| |
| |
| |
Nederlands proza
| |
| |
Leberknödel
Luc Boudens
Op 14 januari 1975 won Stefan Brootaars het ‘Leberknödel-essen-championship of Neheim-Hüsten’. Rond nieuwjaar waren de voorselecties van start gegaan: kwartfinale en halve finale. Stefan won ze allebei. Zijn stoelgang nam experimentele vormen aan.
oostenrijkse leverballetjes (Leberknödel): 1 ui, 20 gram boter, 150 gram gemengd gehakt, 2 kadetjes, 350 gram fijngehakte runderlever, 1 ei, 5 eetlepels paneermeel, 1 eetlepel gedroogde oregano, zout, versgemalen zwarte peper, gezouten water. De ui pellen, fijnhakken en in de hete boter of margarine goudbruin fruiten. Het baksel tesamen met het gehakt en de geweekte, goed uitgeknepen en in stukjes getrokken kadetjes aan de fijngehakte lever toevoegen. Vervolgens ei, paneermeel kruiden en specerijen bij het geheel mengen. Met behulp van een in koud water gedoopte lepel het vleesmengsel in porties verdelen (u kunt er ook tussen vochtige handen balletjes van draaien). Het gezouten water aan de kook brengen en bij wijze van proef één van de balletjes erin laten glijden. Het zou wel eens kunnen dat uw vleesmengsel te slap is. In dat geval moet er wat paneermeel aan worden toegevoegd. Het is de bedoeling dat de vleesballetjes in 10 à 12 minuten gaar ‘getrokken’ worden. De leverballetjes op een warme schaal leggen en gul met uieringen bestrooien. Opdienen met aardappelsla of zuurkool.
Stefan was in het jaar 1969 op twaalfjarige leeftijd gedeporteerd naar Neheim-Hüsten, een onooglijk gehucht in Nordrhein-Westfalen dat teerde op de middelmatige winsten van zijn lampenindustrie. Stefan had de term ‘gedeporteerd’ voor het eerst gebruikt toen zijn gedwongen verblijf in de Duitse Bondsrepubliek hem grondig de strot begon uit te hangen. En dat was in het jaar 1972, het jaar waarin Stefan haren onder de oksels en elders had gekregen, de leraren hem hadden ingelicht over de schandelijke daden van de Duitsers tijdens de tweede wereldoorlog en zijn toenmalige liefje, een officiersdochter, hem zonder pardon in de steek had gelaten voor een vulgaire
| |
| |
inboorling. Die inboorling heette Benno Blitz. De bijnaam ‘Blitz’ dankte hij aan het alledaagse feit dat hij werkzaam was op de spuitafdeling van de lampenfabriek blitz leuchten in de Arnsbergerstrasse. Telkens wanneer Stefans moeder, Hélène Brootaars, de term ‘gedeporteerd’ over zijn lippen hoorde komen, barstte zij in hevig en ongecontroleerd gesnik uit. Stefan troostte haar dan door wat onhandig over haar kapsel te wrijven. Meestal werd Hélène daar nog woester van omdat Stefan de haartooi, die eerder leek bewerkt door een ontwerper van straalvliegtuigen dan door een eenvoudige kapper, finaal verknoeide. Hélène vluchtte, volgens het gebruikelijke scenario, na haar tweede uitbarsting richting badkamer, eerste etage. Stefan vroeg zich af hoe het kwam dat ze nog nooit van de trap was gedonderd. Steevast hield ze tijdens dit soort situaties haar beide handen voor het gelaat, want ze schaamde zich voor haar tranen. Stefan en zijn moeder hadden minutieuze afspraakjes. Bevond zijn moeder zich welgeteld tien minuten in de badkamer, dan was het weer Stefans beurt om de volgende stap in de richting van het huiselijke vredesverdrag te zetten. Stefan keek tijdens de tien minuten die hem nog restten meestal even een televisieblad (Hörzu) in om het programma van die avond alvast samen te stellen. Als dat was gebeurd spoedde hij zich naar boven om bij de gesloten badkamerdeur wat rond te lummelen, op de deur te krabben en, bij het eerste kinderlijke gegrinnik van zijn moeder, iets gezelligs voor die avond voor te stellen. Deze keer zou hij eigenhandig croque monsieurs bakken. Hij wist dat zijn moeder gevoelig was voor dit soort attenties èn voor de geur van croque monsieurs.
Hélène Brootaars huilde steeds bij de term ‘gedeporteerd’ omdat zij eigenlijk wel een beetje akkoord ging met de zienswijze van haar zoon. Beiden waren zij immers noodgedwongen in Nordrhein-Westfalen terechtgekomen. Stefans vader, Octave Brootaars, was politieman geweest in het vaderland België. Op een sombere dag was hij van het drukke Brusselse kruispunt waar hij het verkeer diende te regelen overgeplaatst naar de afdeling ‘Intensive Care’ van het universitaire ziekenhuis. Oorzaak van deze onverwachte mutatie was een vrachtwagen van een brouwerij. De vrachtwagenbestuurder had moeten kiezen: het jongerencafé tijdens de spitsuren óf de politieman op het kruispunt. De chauffeur koos voor het laatste.
Met Octave Brootaars, 36 jaren oud, van beroep politieagent, zou
| |
| |
het nooit meer goedkomen en het vervangingsinkomen dat Hélène, na maandenlang procederen, eindelijk kreeg toegewezen, bleek nauwelijks de ziekenhuiskosten te kunnen dekken. Octave was drie dagen na het ernstige ongeval nog één keer bij bewustzijn geweest: een stralend witte verpleegster stond over hem heen gebogen en praatte, terwijl ze de beddelakens wat herschikte, met de arts van dienst die achter haar een infuus in gereedheid bracht. De verpleegster had gezegd dat ze het toch maar een vreemde coma vond waarin de patiënt zich bevond. Octave was bij het horen van het woord ‘coma’ plots met de ogen gaan rollen en in de zuiverste taal die zijn spraakorgaan tot dusver had kunnen uitbrengen had hij gefluisterd: ‘Ja, ja, het was er schitterend weer, het hotel viel ons ontzettend mee en over de bediening hadden we evenmin te klagen. Eigenlijk wilden we nog een paar dagen langer blijven.’ Octave bedoelde natuurlijk ‘Como’. Aan dat meer had hij met Hélène de wittebroodsweken doorgebracht. In elk geval waren dàt zijn laatste woorden geweest.
Hélène Brootaars had aan de toen tienjarige Stefan verteld dat papa op reis was. Stefan had het begrepen en was er nooit op teruggekomen. Hélène zocht noodgedwongen een part-time baan in een warenhuis waar zij, als verkoopster op de parfumerie-afdeling weer wat tot zichzelf kon komen, vriendinnen kon maken en nieuwe relaties aanknopen. Het salaris dat het werk met zich bracht bleek echter elke maand opnieuw ontoereikend: of de verzorging van Octave diende gestaakt, of, zo zag het ernaar uit, het tweekoppige gezin Brootaars diende de bruggen van Parijs als wettelijke verblijfplaats aan te nemen. Hélène zag de ernst van de situatie in en viel totaal aan moedeloosheid ten prooi toen Emiliënne, min of meer haar boezemvriendin in het warenhuis, haar kwam vertellen dat ze spoedig met haar man, een beroepsmilitair, naar het verre Duitsland zou vertrekken. Daar was het pas goed toeven, aldus Emiliënne. Je kon er tegen sterk verlaagde prijzen zoveel eau de toilette, tabakswaren, alcoholische dranken en brandstof op de kop tikken als je maar wilde. Eigenlijk was het leven in de zogenaamde ‘tiende provincie’ te vergelijken met één lange, aanhoudende uitverkoop. Hélène's ogen fonkelden. Bovendien kreeg je er een ‘afstandsvergoeding’, een soort smeergeld om de emoties die het heimwee naar het vaderland met zich mee bracht eventueel weg te spoelen, zonder de portemonnee
| |
| |
wonden toe te moeten brengen. Uit wat Emiliënne vertelde kon Hélène opmaken dat ze, alleen al door die ‘afstandsvergoeding’ aan het ziekenhuis over te maken, de volledige maandelijkse verpleegkosten zou kunnen dekken. Of Emiliënne ook niet voor haar en haar zoontje de nodige papieren kon aanvragen? ‘Natuurlijk,’ ze zou het haar man wel even vragen, die was handig in die dingen, en ‘hoe énig zou het niet zijn daar in het verre buitenland weer samen als verkoopsters aan de slag te kunnen, want werk was er zàt...’ Emiliënnes man, de beroepsmilitair, bracht alles in orde. De deportatie was een feit. De man kènde zijn beroep.
In café Braüstübl, een soort alpenhut in het centrum van het gehucht, stonk het naar gekookte lever, aardappelen en maïzena. Op een wankel podium, aan een langgerekte houten tafel op schragen, zaten de twaalf deelnemers van de jaarlijkse ‘Neheim-Hüstener-Festspiele (Abteil Leberknödelessen)’. Het geheel had veel weg van het laatste avondmaal waarbij de hoofdrolspeler even zijn handen is gaan verfrissen. Behalve Stefan en Kathy Kittsbühl, de dochter van de plaatselijke Prinz Karneval, droegen alle deelnemers een baard of een poging daartoe. Het prettigst om te zien was de roodharige Achim Kaiser: hij maakte van ruwe stukken steen gladde, en kreeg het gedaan dat één van de gemeente-ambtenaren ‘beeldhouwer’ op zijn identiteitskaart tikte. Achims flat zat helemaal onder de zelfklevende bloemetjes die je een tijdlang bij een afwasmiddel kon krijgen. Achim voelde zich altijd goed en fijn en blij en alles was altijd zàlig man! Zo ook vanavond, en daar was nu ook reden toe: ouders en familieleden, le tout Neheim-Hüsten stond in feestverpakking de start van een historische gebeurtenis af te wachten. De dames hadden zich voor de gelegenheid in hun typische Tiroler Dirndl (een jurk die er even ingewikkeld uitziet als zijn naam klinkt) gewrongen. Het herberglandschap werd beheerst door stevige, platte kaasbleke en blauwdooraderde borsten die alle dames voor zich uit torstten. De heren hadden het bij de al even gerenommeerde Lederhosen gehouden. Stefan bedacht dat soortgelijke manifestaties van lol en pret in het verleden tot enig schokkend geschiedenismateriaal hadden geleid en dat dit volk, zoals hij het nu voor zich zag staan lallen en brullen, opnieuw tot iets dergelijks in staat zou zijn. Het wachten was nog op de stevig dreunende fanfare. Zéker het volk uit Neheim-Hüsten zou de koppen nogmaals aan identieke stenen sto- | |
| |
ten, want hoewel de
gemeente leefde van de lampenverkoop, waren de inwoners allesbehalve grote lichten. En wat in het nabije verleden had plaatsgevonden wás nu eenmaal het werk geweest van megalomane kruideniers.
Frau Edeka (de waardin van de Braüstübl had ooit haar handtekening moeten plaatsen onder een bouwvergunning die de bouw van een supermarkt uit de Edeka-keten, pal naast de kroeg, had mogelijk gemaakt. Niemand trachtte nog haar ware naam te achterhalen nadat één der stamgasten haar zo had genoemd) kwam trots en glimmend en onder het gejuich van de klanten en toeschouwers met een dampende, metalen schotel voor de borst in de richting van de deelnemers gelopen. Herr Edeka, de waard, begon luid lachend de koebel achter de toog te luiden. Enkele mannen, waaronder de keurslager Robert Veh, die er met hun korte lederen jongensbroeken als opgeschoten scouts uitzagen, begonnen luidkeels ‘Ne Runde! Ne Runde!’ te gillen. Herr Edeka, nooit om een lawaaierige en brutale opmerking verlegen, brulde op het ritme van de bel ‘Ihr sollt das Maul halten, ihr verdammte Hampelmänner!!! Lasst die Kandidaten sich wenigstens konzentrieren!!!’ Frau Edeka voorzag de twaalf kandidaten van een eerste portie Leberknödel (5 Stück) die naar allerlei àndere ingewanden dan lever schenen te ruiken. ‘Guten Appetit,’ voegde Frau Edeka aan haar handeling toe. Een opmerking die door geen van de kandidaten, op Achim Kaiser na, in dank werd afgenomen. Manfred Stute werd het zelfs zo machtig dat hij de hulp van zijn coach inriep. Manfred was nochtans een professional (Ein Profi) die iedere dag van het Duitse kalenderjaar dit soort manifestaties opzocht en daarmee een dikke boterham verdiende. Ditmaal bleek hij niet erg in vorm. ‘Maag en darmklachten en een daaruit voortvloeiend gebrek aan trainingstijd,’ volgens de coach. De tournee door Sleeswijk Holstein had te veel van zijn krachten geëist. De coach klopte Manfred bemoedigend op de rug en deed hem aan een vreemd flesje snuiven. De professional stortte zich nog vóór het definitieve startschot was gegeven op de vijf
Knödel. Robert Veh, de meest gerenommeerde slager uit de omtrek en tevens enig sponsor van de wedstrijd, stond nog bij de toog, maar voelde dat hij moest ingrijpen. Hij was immers aangezocht om het officiële startschot te geven en had hij niet speciaal voor deze gelegenheid een stopwatch aangeschaft? Ach, dát waren nu niet meteen
| |
| |
de hoofdredenen. Robert Veh zag het meer als een ethisch probleem (hoewel dat woord hem onbekend was), een kleine deuk in de carrosserie der rechtvaardigheid: Manfred Stute werd, na beraad van de jury in de biljartkamer, met drie strafseconden opgezadeld. Manfreds coach kwam tussenbeide met een zakdoekje, want de kandidaat was begonnen te huilen. Zijn pappige wangen liepen hoogrood aan en zijn perverse mondje krulde van onbehagen. Ook maakte hij voortdurend onsmakelijke geluidjes alsof hij vierentwintig uur per dag met het verteringsproces bezig was. Niet geheel onmogelijk natuurlijk, gezien zijn beroepsbezigheid.
Robert Veh zou het kort houden, want de Knödel werden langzaam koud. In zijn openingsrede had hij het over de grote betrouwbaarheid van zijn verfijnde vleeswaren en in een kort exposé legde hij uit dat de voor deze gelegenheid gebruikte lever speciaal door hem was uitgekozen in het slachthuis van Hamm. Toen hij over fosfaten, kleurstoffen en de schandalige hormoonpraktijken in de wondere worstenwereld begon uit te wijden, werd het een der kandidaten te machtig. Hij verwijderde zich van de deelnemerstafel en strompelde in de richting van de toog waar hij een glas Gerolsteiner Sprudel afsmeekte. Geen hulp mocht echter baten want toen de kandidaat zijn blik weer naar de gelagkamer wendde, zag hij twee Lederhose-types een stuk Leberkäse naar binnen werken. Niets tegen de heren, noch tegen de Leberkäse die zij verorberden, doch de manier waarop het gebeurde verdiende toch enige kritiek: beiden stonden recht tegenover elkaar, met elk een uiteinde van de smeuïge worst in de mond. Ze hapten zich als het ware gulzig naar elkaars mond toe. Hierbij gleed af en toe enige slappe, beigekleurige massa langs hun mondhoeken, daar beide pleziermakers de gehele operatie uitvoerden onder invloed van de slappe lach. De kandidaat, die bij de toog niet eens meer aan zijn glas spuitwater toekwam, spoedde zich kokhalzend (voorovergebogen, beide handen voor de mond) naar de deur met de twee smeedijzeren nullen, gooide ze paniekerig open en liet de gelagkamer voor wat zij was. Uit de kleine hall die de zaal van de toiletruimte scheidde, kwam niet alleen een vochtige rioollucht, maar tevens het versterkte, uitbundige keelgeluid van het slachtoffer der Germaanse vleesindustrie.
Robert Veh lostte een schot met zijn alarmpistool. Een Dirndl-dame
| |
| |
die pal naast hem had gestaan, was zo geschrokken dat ze hem woedend bij de haren trok. De wedstrijd was begonnen. De meesten stortten zich met ongekende gulzigheid op hun eerste portie Leberknödel. Stefan deed het langzaamaan. Je kon beter je energie wat spreiden. Er kwam immers nog een vijftal rondes en tijdens de voorselecties had Stefan een handig systeem ontwikkeld waarbij hij veel speeksel kon afscheiden, zonder nog flink te hoeven kauwen. De échte kenner, Manfred Stute, begluurde Stefan terwijl hij zijn vijfde Knödel naar binnen perste. Hij voelde dat er zware concurrentie in de lucht hing. Een andere kandidaat, de 45-jarige Klaus Metz, had zijn eerste portie al verslonden en bulderde nu, de mond vol lever, richting keuken. Frau Edeka kwam glimmend van het zweet en het vet de keuken uitgerend. Klaus kreeg zijn tweede portie van vijf Knödel voorgeschoteld. Bij een flipperkast stond Robert Veh nu met een megafoon de race te becommentariëren. Op een groen bord zette hij streepjes (één per portie van vijf Knödel) achter de namen van de deelnemers. Enkele dames zaten intussen bij vrienden van hun echtgenoot op schoot en lieten de heren zware pullen bier naar hun keelgat richten. De König-Pilsener liep over hun vlezige kinnen en volgde, zoals het vloeistoffen betaamt, de weg die de ondersteunde borstpartij, door middel van een op een kinderbips lijkende gleuf, aangaf. De dames gilden toen het bier zijn weg, onzichtbaar voor het oog, onder de kleding voortzette.
Stefan had een halve Knödel op Manfred ingehaald. De laatste volgde de stand van zaken op de voet en begon dus, na vaststelling van het alarmerende feit, de Knödel in hun geheel naar binnen te proppen. Achter hem, naast het podium, stond zijn coach hem bemoedigende woordjes in te fluisteren. (‘Je maakt hem àf, ik voel het, goed slikken, je kàn het, kom, maak hem àf, ja, ik zie het...’). Klaus Metz kreeg tijdens het verorberen van Knödel 3 in ronde 2 enkele problemen van praktische aard. Zijn Lederhose diende opengeknoopt. Klaus' echtgenote kwam op een paniekerig sein van haar man toegelopen en wist de bretel snel los te maken, waarna zij nog drie van de zes zijknopen kapotfrunnikte. Het lederen voorklepje, waarachter de in rust verkerende reden van haar huwelijk met Klaus zich schuilhield, viel open. Klaus' buik schikte zich gezapig naar de nieuwe toestand die meer bewegingsvrijheid toeliet.
| |
| |
Tijdens ronde 3 schrok Stefan: Beate Kurpinski, protagoniste uit zijn eerste liefdesavontuur, stond pàl voor hem met een bordje waarop de volgende regels:
WER GEWINNT DEN DIE FINALE?!
WER IST DIE ABSOLUTE No. 1 IN DIESER RACE?!
KOMM STEFAN, LEHRE NOG 'NE SCHALE!!
DU BELGIER MIT DEM ANGEL-FACE!!
Hierbij knipoogde ze nogal onhandig naar haar favoriet, telkens beide ogen sluitend. De hanepoten stonden neergeschreven op een reeks bierviltjes die Beate op één of andere manier aan elkaar had geplakt zodat het geheel, bij een tweede onderzoekende blik, weinig meer had van een stevig bordje maar eerder deed denken aan de slappe vouwfolders van Duitslands grootste warenhuisketen Kaufhof. Dit kon niet, vond Stefan. Wilde hij de beloofde prijzenpot, Zwei Tage Antwerpen für zwei Personen & Ein toller Schlemmerkorb aus dem Hause Veh in de wacht slepen, dan dienden dergelijke confrontaties vermeden te worden. Beate Kurpinski begreep Stefans wrevel niet en bleef bekken trekken. Manfred Stute zag dat Stefan problemen had. Gesterkt door deze van God gegeven toevalligheid, stak de Profi de twee laatste Knödel van ronde 2 tegelijk in zijn kleine mondje. De coach kwam zijn pupil nu schouderkloppend bemoedigen. Eén van beide Knödel vond zijn weg naar het bord terug. Manfred was razend en spuugde terwijl hij de coach zat uit te kafferen. Van deze korte verwarring had Klaus Metz gebruik gemaakt om twee Knödel van ronde 3, waar hij als enige al aan was begonnen, onder de tafel weg te moffelen. Beate Kurpinski gilde de hele herberg samen. Klaus begreep dadelijk wat er aan de hand was: getuigen. Hij kreeg hetzelfde klamme gevoel als de adellijke bommenplaatser in Hitlers vergaderbunker moet hebben gehad. De Knödel, die Klaus tegen de onderkant van het tafelblad had willen persen, kwamen los en kwakten op de grond. De wedstrijdleider, Robert Veh, stond verontwaardigde gezichten te trekken bij het scorebord. Hij hield de megafoon nog steeds bij de mond waardoor, tijdens zijn gestaar naar de schuldige, af en toe een ‘Um Himmelswillen’ en een ‘Mein Gott, das gibt es doch gar nicht’ snerpend en zuchtend tot de gehele gelagkamer doordrongen.
De wedstrijd diende, althans voorlopig, afgefloten. Van elke kan- | |
| |
didaat werd de exacte tijd waarop hij de kaap der negen Knödel had bereikt, vastgelegd en genoteerd. Keurslager Veh die een dergelijk verloop van de wedstrijd niet had verwacht, had nagelaten schrijfgerei mee te brengen. Hij gebruikte nu maar het dunne, knisperende en rose inpakpapier van de lever, afkomstig uit zijn zaak. Achter zijn oor vond hij het stulpje potlood dat evenzeer tot zijn dagelijkse attributen behoorde. Bij het ontdekken van het puntje potlood keek hij even vreemd op. Hij had immers, vooraleer naar de Braüstübl te vertrekken, uitgebreid gebaad en zich de haren gewassen. Enfin, geen zorg, rechtvaardigheid zou doorgang vinden, de exacte tijd van elke deelnemer kon worden vastgelegd. In afwachting van het vervolg van de grote leverrace, zou de jury beraadslagen over Klaus' situatie. De hele herberg had zich al aan geroezemoes overgegeven. Klaus en zijn echtgenote hadden zich veiligheidshalve verschanst in de kleine opslagruimte achter de toog; Klaus zat met de handen in het haar te zeuren op een limonadekrat, zijn vrouw, hem zoveel mogelijk met de ogen ontwijkend, prutste aan een ventiel van een metalen biervat.
In de biljartzaal, achter gesloten deuren, zat inmiddels de jury bijeen. ‘Klaus Metz heeft de goede naam en faam der Neheim-Hüstener Leberfestspiele zwaar bezoedeld’ en ‘Zulke mensen moest men maar onmiddellijk hun deelnemerspasje ontnemen’ en ‘Neen, zulke mensen moest men maar onmiddellijk opknopen’ en ‘Het is ook altijd al zo'n achterbakse zak geweest’ en ‘Die vrouw van hem, die venijnige trut, valt ook voor geen haar te vertrouwen’ en ‘Zijn twee zonen gaan dezelfde weg op, wat wil je: krapuul, écht krapuul’ en ‘Op zijn werk schijnen ze ook niets anders te doen dan te klagen’ en ‘Zijn vader was van hetzelfde laken een pak’ en ‘Zijn moeder bedroog toch zijn vader met die éne, die euh, die...’ en ‘Het zal niet lang meer duren of er gebeurt een moord in dat huis’ en ‘Hoe noem je dat? Húis? Het is al veertig jaar niet meer geschilderd’ en ‘Bij het sneeuwruimen heb ik hem ook nog nooit betrapt’ en ‘Godverdomme het is toch voor zíj́n deur dat mijn moeder vorig jaar op haar kop gleed’. Klaus Metz werd gediskwalificeerd (na eerlijk en democratisch overleg tussen de diverse betrokken partijen). Robert Veh, president van de strenge commissie, bood, ‘vóór verder te gaan met gastronomische sportiviteit’, een gratis vat bier aan. De herberg stond op zijn kop.
| |
| |
Beate Kurpinski was tot bij Stefan geslopen. Benno Blitz was toch niet écht een partij voor haar en ze had spijt dat ze het had uitgemaakt met die rasechte Belg, die held... Ze draaide, hijgend een pruilmond opzettend (ze had ooit een foto in het popblad ‘Bravo’ gezien waarop een Engelse, muzikale ééndagsvlieg zo'n soort grimas trok en daarbij nog verklaarde dat élke echte man voor die éne uitdrukking van haar gewoonweg smólt), om Stefans stoel. Was Stefan plots opgestaan, dan had Beate een lelijke val gemaakt want ze klemde haar mollige vingers om zijn stoel en liet zich dan met haar hele gewicht naar achter toe vallen. Hierbij gooide ze ook nog het hoofd naar achter (zo had ze in ‘Schöner Wohnen’ een elegante vrouw aan een meubelstuk zien hangen). Stefan vond dat hij zich maar weer moest gaan concentreren. ‘Maar Benno heeft me laten zitten,’ piepte Beate Kurpinski. ‘En dat heb jij met mij gedaan,’ snauwde Stefan, ‘je wordt trouwens dik, we praten er niet meer over.’ Bij de term ‘dik’ had Beate haar mond wijdopen gesperd. Gedurende enkele seconden was er geen geluid ontstaan. Nu brulde ze door de Braüstübl dat hij ‘ein hypokriter Belgier, ein stinkender Pommes-Frittes-Esser’ en nog meer fraais was en dat hij, als het aan haar lag, in de eerstkomende Knödel mocht stikkéééééééén!!!
De wedstrijd werd in schoonheid en harmonie voortgezet. Alle kandidaten waren zonder al te veel problemen ronde 3 ingegaan. Manfred, de Profi, lag liefst drie Knödel voor op de rest. Frau Edeka, die tijdens de welkome adempauze flink met de gasten had zitten hijsen, riep de hulp van Beate in, die bij haar troost was gaan zoeken. Beate kwam dit voorstel zeer gelegen. ‘Wacht maar, jij Vlaamse nul.’ Een Knödel-Spezial werd bereid. Alle pikante kruiden en pepers die de eenvoudige herbergkeuken had te bieden werden verzameld en in royale doses aan de éne Knödel toegevoegd. Frau Edeka was té beneveld om nog enige controle uit te voeren op de kwaliteit van de bereide wedstrijdwaren. Bovendien leek ze die avond wel de smaak te pakken te hebben: voortdurend werden haar nieuwe pullen bier van achter de toog toegeschoven. Pullen die zij gulzig ledigde. Na een kwartier had Beate Kurpinski de keukenleiding geheel op zich genomen. Verbeten stelde zij haar plan samen. Ze diende enkel even goed op te letten wanneer Stefan zijn derde ronde zou hebben afgesloten om dan Frau Edeka snel met ‘de vervloekte scho- | |
| |
tel’, zoals zij hem bij zichzelf al was gaan noemen, naar het slachtoffer toe te sturen.
Rond 22.20 uur ging Stefan ronde 4 in. Manfred lag een volledige lengte (5 Stück) op de anderen voor en hield, evenals Stefan, zijn bord hoog in de lucht. Frau Edeka waggelde tevoorschijn. Het vervolg kon Beate Kurpinski, vanachter de keukendeur de deelnemerstafel beglurend, zó raden. Manfred kreeg de ‘vervloekte schotel’ terwijl Stefan zich, ‘en pleine forme’ op ronde 4 gooide. Manfred schrokte voorovergebogen lachend zijn eerste Knödel uit ronde 5 naar binnen. Bij Knödel 2 uit ronde 5 was hij plots vuurrood geworden, had zich met doodsangst in de ogen naar zijn coach gekeerd en was dan, schuimbekkend zijn hals vastgrijpend, van het podium gedonderd. De dames waren in paniek, de heren stormden naar het podium. Herr Edeka schopte de keukendeur open. Maar Beate Kurpinski speelde goed. Op het ogenblik dat Herr Edeka de keuken betrad stond ze Frau Edeka uit te schelden voor ‘Blöde Kuh!’ Herr Edeka vloog zijn vrouw naar de keel. Frau Edeka werd ruw door mekaar geschud. ‘Ob du mich ruinieren willst?!!’ brulde Herr Edeka haar in het gezicht. Frau Edeka schreeuwde in doodsangst dat het on-mo-ge-lijk was negatief op deze vraag te antwoorden zolang hij haar in de verkeerde richting bleef schudden. Ook in de gelagkamer rezen er problemen van praktische aard. De dokter diende gebeld en er bleken geen munten voorhanden om het telefoontoestel in werking te stellen. Ook had men al kostbare tijd verloren doordat niemand, ook de coach niet, zich bereid had verklaard mond op mond beademing op het slachtoffer toe te passen. Manfred had nog nooit tevoren zoveel aandacht gekregen en hij glimlachte vermoeid toen hij tot ieders opluchting weer bijkwam.
Robert Veh, wedstrijdleider, bevond zich in ‘Stress-Zustand’, zoals hij het zelf noemde. Het was zijn allereerste ‘Knödel-Essen-Championship’. Tot voor hij het roer overnam was zijn concurrent, Oswald Kärstens, die nu naar de 75 toeging, de sterke man achter de Neheimse wedstrijdvreugde geweest. Wellicht werd hem, de kersverse voorzitter, vanaf vandaag na alle opgelopen schade een alleronaardigst etiket opgeplakt (‘Nu, als die Robert Veh voorzitter blijft, loopt alles waarschijnlijk toch weer fout!’ of, erger nog: ‘Dat heb je nu eenmaal met een ongelooflijke kluns als voorzitter!!’) en zou hij, in tegenstelling tot voorganger Kärstens niet kunnen terugblikken
| |
| |
op dertig jaar voorzitterschap van het ‘Neheim-Hüstener-Knödel-Essen-Championship’. Ook zouden de bij dit jubileum behorende oorkonde en medaille aan zijn neus voorbijgaan. ‘Oh Gott.’ Terwijl Robert Veh dit alles, nog steeds in ‘Stress-Zustand’ verkerend, stond te overpeinzen, merkte hij dat hij nog twee deelnemers was vergeten te noteren op het inpakpapier. Op de lijst stond:
TEILNEHMER |
STOP No. 1 (Jeder 9 Kn) |
STOP No. 2 (Jeder 15 Kn) |
Achim Kaiser |
12.44.3 |
23.20.3 |
Manfred Stute |
11.20.4 (+ 3 Strafpunkte) |
19.34.7 (21,5 Kn!) |
Stefan Brotaartz |
12.32.1 |
21.02.4 |
Kathe Kittsbühl |
15.24.9 |
28.52.6 |
Klaus Metz |
Raus! |
|
Willibald Hofheim |
12.45.7 |
22.01.4 |
Heinz Schwartz |
13.06.6 |
22.56.8 |
Odo Wirtgen |
12.34.7 |
23.54.4 |
Axel Schöne |
15.03.2 |
26.52.4 |
Gunther Pallenberg |
14.54.7 |
26.58.2 |
Claus Zeiger |
13.56.8 |
|
Hugo Gassner |
16.02.2 |
|
Präsident: Veh, Robert
Hoe moest het nu godverdomme verder, nu hij zijn stopwatch even uit het oog was verloren? Hij noteerde wat getallen achter de namen der beide laatste kandidaten en droomde snel weer weg. ‘De medaille voor Uw veertigjarige trouw als voorzitter van het Neheim-Hüstener-Knödel-Essen-Championship wordt u eerstdaags toegestuurd,’ las hij op een denkbeeldig doch officieel aandoend document. ‘Aan geen enkel Duits hart gaat dergelijke verbeten trouw voorbij. Wij, het College van Burgemeester en Wethouders, zijn trots u bovenvermeld ordeteken over te mogen maken. In opdracht van de Burgemeester, Brigitte Pfelz-Biedermeier, wethouder van Cultuur.’ Robert Veh zag zichzelf in slow-motion naar zijn winkeldeur lopen. Vroeg in de ochtend. De klanten zouden pas over pakweg een uurtje komen binnenstromen. Robert bukte zich naar de in de deur uitgespaarde brievengleuf. Er lag een pakje in. Jawel, de medaille! Godverdomme! Robert kwam niet meer bij. Natuurlijk! Als hij veertig jaar voorzitter was geweest dan moest hij nu om en nabij de vijfenzeventig zijn, net als zijn voorganger Kärstens die het toch maar dertig jaar had aangekund en nu morsdood was. ‘Eh, was ist?’ Herr Edeka gaf Robert Veh een por. Hoe het nu verder moest, nu de coach van Manfred had besloten zijn deelnemer uit de wedstrijd terug te trekken?
| |
| |
De voorzitter klom op het podium en verklaarde dat de held van deze avond Manfred Stute, die zich door een ongelukkig toeval uit de wedstrijd terug moest trekken, niet met lege handen naar huis mocht worden gestuurd! Algemene bijval. En of de moedige strijder het bescheiden cadeau, zijnde een waardebon van 65 Duitse Marken, volledig en tot de laatste pfennig te besteden in de luxe-slagerszaak R. Veh u. Söhne wilde aanvaarden? Jazeker. Algemene bijval.
Beate Kurpinski, keukenleidster ad interim, was uit de keuken verwijderd. Degenen die haar schandelijke geheim kenden, zwegen als de dood. De wedstrijd moest en zou in schoonheid eindigen. ‘Viniern an booté’, ontsnapte het Frau Koppe die net een zalige trip Parijs achter de rug had. Manfred, de Profi, die er nog steeds wat slapjes bijliep, schudde zijn concurrenten één voor één de hand en verliet, onder stormachtig gejuich samen met zijn coach de Braüstübl. In het deurportaal hief hij, gehuld in een satijnen kamerjas, triomfantelijk beide armen in de lucht. Dàt was pas in schoonheid eindigen. Frau Edeka was geheel bijgekomen door de hardhandige aanpak van haar briesende echtgenoot en stond te wachten tot haar volgende reeks reeds dampende Knödel zou worden afgenomen. Robert Veh gaf weer een startschot met het alarmpistool. De vrouw die bij het eerste schot naast hem had gestaan en hem razend bij de haren had getrokken, had nu met samengetrokken gezicht haar vingers in de oren gehouden. Frau Edeka stormde, bijgestaan door enkele welwillende Dirndl-dames, op de tafel af en kwakte alle overblijvende deelnemers een bord voor de neus. De interesse in de zaal verzwakte. Het wachten was nu op het volgende spectaculaire moment: het moment suprême waarop bepaalde kandidaten zich noodgedwongen uit de strijd zouden terugtrekken en hun bestek zouden neerleggen. Hetgeen gebeurde. Odo Wirtgen, een stevige metselaarsknecht van rond de dertig, schoot plots als een paal recht overeind en rende de herberg uit. Robert Veh noteerde: ‘Raus!’ Enkele kroegklanten volgden het slachtoffer. Ze vonden hem hijgend in de dunne sneeuw op de kleine parkeerplaats voor de Edeka-supermarkt. Hij slikte snel en bleef de term ‘Scheisse, Scheisse, Scheisse!’ aanhouden. Nauwelijks later hapte Kathe Kittsbühl naar lucht, waarbij ze, de woorden als het ware naar binnen zuigend,
‘Papa bitte’ hijgde. De Prinz Karneval veerde rechtop van zijn barkruk toen een andere tooghanger hem op de moeilijkheden van zijn dochter wees.
| |
| |
Hij kwam net op tijd om Kathe, die bezig was van het podium te vallen, op te vangen. Bij het neerkomen schuurde haar neus langs één van de plastic hertepootjes die op haar vaders jas als knopen dienstdeden. Hierbij gaf ze nog een klein, ja charmant gilletje. Robert Veh noteerde met een stalen gezicht: ‘Raus!’ Plotseling leidde het bord zijn aandacht af. Waarom was hij niet gewoon verder gegaan met het daarop noteren van de stand? Ach, zo was het wel handiger. De eindresultaten konden op die manier, mocht dat noodzakelijk blijken, buiten het zicht van het publiek worden aangepast. Toen twee heren, Claus Zeiger en Günther Pallenberg, tegelijk van hun stoel opstonden en iedereen vermoeid glimlachend duidelijk maakten dat het ook voor hen was afgelopen, werden ze eerst op gejoel onthaald om dadelijk daarna juichend te worden opgevangen bij de toog waar vrienden hen dadelijk pullen bier toeschoven. Robert Veh noteerde zuchtend: ‘Raus! Raus!’ Hij wist niet of hij deze ‘Stress-Zustand’ veertig jaar zou kunnen volhouden.
Frau Edeka liep af en aan. Stefan Brootaars was vlot ronde 6 ingegaan. Slechts één concurrent, Willibald Hofheim, lag als het ware achter hem in de bocht. Achim Kaiser, de beeldhouwer, zat de Knödel meer uit elkaar te pulken dan ze nog verder naar de mond te brengen. Robert Veh schreef naast zijn naam in lichte potloodtrekjes: ‘Raus!’ Het bestuur had Achim Kaiser opgegeven! Hij had het moeten weten! Hij, de eeuwig sociaal voelende, de enige authentieke barmhartige Samaritaan, hij, de enige bij wie iedereen uit dit stomme gehucht te allen tijde en om geeft niet wat voor reden terechtkon! Stank voor dank! Hoe durven ze?! Axel Schöne, een 28-jarige schoenenverkoper, glom van inspanning. Bij het ingaan van ronde 7 was hij opgestaan en had zijn Lederhose die hem rond de billen spande trachten los te knopen. De bretels waren bij de naad gesprongen en de broek was plots op de grond gegleden. De dames werden wild. Sommige echtgenoten zagen hierin een aantasting van hun gezag als gezinshoofd en achtten het nodig de gedeukte machtspositie in ere te herstellen door bovenop het biljart hun blote, puistige kont te laten zien. Twee andere kandidaten vielen op dat ogenblik af. Robert Veh noteerde.
Het was bij middernacht. De Braüstübl dampte en kookte. Late klanten die nog even langskwamen om een slaapmuts te halen gooi- | |
| |
den de kroegdeur bij het openen snel weer in het slot. De geur was niet meer te verdragen. Welke vreemde rituelen vonden daar in godsnaam plaats?! Was men rottend wild aan het ontbenen? Hadden er gistende vuilniszakken in het portaal gestaan? Gebruikte Frau Edeka een nieuw soort vloerzeep? Was de waard het behang met één of ander bijtend wondermiddel aan het losweken? Die avond gingen vele inwoners van Neheim-Hüsten met grote vragen naar bed.
Stefan Brootaars zat nog steeds in het midden van de tafel, op de plek waar hij sinds het begin had gezeten omdat zijn naamkaartje daar was aangebracht. De overige twee deelnemers, Axel Schöne, die zijn broek weer onder controle had maar hiermee belangrijke seconden was kwijtgeraakt en Willibald Hofheim, Stefans enige echte concurrent op dat ogenblik, waren elk aan een uiteinde gaan zitten, bij de geopende ramen. Achim Kaiser, twee stoelen naast Stefan, boetseerde een fraai meisjeshoofd uit Knödel 4 van ronde 5. Robert Veh stapte zelfverzekerd op hem af en vroeg hem vriendelijk of hij de wedstrijd staakte. Achim Kaiser mompelde ‘Neh neh, ich geh' weiter, immer weiter.’ Daarop viel hij met het hoofd voorover in de schotel van ronde 5, waarop nog één onaangetaste Knödel èn Achims boetseerwerkje. De voorzitter riep dat de andere kandidaten rustig verder konden strijden en dat er godverdomme niks, écht niks aan de hand was! Robert Veh wist dat op zijn ‘Stress-Zustand’ een ‘Panik-Zustand’ zou volgen. Even was hij er zelfs aan ten prooi geweest, toen bleek dat Achim Kaiser niet meer door de neus kon ademen vanwege de opgesnoven leverbrei. Achim werd door enkele dronken mannen afgevoerd. Hij kwam een uur later in de eiken salon van de waard weer bij bewustzijn. Naast hem zat Beate Kurpinski vriendelijk te glimlachen. Ze bracht een vochtig washandje naar zijn voorhoofd. Achim duwde het weg. Het rook zuur. Beate Kurpinski opperde dat zij de zegenende werking van het vochtige doekje feilloos kon imiteren door beroep te doen op haar grote zoen-talent. Ze tuitte haar lippen. Achim duwde haar bij het opstaan ruw terzijde en snauwde haar toe dat hij niks te maken wilde hebben met een vunzige nymfomane!! Beate was geschokt.
Beneden, in de gelagkamer, werd de overwinning gevierd. Toen Willibald Hofheim bij Knödel 2 uit ronde 7 plots onzin was gaan uitkramen had de jury de beschonken koppen bij elkaar gestoken
| |
| |
en werd er beslist betrokkene om zijn eigen bestwil uit de race te verwijderen. Willibald Hofheim had zich, kinderlijk mompelend en met waanzin in zijn glazige ogen laten wegleiden. Er werd een taxi gebeld om hem thuis te brengen. Pas drie weken later kwam de rekening van het taxibedrijf waarin:
Reinigung des doppelten Hinterzitzes taxi Merc. 190D (No. 445): |
245,50 dm |
Neuer Kopfstütz (Kunstleder) taxi Merc. 190D (No. 445) (origineller Kopfstütz durchgebissen) |
36,60 dm |
|
_____ |
Het laatste woord was viermaal onderlijnd. |
282.10 dm |
Axel Schöne, de schoenenverkoper, had opgegeven toen hij zag dat Willibald Hofheim werd afgevoerd. Een eerste plaats zat er toch niet meer in. Hij was dadelijk naar de toog gewaggeld en had zich er schandalig bezopen. Rond drie uur 's nachts had hij gemeend de truc met de op de grond zakkende Lederhose nogmaals te moeten herhalen. Weer waren Drindl-dames aan het gillen geslagen en weer hadden echtgenoten hun beste bil voorgezet. Met een groep van vijf, inclusief Axel Schöne, stonden ze een Teutoonse paringsdans op te voeren. Eén man, wiens fantasie hem te veel parten speelde, maakte hierbij gebruik van de gaten in de biljarttafel. Pas drie weken later kwam de rekening van herberg Braüstübl voor Axel Schöne waarin:
Decke Biljarttisch (Grün): Stück (01): 637 dm
(Mehrwertsteuer Excl.)
Stefan Brootaars werd door de Dirndl-dames op handen door de kroeg gedragen. Een allesbehalve prettige ervaring daar de vreselijke walm tegen het plafond was blijven hangen. Het duizelde Stefan. Hij trachtte het beeld waarin hij een arbeider was en de achtendertig Knödel die hij had moeten verorberen één voor één op een rubberen, lopende band zag passeren, uit zijn gonzende hoofd te bannen. Hij was krampachtig op zoek naar een vervangende, rustgevende gedachte, maar kwam telkens bij de achtendertig Knödel terecht. Even was het interieur van Robert Veh's slagerij hem voor de geest verschenen, toen de voorzitter hem zwetend en enthousiast lachend de hand had gedrukt. Hij zag Robert Veh de grote koelkastdeur openen, de koelcel binnenstappen en hij hoorde dat hij Stefan toeriep, terwijl hij tussen de beigekleurige runderdelen het gevraagde uitzocht: ‘Mager?!’ Stefan zag zichzelf naar de zware deur
| |
| |
toesluipen. Snel gooide hij hem dicht en draaide in één krachtinspanning het zware wiel waarmee de deur kon worden afgesloten vast. Hij hoorde licht gebonk en de gedempte maar overslaande stem van voorzitter-slager Robert Veh.
Stefan lag op dezelfde divan waarop ook Achim Kaiser was bijgekomen. Robert Veh stond voorovergebogen en keek Stefan aan. Zijn stem klonk nog steeds gedempt. Hij overhandigde Stefan een waardebon van 65 dm geheel en tot op de laatste pfennig te besteden in de luxe slagerij R. Veh u. Söhne, een gids van de stad Antwerpen, en wees meteen naar een feestelijke korf die op het salontafeltje stond. Stefan kon een fles goedkope mousserende wijn, een knoflookworst en een homp Schwartzbrot onderscheiden. Hij zuchtte. Dit was dus ‘het varken uithangen’.
Beneden baande Stefan zich een weg tussen de klanten door die lallend hun hand naar hem uitstaken. Hij trachtte ze een voor een te ontwijken en probeerde zonder nog verder in te ademen de Braüstübl te verlaten. Buiten sneed de wind hem de adem af. De sneeuw was nochtans gaan smelten. Stefan woonde honderd meter van de kroeg. Een grotere afstand had hij die avond niet meer aangekund. Hij slenterde, de lompe mand in de hand, huiswaarts. Hij keilde de hele inhoud van de Schlemmerkorb in een vuilniscontainer aan het eind van de straat. De mand zelf zou zijn moeder nog kunnen gebruiken, dacht hij. Voor vuile sokken in de badkamer of zo. Morgen zou hij naar de militaire arts bij de gezondheidsdienst van het dorp gaan. Hij zou de man laten raden wat er met hem aan de hand was. De kerel zou het nooit geloven en hem drie dagen vrij van school of enige andere inspanning voorschrijven. Dan kon Stefan bijvoorbeeld naar Antwerpen.
Stefan lag puffend in bed. Hij hoorde Hélène zijn kamer naderen. Hij deed of hij sliep en ontving vol innerlijke vreugde de kus die zijn moeder hem op het voorhoofd drukte. In een geheel ander deel van het gehucht lag Beate Kurpinski voor de afwisseling met een verklarend woordenboek in bed. Onder de letter n zocht ze het woord ‘nymfomane’ op.
|
|