de grimeertafel, haar blonde lokken. Zij keek niet om, noch reageerde zij.
‘Zeg, luistert ge eigenlijk? Ligt mijn agenda daar, vraag ik,’ zei Eddy overspannen.
‘Ja,’ klonk het zakelijk en zonder de minste bereidwilligheid het cahier tot bij de vragende partij te brengen. Eddy wrong zich in een satijnen kamerjas met een Oosterse-sport-bedrijvend-individu op de rug geborduurd en slenterde, geheel ontgoocheld in alle zijden die het leven hem tot dusver had getoond, naar zijn meisje en agenda. Tamara greep nu snel het plastic boekje met bankinstellingsomslag en reikte het haar geliefde achter haar rug aan. Zo zou hij haar nimmer van absolute weigering tot medewerken kunnen beschuldigen.
‘Merci,’ zei de imitator. Het meisje tuitte haar lippen tot een cirkel en beschilderde ze met zwarte rouge. Eddy zuchtte neer op het bed waarin het meideke luttele ogenblikken tevoren nog ‘Eddy, nee, nee’ en ‘Eddy, oh ja’ had liggen krijsen. De artiest opende, als was enkel nog lijden zijn enige doel, de agenda en verbleekte zienderogen. Ja goed: mochten personen als wij naast de podiumkunstenaar hebben postgevat, men zou hebben kunnen vaststellen dat de artiest als de meest getaande van onze gezelschap overbleef. Eddy Van Erp liep een cursus zonnebank. Elf lessen voor twaalfhonderd francs.
Het telefoontoestel rinkelde zowat aanhoudend en moeder Van Erp beklaagde er zich over, niet meer de geringste kans te zien met haar vriendinnen in lange afstandscontact te treden. Eddy's vader was druk in de weer met kalenders en een dikke, rode viltstift. Zijn zoon zat naast hem aan de tafel te grienen.
‘Trekt zo geen lang gezicht. Zo gaat ge het ook niet veranderen. D'r zijn er die afbellen nu dat ze het weten van uw accident, en d'r zijn er die trouw gelijk alle jaren hun show bestellen. Panikeert toch zo niet, in godsnaam.’ De man lepelde advocaat. Eddy was geheel in de war: Die Hollanders wilden hem al een proces aan zijn been lappen wegens contractbreuk, de rotzakken. En zij waren niet de enigen bij wie hij zijn show had moeten afzeggen. Het was afgelopen, fini. De trouwsten, ja. Maar hoeveel waren er dat en tot wanneer zou hij zo een situatie kunnen blijven uitzingen? Nee, de grote jaren waren nu wel goed voorbij. Vroeger belden er zelfs typen die zijn management wilden doen. Allemaal zakkenvullers, natuur- | |
| |
lijk. Hij had wel lang getwijfeld bij een bepaald aanbod: een strontrijke gast van een verhuisfirma die nog andere vedetten deed. Die gaf een ferme toetredingspremie. Maar ja, dat was eenmalig en bij elke show ging er dertig procent naar die kerel. Dertig procent van zijn salami met look. Er kon een ziekelijke glimlach af bij het bericht dat discotheek ‘Rainbow’ uit Loenhout, een ontzettend trouw publiek tellend, weer op Eddy's talenten beroep wenste te doen. Ditmaal zou het zaterdagavondspektakel aldaar zijn opgevat als een heus ‘festival’ met wel zes namen op het affiche en Eddy Van Erp als Top of the Bill en publiekslokker.
‘Ziet ge het nu wel,’ sprak Eddy's vader, ‘het is nog niet afgelopen met George Michael.’ Hij mepte zijn groot uitgevallen hand op Eddy's knie. De in zak en as zittende vedette uit Hoboken, Antwerpen, bleek zelfs niet meer tegen de meest verwaarloosbare pijnprikkel bestand en voer uit tegen de vader-manager: ‘Mijn knie! Zeg pa, gij hebt ze ook niet meer allemaal op een rij zeker?! Eerst die smerige kin en nu gij die tegen mijn been klopt!’ en schriel afrondend: ‘Ik wil hier niemand meer zien. Iedereen kan de pot op. Shit.’ Eddy verliet de onheil in zich dragende woonkamer en trok naar zijn slaapappartementen alwaar het meideke Tamara zich zat te vervelen: Ze had nu eens een namiddag congé kunnen pakken op een dinsdag en hij zat heel de tijd zijn vader af te jagen bij die stomme telefoon in de living. Nee, hij moest van haar afblijven. Eddy had een poging ondernomen zijn geliefde troostend over de schouders te strelen. Zij schokte evenwel het bovenlichaam ter zijde en keek nors naar haar wederbeeltenis in de spiegel van het grimeermeubel: zou er iets op haar maag hebben gelegen?
Eddy was op zijn bed gaan zitten met het hoofd in zijn handen. Hij trachtte te huilen. Zulks wilde onder geen beding lukken. Eddy zuchtte en vleide zich op het bed neder. Zijn meisje richtte nu, een gênante stilte beëindigend, het woord tot hem: ‘Eddy?’
‘Ja,’ klonk het mat.
‘Ik heb met uw ma gesproken. Uw pa hangt de held uit daar aan de telefoon beneden, hij doet watdat hij kan doen, maar hij weet wel beter. Ik heb met uw ma gesproken. Zij heeft de dokter van uw kaak aan de telefoon gehad. Gisteren al. Hij heeft de foto's bekeken.’
‘Mijn kin?’
‘Ja.’
‘En dan? Wat?’ Eddy kwam angstig overeind zitten. ‘Wat is er
| |
| |
met mijn kin? Wat heeft hij gezegd, die dokter?’
‘Ja,’ piepte het meisje: ‘Die knak zal er blijven inzitten, heeft hij gezegd; ge zult het altijd blijven zien.’
Een ijselijke gil. Eddy's verdriet spoot vanuit zijn diepste binnenste naar buiten, welhaast als een brandslang haar reddend water. In de keuken stond moeder Van Erp, gebogen over en roerend in een glimmende metalen pot vol versbereide soep, schouderophalend te grijnzen.
‘En art. 212 - Echtgenoten zijn jegens elkaar tot samenwoning verplicht; zij zijn elkaar getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd. Goed. Mejuffrouw Tamara, Christiane, Robert Verbist, neemt u tot wettelijk echtgenoot de jongeheer Eddy, Roger, Gerda Van Erp?’
tamara, christiane, robert verbist: ‘Ja.’
‘En u, mijnheer Eddy, Roger, Gerda Van Erp, neemt u tot wettelijke echtgenote, mejuffrouw Tamara, Christiane, Robert Verbist?’
eddy, roger, gerda van erp: ‘Ja.’
Vier maanden nadat bovenstaande tekst plechtig werd voorgedragen schonk Tamara Van Erp het leven aan een gezonde zoon met een allerliefst putje in de babykin. Het wicht woog drie kilo en zevenhonderdvijftig grammen en werd gekerstend onder de naam ‘Michael’, naar een beginnend en talentvol acteur van zeer jonge leeftijd die in de Vlaamse cinema furore maakte. Vader van het kind was, zo werd algemeen aangenomen, Eddy Van Erp, hulpslager bij Eurobeaf NV uit het Antwerpse.
Op eenzame avonden - vrouwtje Tamara gaf aangenaam bezoldigde aerobiclessen - mocht Eddy graag nog eens de video-opnames van zijn allerlaatste publieke optredens bekijken. Na enige tijd bereikte Eddy de stand der volwassenheid en hij stelde, het beeldmateriaal zijner finale podiumprestaties bestuderend, vast dat hij, niet zoals George Michael, langer had staan hijgen uit artificieel verlangen, maar had staan krijsen uit vrees voor al hetgeen nog volgen zou. En hoe terecht had hij niet gevreesd.
|
|