De Tweede Ronde. Jaargang 10
(1989)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 173]
| |
Rondvraag | |
[pagina 174]
| |
Vier preken
| |
[pagina 175]
| |
ben ik dat ik zo kan spreken? Misschien had de vrouw wel gelijk. Misschien zou ze het leven geschonken hebben aan een genie dat juist het probleem waar de tekst van de dag over gaat, het probleem van de overbevolking op aarde, had kunnen oplossen! En wat had ik dan zelf moeten beginnen? Nee, het is waarlijk geen lichte taak om een mens in deze situatie te raden. En zij die een antwoord bij de hand hebben, zij die het zonder meer als zondig beschouwen om zich van het aanmaken van kinderen te onthouden, hebben zij aan de consequenties gedacht? Hebben zij er wel aan gedacht dat deze vrouw, als zij hun leer voor haar predikten, onafgebroken de liefde zou moeten bedrijven, want elk moment dat zij zich niet aan seksueel verkeer overgeeft, beneemt zij immers een massa mensen het leven! Nee, het is waarlijk geen lichte taak. En dan spreken wij hier alleen nog maar over een afzonderlijk geval, een afzonderlijke, verdoolde vrouw in onze tot de nok toe volgepakte wereld. Wanneer wij deze wereld in ogenschouw nemen, zien wij onmiddellijk in dat van elke vrouw afzonderlijk, evenals van alle andere mensen, loyaal en internationaal denken geëist moet worden. Want wanneer het voedsel opraakt, wie voedt dan onze kinderen, als we zelf niet in het verborgene gehamsterd hebben? En hamsteren is lelijk. Moeten wij dan de mensen zeggen dat er hier niet meer kinderen mogen komen? Nee, dat willen wij immers niet. Helemaal leeg moet het hier toch ook niet worden. Moeten we dan kinderen gaan rantsoeneren en in kleine porties toewijzen, bijvoorbeeld twee per echtpaar? Als iedere heer in deze wereld bij zijn eigen dame twee kinderen zou hebben, een jongen en een meisje, zouden er immers altijd even veel mensen op onze aarde zijn, als men ervan uitgaat dat de ouders in een normaal tempo naar de eeuwige jachtvelden geëxpedieerd worden. Dergelijke gedachtenspinsels zijn helaas ijdel. De mens is een broos wezen. Er zullen altijd maatschappijvijandige elementen zijn die zich zowel drie als vier nakomelingen verschaffen. Nee, weg met onze ijdele gedachten! Laten wij in plaats daarvan gezamenlijk naar het woord van de profeet luisteren. Zo spreekt de profeet: ‘Beminde broeders! Vannacht had ik een droom. Voor mij verscheen een visioen, een stem fluisterde in mijn oor: “Er zijn in Sundsvall drie machinebankwerkers, in Stockholm zeshonderd po- | |
[pagina 176]
| |
litieagenten en in Gällivare acht timmerlieden nodig.” Ik zag in mijn droom een arbeidsbureau. Vervolgens werd ik wakker. Ik probeerde mijn droom te duiden, en de boodschap ervan stond mij geleidelijk aan kristalhelder voor ogen. Het probeem van de overbevolking op aarde moet overal ter wereld aan de ministeries van arbeid overgelaten worden, dat was de boodschap van de droom voor de mensen. De ministeries van arbeid moeten uitrekenen hoeveel kinderen normaal gesproken in verschillende gebieden horen voor te komen. Vervolgens moeten ze regelmatig het werkelijke kinderbestand in de betreffende gebieden berekenen en lijsten van kindervacatures in de diverse plaatsen opstellen. Via de massamedia zou men dan, precies zoals met de machinebankwerkers in mijn droom, die vacatures bekend moeten maken: twee meisjes in Omsk, een veelbelovend jongetje in Stompetoren, enzovoort. Belangstellende ouders moeten dan sollicitatieformulieren naar het dichtstbijzijnde arbeidsbemiddelingsbureau zenden en diegenen die de beste rapportcijfers voor seksuele voorlichting op school en van eerdere echtgenotes en echtgenoten kunnen overleggen zijn dan de gelukkigen en krijgen toestemming om in de mate die de omstandigheden toelaten kinderen te produceren. Aldus heb ik mijn visioen geduid dat ik in de droom ontvangen heb.’ Zo, mijn kinderen, kunnen wij verder leven, in elk geval sommigen van ons. Zo kunnen wij erop toezien dat er de hele tijd niet te veel en niet te weinig mensen zijn om het voedsel op te eten dat ons ten dienste staat. Zo kunnen wij de ethische problemen met betrekking tot anticonceptiemiddelen oplossen: de overheid beslist en het individu wordt ervan ontheven zich een eigen moraal te moeten aanmeten. Beminde kinderen! Gaat en vermenigvuldigt u en bevolkt de aarde, maar alles met mate! | |
GeheelonthouderszondagTekst van de dag: Uit de mond van kinderen en dronkelappen kan men de waarheid horen. Maar ons kunnen jullie ook wel geloven, hoor! | |
[pagina 177]
| |
De gelovigen zingen:
Er stijgt een jubelzang op bij de blauwe knoop.
Er stijgt net zo'n gezang op uit café De Doop.
Wat is goed en wat niet?
Niemand heeft toch verdriet?
Daarom is het zo'n in-treurig verschil
tussen wie half- en wie geheelonthouden wil.
Preek: Het is leuk om nuchter te zijn. Ik herhaal: het is leuk om nuchter te zijn! Horen jullie niet wat ik zeg?! het is leuk om nuchter te zijn!
Er wordt vaak over gesproken hoe mensen in moeilijke situaties niet van de drank af kunnen blijven. Men ontvlucht de werkelijkheid met behulp van de alcohol. Nu vraag ik jullie: Waarom juist alcohol, als men het moeilijk heeft of zich verveelt? Waarom niet liever naar ons verenigingslokaal gegaan om daar te volksdansen en het sinaasappelspel te spelen? De blauwe knoop roept jullie. De blauwe knoop wil juist jullie erbij hebben. De blauwe knoop doet alles om ervoor te zorgen dat jullie je thuis zullen voelen. Onze Clausthaler-flesjes lijken verwarrend veel op gewone bierflesjes, onze spelletjes gaan zo ver in hun opgeschroefde joligheid dat ze nauwelijks van de bedenksels van een dronkelap te onderscheiden zijn, onze polka kan het in al zijn zweterige charme met succes opnemen tegen de kromme bokkesprongen van een aangeschoten universitair medewerker na diens tweede borrel, ja heel ons gedragspatroon doet zo sterk aan het jolige optreden van een dronkeman denken, dat iemand die een geheelonthouderscafé betreedt zonder het bord boven de deur gezien te hebben, zou denken dat hij bij een drinkgelag terecht was gekomen. Waarom komen jullie dan niet bij ons, jullie die drinken? Wij hebben immers alles wat jullie je maar kunt wensen, alleen geen alcohol! Zelfs onze manier van praten lijkt vaak misleidend veel op pure dronkemanspraat. Wij willen immers niets liever dan net zo zijn als jullie! Wij willen ook vrolijk zijn! Kom naar ons toe! Help ons om de moed erin te houden! Toe alsjeblieft! Het is niet zo gemakkelijk zonder een druppel drank. | |
[pagina 178]
| |
StresszondagTekst van de dag: We rennen voorlopig rond, denken zullen we later wel. De gelovigen zingen:
Nee, dit liedje is niet zo lang.
We hebben geen tijd voor nog meer gezang.
Preek: Beste vrienden! Vrienden! Van rondjakkeren worden we niet gelukkiger. Waar was ik gebleven? O ja, rondjakkeren. We moeten stilstaan en nadenken over wat we tegen elkaar zullen zeggen en vooral wat we tegen elkaar zullen zeggen. Waarom hebben wij zo'n haast? Wat winnen wij daarmee? En dan nog iets: waarom hebben wij zo'n haast? Daar winnen wij toch niets mee. En wat baat het een mens als hij de hele wereld wint maar schade lijdt aan wat wou ik nou ook alweer zeggen. Waarom heb ik het recept niet naar de apotheek gebracht? Neemt u mij niet kwalijk. Wij moeten nadenken. Of heb ik het toch gebracht en de pillen meegekregen? Met rondjakkeren win je helemaal niets. Werd er gebeld? Laten we proberen om even stil te staan. Ben ik met de auto gekomen? Waar heb ik de sleutel neergelegd? Heeft iemand van de gelovigen een autosleutel gevonden? Vrienden! Wij moeten stilstaan én nadenken! Niet weggaan! Denk na! Heeft iemand een autosleutel gezien? Nee! Wacht! Denk na! Is het al afgelopen? Hoe laat is het? Ben ik klaar? Taxi! Taxi! | |
Goede-smaak-zondagTekst van de dag: Over smaak valt niet te twisten. Maar we kunnen het er toch wel over eens zijn dat gruttepap van aangebrande zure melk afschuwelijk smaakt? | |
[pagina 179]
| |
De gelovigen zingen:
Eet je iets smerigs dat smaakt als de pest,
prikkelt dat de smaakpapillen tot protest.
Evenzo gaat het, uit de aard der zaak
met de geestelijke goede smaak.
Handelt of spreekt iemand lomp en gemeen,
krimpen de smaakpapillen van je ziel ineen.
Preek: Er stond een man voor zijn smaakrechter, want hij wilde tot de sociëteit toegelaten worden, en men had hem verteld dat hij er zich dan eerst van moest vergewissen dat zijn smaak goed was.
‘Smaakrechter,’ zei de man, ‘ik heb mij voortdurend verder bekwaamd in de moeilijke kunst van de goede smaak. Toen ik jonger was, at ik zulke rampzalige kost als bloedworst en aardappelsoep, maar sinds het mij gelukt is om mijn medemensen flink wat geld afhandig te maken, gebruik ik niets anders dan zeetongfilet Beatrix en kalfsfilet Oscar, crêpes Suzette en meer van zulke voorname gerechten. Zo drink ik nu ook geen pils of gin-tonic meer, zoals in de dagen van mijn onwetendheid, maar meestal een Château Mouton-Rothschild '61 en een klein glaasje chartreuse bij de koffie. Mijn smaak voelt nu een stuk beter, en ik koester de vrome wens dat u hem goed genoeg zult vinden. De smaakrechter antwoordde de man: ‘Dwaas, ga naar buiten in de duisternis waar u thuishoort! Verbeeld u in uw verwaandheid niet dat goede smaak alleen in spijs en drank geopenbaard wordt! Andere en essentiëlere zaken zijn de kenmerken van de goede smaak. Kijk eens naar uw glimmende stropdas met Hawaiimotief! Haal uw handen uit uw broekzakken! Voorwaar ik zeg u: zolang als u na vijf uur 's middags bruine schoenen draagt, bent u niet eens waardig om de veters van mijn zwarte schoenen te strikken. Ga naar buiten in de duisternis om door de menigte beschimpt en bespot te worden, want wij zijn te verfijnd om te beschimpen en te bespotten!’ De man ging weg uit het heldere schijnsel van de kristallen kroonluchters en weende bitter. |
|