[De Tweede Ronde 1986, nummer 4]
Voorwoord
De inhoud van dit Winternummer bestaat grotendeels uit vertalingen en is toch in hoofdzaak gewijd aan Nederlandse literatuur. Een zwaar accent ligt namelijk op vertaald werk van Nederlanders die tussen de zestiende en de negentiende eeuw schreven in het Latijn.
Het Latijn is nog niet zo lang een dode taal. Tot in de vorige eeuw was Latijn de voertaal aan de universiteiten. De ‘volkstaal’ had zich enkele eeuwen eerder ontwikkeld tot een literair medium, maar vele auteurs bleven zich bij voorkeur uiten in het Latijn, want wat ze in die taal publiceerden was internationaal toegankelijk. Het gevolg is dat er een Nederlandse literatuur in het Latijn bestaat die qua omvang en kwaliteit niet onderdoet voor de literatuur in het Nederlands uit dezelfde periode, maar die vrijwel niemand meer kent.
De vertalingen in Vertaalde poëzie en Light Verse beogen een indruk te geven van de klassieke dichters, met name Catullus, Horatius, Ovidius en Propertius, maar een eenmalige nieuwe rubriek Vertaalde Nederlandse poëzie biedt ruimte aan dichters als Baudius, Grudius, Heinsius en Janus Secundus. Naast Apuleius in Vertaald proza kan men in Vertaald Nederlands proza brieven lezen van Nederlandse humanisten als Barlaeus, Erasmus en Willem van den Vondel. Ook zijn in deze rubriek twee uit het middeleeuws Latijn vertaalde teksten opgenomen, als schakel tussen het klassieke en het neo-Latijn: passages uit twee kronieken, van rond 1000 en 1230, die een aangrijpend beeld te zien geven van het krijgszuchtig volk dat onze contreien in die periode bewoonde. Een bisschop wordt gescalpeerd.
Bij het samenstellen van dit nummer heeft de redactie zwaar geleund op experts van buitenaf: J.P. Guépin selecteerde en vertaalde de Nederlandse dichters-in-het-Latijn en schreef een informatief stuk over hen in Essay; H.J. van Dam koos (en vertaalde veel van) de humanisten-brieven; D. den Hengst bracht de vertalingen uit het klassieke Latijn bijeen en zorgde voor begeleidende noten; H. van Rij tekent voor de vertaling van de middeleeuwse teksten.
Wat de moderne Nederlandse literatuur in dit nummer betreft, signaleren we met name het prozadebuut van Luc Boudens en de poëtische terugkeer (met Tien gedichten) van Lou Vleugelhof. Naast hen o.m. P.J. Donnee, Frans Kuiper, Frans Stüger, Leo Vroman en Ron de Zeeuw.
Redactie