De Tweede Ronde. Jaargang 7
(1986)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 111]
| |
Uit: ‘Colometa’
| |
[pagina 112]
| |
Maar senyora Enriqueta beweerde dat dat gedoe met die linten maar een truc was om iedereen erin te luizen en in haar onschuld te doen geloven. In ieder geval moest ik ervoor zorgen dat ze me mocht want Quimet zou tevredener over me zijn als zijn moeder me ook aardig vond. Op de zondagen dat we niet uitgingen vanwege de regen, en Cintet en Mateu niet kwamen, brachten we de middag in bed door, in ons honingkleurige bed met spijlen van opgestapelde bollen. Onder het eten kondigde hij het al aan: ‘Vandaag gaan we een kind maken.’ En dan liet hij me alle sterren van de hemel zien. Het was al een poosje geleden dat senyora Enriqueta me te verstaan had gegeven dat ze erg graag wilde weten hoe onze huwelijksnacht was verlopen. Maar ik durfde het haar niet te vertellen omdat we geen huwelijksnacht hadden gehad. Een huwelijksweek was het geweest. Tot op het moment dat Quimet zich uitkleedde, had ik hem eigenlijk nog nooit goed gezien. Ik zat in een hoekje weggedoken en durfde me niet te verroeren, tot hij tenslotte zei, als je je schaamt om je hier voor mijn ogen uit te kleden, dan ga ik wel even weg, maar als dat niet zo is, dan zal ik wel beginnen zodat je kunt zien dat het niets bijzonders is. Hij had een heel dichte haardos op zijn ronde kop, glanzend als zwarte lak. Hij kamde zich altijd met stevige halen en bij iedere haal met de kam streek hij dan zijn haar glad met zijn andere hand. Als hij geen kam had dan kamde hij zich met zijn handen, met snelle bewegingen, alsof de ene hand de andere achterna zat. Als hij zich niet had gekamd dan viel er een lok over zijn brede en nogal lage voorhoofd. Hij had dikke wenkbrauwen die even zwart waren als zijn haar, boven twee kleine, glinsterende ratachtige ogen. Zijn oogranden waren altijd wat vochtig alsof ze een beetje ingevet waren en dat maakte hem mooi. Zijn neus was niet te breed en niet te smal en ook niet te lang, wat ik helemaal niet leuk had gevonden. Hij had volle wangen, die zomers rozig en in de winter rood waren, en twee oren die aan de bovenkant een beetje afstonden. Zijn lippen waren altijd rood en dik; zijn onderlip stak wat naar voren. Als hij lachte of praatte, dan zag je een mooie rij tanden die stevig in het tandvlees stonden. Hij had een mooie gladde nek. En in zijn neus, die zoals ik al zei niet al te breed en niet al te smal was, had hij in ieder neusgat een plukje haar om de kou en het stof tegen te houden. Aan de achterkant van zijn benen, die nogal mager waren, | |
[pagina 113]
| |
lagen zijn aderen dik als slangen. Hij had een slank postuur, maar het was gevuld waar het gevuld moest zijn. Zijn borstkas was breed, zijn heupen smal. Zijn voeten waren lang en smal en een beetje plat want als hij op blote voeten liep sleepte hij wat met zijn hielen. Hij zag er goed uit, wat ik hem ook zei terwijl hij zich langzaam omdraaide en vroeg: hoe vind je me? In mijn hoekje weggedoken overviel mij een diepe angst. En toen hij al in bed lag en mij zoals hij zei het goede voorbeeld had gegeven, begon ik me langzaam uit te kleden. Altijd al had ik dit moment gevreesd. Ze hadden me verteld dat de weg erheen een weg vol bloemen is maar dat je tenslotte uitkomt in een dal vol tranen. En dat je met vreugde naar een teleurstelling wordt gevoerd... Want als kind had ik al horen zeggen dat je opengespleten zou worden. En als ik ergens bang voor was dan was het wel om opengespleten te moeten sterven. Want vrouwen, zei men, sterven opengespleten... Het begint al bij het trouwen. En als ze niet goed opengespleten zijn dan helpt de vroedvrouw ze met een mes of een glasscherf en ze blijven altijd zo, hetzij opengesneden of weer dichtgenaaid, en daarom zijn getrouwde vrouwen eerder moe als ze een tijdje moeten staan. En de mannen die dat weten, gaan staan als de tram vol is, en laten de vrouwen zitten. Die het niet weten blijven staan. Toen ik begon te huilen stak Quimet zijn hoofd boven het omgeslagen laken uit en vroeg wat er aan de hand was en ik biechtte hem de waarheid op: dat ik bang was om opengespleten te moeten sterven. Hij begon te lachen en zei dat het inderdaad een keer was gebeurd, bij koningin Bustamante, omdat haar man, die zelf geen moeite wilde doen, haar had laten openmaken door een paard, met het gevolg dat ze stierf. En hij lachte en lachte maar, hij lachte zich krom. Zo kwam het dat ik senyora Enriqueta geen verslag kon doen van onze huwelijksnacht, want op de dag van ons huwelijk had Quimet me, zo gauw we in ons huis waren, boodschappen laten halen, de deur vergrendeld en de huwelijksnacht een week laten duren. Wat ik wel aan senyora Enriqueta vertelde was het verhaal van koningin Bustamante en zij zei: afschuwelijk. Maar nog afschuwelijker is wat mijn man, die nu al jaren onder de groene zoden ligt, met me heeft gedaan: hij bond me vast aan het bed als een gekruisigde omdat ik steeds weg wilde lopen. Maar steeds als ze weer eens bleef aandringen over mijn huwelijksnacht, probeerde ik haar af te leiden met het verhaal van de schommelstoel. Of met het verhaal van de verloren sleutel. |
|