De Tweede Ronde. Jaargang 7
(1986)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
GrudiusGa naar voetnoot*
| |
[pagina 66]
| |
hij in is geplant kan leiden? Nu: U hebt meer dan één gelegenheid bij de hand; het is slechts nodig dat U ze aangrijpt. Wat is er immers dat U zelfs bij de machtigsten niet vermag? Ik vraag U niet meer dan een inspanning, en dan nog een geringe. Maar om ter zake te komen, ik heb veel meer zin om beter te studeren dan U, Vader, wellicht gelooft of ik makkelijk zou kunnen uitleggen, en ik wil niets anders dan wat ik al begonnen ben: mijn hele leven aan de letteren wijden. En voor zoiets is er volgens mij geen beter leven dan dat van Kanunniken of in ander opzicht rijke geestelijken. Wanneer tenminste de juiste studie iets vergt, dan is dat - zoals ge weet - een zowel vrij als zo min mogelijk gemeen leven. Nu ziet ge waar ik heen wil, denk ik, namelijk dat ik met Uw hulp een vette prebende krijg; als ik daarop kan vertrouwen, ben ik vrij van alle zorgen en kan ik me geheel aan mijn studiën wijden tot aan het eind van mijn leven. Maar luister hoe dat gedaan gekregen kan worden. De heer conservator Wemelingius heeft al een paar dagen koorts, en als de koorts ooit verdwijnt dan spreekt het toch vanzelf dat hij niet erg lang meer kan leven, waar de ouderdom hem al bezwaart, en het is - zoals ge weet - een snelwerkende ziekte. Ik zou willen (tenzij ge soms anders oordeelt) dat ge de man met brieven bewerkt, opdat hij dat Dekanaat van hem te Brussel aan mij afstaat. Ge zult dat zonder twijfel gedaan krijgen van een zo dierbare vriend. Van kindsafaan hebt ge samen geleefd, dezelfde geboorteplaats verbindt U, om maar te zwijgen van de wederzijds bewezen weldaden. Ge hebt steeds in dezelfde studie gezwoegd, want ook dat bevordert de vriendschap buitengewoon; en wat wel het allerbelangrijkste is, ge hebt tegelijkertijd de doctorshoed aangenomen, iets wat niet slechts tot vrienden, maar zelfs tot broeders maakt. Overigens, men zal denken dat ge dit als het ware rechtens kunt opeisen, aangezien ge dit Dekanaat hem eens zelf hebt overgedaan. Maar als ge zoudt menen dat dit Dekanaat niets voor me is, dan hoop ik toch in ieder geval dat ge het een of ander winstgevend Kanunnikaat voor me opspoort. Want zo zal het zijn, dat ik die tot dusver U tot kost en last ben geweest, in het vervolg U tot nut en eer strek. Want welke waardigheid mij ook hieruit zal toekomen, die moet geheel op Uw conto worden geschreven, waar ik, wat ik ben, de Uwe ben. Ik bezweer U derhalve naar vermogen, Heer en Ouder, dat het U niet zal spijten deze dienst aan Uw zoon die U naar behoren het meest bemint te bewijzen. Ik zou nog meer argumenten kunnen gebrui- | |
[pagina 67]
| |
ken, hooggeachte Vader, als ik niet vooral in aanmerking zou nemen dat U oprecht bezorgd zult zijn voor mijn zieleheil. Slechts dit wil ik U duidelijk maken, dat ik mijn oordeel voor een beter heb geruild, want ik was gewoon een niet geringe hekel aan het priesterschap te hebben. Voor U een gelegenheid Uw zoon geluk te wensen dat hij weer verstandig geworden is. Voorzover ik kan, zal ik er op mijn beurt voor zorgen dat U nooit spijt zult krijgen van de ondernomen moeite, nee, integendeel, dat ge blij zijt. Maar nu genoeg hierover, opdat ik niet de schijn wek aan Uw goedheid te twijfelen. Nu vind ik het de moeite waard om U nog iets over mijn verhuizing te vertellen. Ik ben onlangs verhuisd naar het huis van Castildius, een althans niet belachelijk man wat het Recht aangaat, maar soms nog meer een Cynicus dan onze Hondius is geweest. Om U niet langer met mijn brief te belasten, zal ik uitgebreider hierover aan mijn broer Everardus schrijven, hij zal het U alles vertellen. U, erenswaarde Heer en Vader, wens ik toe zo lang mogelijk gezond te blijven.
Geschreven te Leuven bij Meester Roaldus Castel, 20 juni 1525. | |
Aan Everard Nicolai,Raadsheer van zijne keizerlijke Majesteit in de Grote Raad te Mechelen, mijn dierbaarste broer Grudius Uit je brief van 13 februari aan mij maak ik op dat je je nieuwe ambt al aanvaard hebt. God geve dat het jou evenveel geluk en zegen, zowel ambtelijk als privé, brengt als het mij genoegen doet, en dat je het zo lang mogelijk met ere mag bekleden, dat bid ik. Ik wens je ook geluk met je gezinsuitbreiding door je zoon Petrus. Ik hoop en wens dat hij, om de hardheid van zijn naam in elk geval in dat opzicht eer aan te doen, een lang leven, tegen alle ziekten bestand, mag hebben. Maar ik zou ook graag de plaats en tijd van zijn geboorte weten, om tegelijk met andere ook zijn horoscoop, als ik tijd heb, | |
[pagina 68]
| |
te kunnen trekken, nu ik met mijn eigen horoscoop bezig ben. Om het vrijelijk te bekennen, ik ben nooit bang geweest om die wond te krijgen aan mijn hoofd tenminste, want voor een wond aan mijn oor en val met mijn paard, het gevaar van een bootreis, daar ben ik al eens een beetje bang voor geweest. Maar ik ben meer dan eens op deze reis met meer dan een paard gevallen, ik heb niet zonder gevaar op de Donau gevaren, en ik ben ook andere rivieren overgestoken. Op de een of andere manier heb ik verzuimd de omwenteling van mijn jaar uit te rekenen, die op de twintigste december begint, door verscheidene zaken verhinderd, onder andere omdat ik met de correspondentie en het archief vooruitgezonden was naar Genua. De ‘staat en wenteling’ - zoals dat heet - van het vorig jaar had ik vanaf die datum gemaakt en daarvan is heel wat precies uitgekomen, zoals mijn ziekte in Regensburg, mijn nieuwe waardigheid, de jeuk aan mijn lul waar ik zeker veel last van heb gehad, twee keer van een hoogte gevallen, wat mij in Bologna is overkomen op twee verschillende plaatsen, maar in beide gevallen liep het goed af; ook nog verlies van mijn geld, en nog een paar dingen. En nu ik toch aan het kletsen ben, weet dat ik in Bologna van een oud vrouwtje een ander soort waarzegging heb geleerd, veel eenvoudiger, maar minder zeker, dan de astrologie, naar mijn oordeel, hoewel ik gezien heb dat zij de meest abstruse en geheime dingen voorspelde, onder andere aan mij. Maar er was nog nooit iemand geweest aan wie ze het wou leren, behalve aan mij als enige; ik weet niet waarom. Zij althans gaf geen andere reden op dan dat ze uit de waarzegging die ze over mij had gemaakt, begrepen had dat ik een vorser was naar merkwaardige en geheime zaken en een liefhebber van alle kunsten en niet onwaardig dat ze mij haar kunst in eigen persoon onderwees. Daarom bood ze mij haar hulp ook spontaan aan, en ik heb dat alleen daarom toegestaan om te zien wat ze zou gaan zeggen en wat ze met haar kunst zou presteren. Die waarzeggerij gebeurt door het gooien van bonen in de hand, en voorzover ik kan beoordelen hangt hij geheel af van handleeskunde. Ik schrijf maar wat kletspraat omdat ik niets serieus te vertellen heb. Want wij hier, en ook de Keizer zelf, doen uitsluitend aan ontspanning. Voor de zesde of zevende dag amuseert hij zich met de jacht, die hier zeker heel aanlokkelijk en overvloedig is en mij daarom heel vaak de bossen inlokt, telkens wanneer de Keizer zich erheen haast. De Heer de Briarde is - zoals ik je ook in mijn andere brieven heb | |
[pagina 69]
| |
meegedeeld - naar de Rooms-Koning gestuurd en hij zal denk ik niet binnen vijf of zes maanden naar jullie terugkeren, vanwege de veelheid en variatie, ook de moeilijkheid, van de zaken die hij met de Koning en de Duitse Vorsten moet behandelen. Ik heb namelijk zijn instructie geschreven. Ik ben weer helemaal in mijn gezondheid hersteld en de wond aan mijn hoofd, waarover ik je laatst uit Milaan het verhaal geschreven heb, is volkomen geheeld en heeft een litteken gemaakt. Iedereen vindt het verwonderlijk dat dat in zo korte tijd, binnen 16 dagen, kan gebeuren. Ik heb er echter geen enkele last van overgehouden, dankzij de Grote Genadige God, in Wiens genade ik jou met je vrouw en ons allen aanbeveel.
Uit Vigevano, 1533. Men zegt dagelijks dat wij hiervandaan naar Allessandria zullen gaan en vandaar naar Genua of Savona, een havenstad aan de Ligurische kust, en het gerucht gaat dat we voor Palmzondag zullen oversteken naar Barcelona, waar ook de Keizerin heen zal gaan. Gegroet. |
|