De Tweede Ronde. Jaargang 7
(1986)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |
Light Verse
Rondtrekkende musici, mozaïek (Pompeii)
| |
[pagina 150]
| |
13Wanneer de goden met je zijn, Fabullus,
dan heb je zó bij mij een goed diner.
Maar breng dan wel een flinke zak met eten,
een kruikje wijn en een leuk meisje mee,
en ook de humor moet je niet vergeten.
En maak je aldus bij mij dan je entree,
dan zul je prima eten, beste kerel,
want vol met spinrag zit mijn port'monnee.
In ruil hiervoor deelt zich dan pure liefde
en hoogste zinsverrukking aan je mee
door 't goddelijk parfum dat Amor zelf
mijn meisje op haar huid en haren dee.
Als je dat ruiken zult, Fabullus, heus,
dan bid je: ‘O God, maak mij tot louter neus!’
| |
XIII
Cenabis bene, mi Fabulle, apud me
paucis, si tibi di fauent, diebus,
si tecum attuleris bonam atque magnam
cenam, non sine candida puella
5[regelnummer]
et uino et sale et omnibus cachinnis.
haec si, inquam, attuleris, uenuste noster,
cenabis bene; nam tui Catulli
plenus sacculus est aranearum.
sed contra accipies meros amores
10[regelnummer]
seu quid suauius elegantiusue est:
nam unguentum dabo, quod meae puellae
donarunt Veneres Cupidinesque,
quod tu cum olfacies, deos rogabis,
totum ut te faciant, Fabulle, nasum.
| |
56(Vertaling W. Hogendoorn) Komiek en kluchtig wat ik heb beleefd!
Spits nu je oren, Cato, schater duchtig.
Lach, Cato, als je om Catullus geeft,
Wat ik beleefd heb is komiek, hoogst kluchtig:
'k Betrapte laatst een knaapje dat een maagd
Paalde - en hem, als 't Venus maar behaagt,
Heb ik over mijn stijve kling gejaagd.
| |
LVIO rem ridiculam, Cato, et iocosam,
dignamque auribus et tuo cachinno!
ride quidquid amas, Cato, Catullum:
res est ridicula et nimis iocosa.
5[regelnummer]
deprendi modo pupulum puellae
trusantem; hunc ego, si placet Dionae,
protelo rigida mea cecidi.
| |
[pagina 151]
| |
58Caelius, Lesbia, wat was Lesbia lief!
Tederder dan zichzelf en al de zijnen
Minde Catullus haar als zijn hartedief.
Nu, op de hoek van een steeg of midden op pleinen,
Helpt zij de telgen der oude Romeinen
Mondeling aan hun gerief.
| |
LVIII
Caeli, Lesbia nostra, Lesbia illa,
illa Lesbia, quam Catullus unam
plus quam se atque suos amauit omnes,
nunc in quadriuiis et angiportis
glubit magnanimi Remi nepotes.
| |
78Gallus heeft broers, met wonderfraaie echtgenote
de een, de ander met een fraaie zoon.
Gallus, een toffe knul: hij laat ze echt genieten,
legt mooie knaap bij mooie meid in bed.
Gallus, een stomme lul: vergeet dat hij getrouwd is
en leert als oom zijn neef het overspel.
| |
LXXVIII
Gallvs habet fratres, quorum est lepidissima coniunx
alterius, lepidus filius alterius.
Gallus homo est bellus: nam dulces iungit amores,
cum puero ut bello bella puella cubet.
5[regelnummer]
Gallus homo est stultus, nec se uidet esse maritum,
qui patruus patrui monstret adulterium.
(Vertaling Peter Verstegen) | |
75Door jouw schuld, Lesbia, rest er zo weinig van mijn geest,
En door zijn toewijding aan jou richt hij zich zo te gronde,
Dat 'k niet méér van je houden zou, was je volmaakt geweest,
En nog steeds van je houden zal, al pleeg je elke zonde.
| |
LXXV
Hvc est mens deducta tua mea, Lesbia, culpa
atque ita se officio perdidit ipsa suo,
ut iam nec bene uelle queat tibi, si optima fias,
nec desistere amare, omnia si facias.
| |
92Altijd spreekt Lesbia kwaad van mij, daar komt geen end aan,
Toch mag ik sterven als Lesbia niet van mij houdt.
Waar dat uit blijkt? Mij gaat het net zo, ik verwens haar
Steeds opnieuw, maar mag sterven als 'k niet van haar houd.
| |
XCII
Lesbia mi dicit semper male nec tacet umquam
de me: Lesbia me dispeream nisi amat.
quo signo? quia sunt totidem mea: deprecor illam
assidue, uerum dispeream nisi amo.
|
|