| |
| |
| |
De rondvraag
| |
| |
Homerische vergelijkingen uit de Ilias
Homerus
(Vertaling Paul Bischoff)
Agamemnon wil de troepen op de proef stellen en suggereert terug te keren.
De soldaten geven maar al te graag gehoor.
Zoals soms de westenwind opkomt en 't hooggegroeid koren doet golven
- hij blaast met onstuimige stormkracht, de aren buigen zich diep -,
zó kwam van hen in beroering de hele bijeenkomst en schreeuwend
stoven zij af op hun schepen.
Beschimpt door zijn broer Hektor, probeert Paris tegenover hem zijn
lafheid weg te praten door Hektor op zijn starheid te wijzen.
‘Steeds is jouw hart onbedwingbaar, gelijk aan een bijl die een boomstam
doorklieft, in de hand van een vakman gedreven, en die van de hakker
de zwaaikracht vermeerdert, als hij daar een scheepsbalk uit hakt;
zó is het hart in jouw borst: het is niet te bedwingen.’
Meneláos wordt niet dodelijk getroffen, maar wel gewond.
Zoals soms een Lydische vrouw of een Karische ivoor inkleurt
met purper, bestemd om als wangstuk voor paarden te dienen
- daar in de schatkamer ligt het en talloze menners verlangen
het mede te nemen, voor koningen ligt het er echter als pronkstuk,
een sieraad zowel voor het paard, als een trots voor de menner -
zó, Meneláos, werden met bloed toen gepurperd Uw dijen,
zo prachtig gevormd, en Uw sierlijke schenen en enkels van onder.
| |
| |
Diomédes en andere Griekse vorsten rukken met hun troepen op.
Zoals wanneer golf na golf bij een galmende kuststrook
huizenhoog aanzwelt, gejaagd door de wind uit het westen
- eerst op zee zich machtig verheft en daarna
luid brullend breekt op de rotskust, en rondom de klippen
rollend zich kromt en dan uitspuwt het schuim van de zee -,
zó ook bewogen daar ononderbroken de golvende linies
der Grieken op weg naar het oorlogsgebeuren.
De Trojanen lijken niet bestand tegen het Griekse geweld. Dan zet Hektor
de troepen aan tot hernieuwde strijdlust. Ook de Grieken houden stand.
Zoals de wind op de heilige dorsvloer van wanners
het kaf steeds weer opblaast, als gouden Deméter
bij 't waaien van winden het graan van het kaf scheidt
- de grond wordt bedekt met stapels wit kaf -, zó werden Grieken
van boven toen wit van het stof, dat tussen hen door
de hoeven van paarden verstoven omhoog naar de al-bronzen hemel,
van paarden, die menners weer terug naar het krijgsgewoel dreven.
Hektor heeft zijn broer, de vrouweheld Paris, aangezet toch weer aan de
strijd deel te nemen. Opgedoft verschijnt Paris.
Zoals een hengst in de stal, gevoerd aan de ruif,
zijn halsriem verbreekt en stampend de vlakte inrent,
gewend aan zijn bad in een breedstromend water
- vol trots staat zijn hoofd, hoog geheven, en dansen zijn manen
rondom de schouders; bewust van zijn stralende schoonheid
dragen zijn benen hem snel naar zijn plek in de weide der merries -,
zó kwam ook Paris, Priamos' zoon, van Ilios' burcht
naar beneden, gestoken in zonlicht-stralende rusting,
juichend, en snel door zijn voeten gedragen.
| |
| |
De Grieken zijn teruggedreven naar hun scheepskamp. De Trojanen
bivakkeren die nacht in de vlakte voor Ilios.
Zoals wanneer aan de hemel blinkende sterren verschijnen
rondom de stralende maan, als helder en windloos de lucht is
- pieken en ruggen van bergen, ravijnen, alles is helder
en zichtbaar; en hoog aan de hemel breekt open de eindloze ether,
sterren verschijnen, van vreugde vervuld is het hart van de herder -,
zó vele vuren werden voor Ilios door de Trojanen ontstoken
tussen de schepen en 't stromende water van Xanthos.
De belegerde Grieken blijft niets anders over dan gedurende de nacht vol
angst de wacht te houden.
Zoals in een veehof honden onrustig de schapen bewaken,
zodra zij hebben gehoord het wilskrachtig gebrul van een leeuw,
als hij diep uit een bergwoud vandaan komt - grote paniek
wegens hem bij mannen en honden, hun slaap is voorbij -;
zó eveneens was de rustige slaap van hun ogen geweken,
doorwákend de donkere nacht, hun blik immers steeds
op de vlakte gericht, als zij meenden de komst der Trojanen te horen.
Odysseus raakt gewond, de Trojanen dringen op. Dan verschijnt Ajas.
Evenals roodgele jakhalzen hoog in de bergen een hert met gewei,
dat gewond is, vervolgen - hem trof een man met een pijl van zijn pees,
maar door rap met zijn poten te vluchten ontkwam hij de jager,
zolang als nog lauw was zijn bloed en zijn knieën zich repten,
maar als dan de puntige pijl zijn krachten geheel heeft beroofd,
dan verscheuren hem jakhalzen rauw in een schaduwrijk bergwoud;
plots doet een godheid verschijnen een leeuw, kwaadaardig;
de jakhalzen stuiven uiteen; de buit is van hem -,
| |
| |
zó ook verdrongen zich toen om de dappere, sluwe Odysseus
talloze sterke Trojanen, de held echter sprong heen en weer
met zijn lans en vocht van zich af de dag zonder meelij;
toen kwam Ajas nabij met zijn torenhoog schild
en pal aan zijn zij bleef hij staan; de Trojanen, zij stoven uiteen.
Rond het lijk van de door Patroklos gedode Sarpedon ontstaat een verbeten
gevecht tussen Trojanen en Grieken.
Zoals wel de slagen van eikehout-hakkers weerklinken
diep in een bergdal - ver in de omtrek dringt het geluid -,
zó ook ontsteeg aan de alom-begaanbare aarde het dreunen
van koperen schilden, vakkundig met leer overtrokken,
waar zwaarden op stootten en speren met dubbele punt
Geen van de Trojanen durft Meneláos naderen.
Zoals soms een leeuw, in de bergen gevoed en vol trots op zijn kracht,
uit een grazende kudde de mooiste koe uitzoekt en aanvalt
- eerst grijpt hij haar nek met zijn vrees'lijke tanden, doet kraken
haar wervels en slurpt dan haar bloed en haar darmen naar binnen,
verscheurt haar; en rondom hem blaffen wel honden en schreeuwen ook jagers
heel luid, maar veilig op afstand, geen enkele waagt het om hem tegenover
te treden, want groengele angst houdt hen allen ten diepste bevangen -,
zó had van hen ook geen enkel het hart in de borst
Meneláos, de fiere, in open gevecht te bestrijden.
|
|