De Tweede Ronde. Jaargang 7
(1986)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| |
Super. Volgooien
| |
[pagina 104]
| |
te lopen in slow-motion. (Wat een vreselijke vent, echt een patser, maar hier heb je er eentje die er ook wat van kan, ik dus. Of die mooie markies de Sade. Een mooie auto en een lekkere meid, sommige mensen krijgen ook alles cadeau.)
‘Zeg, is hier iemand?’ schreeuwde Felix. Moncho was al bij de pomp. ‘Wat zal het wezen, meneer?’ ‘Super. Volgooien.’
Met een professioneel, onverschillig gebaar haalde Moncho de hendel over. Clara bleef verdiept in haar tijdschrift. Felix liep naar het toilet.
‘Voorzichtig met het slot, het is naar de klo... knoppen.’ Felix luisterde niet naar de waarschuwing. Moncho haalde zijn schouders op en ging verder met zijn werk. Hij vond de auto mooi. Hij vond het meisje nog veel mooier. Helemaal ‘in’. Ze zat met haar benen over elkaar en onder haar minirokje ziet hij haar welgevormde dijen. Hij wendt zijn blik niet van haar benen af, hij raakt erdoor gehypnotiseerd.
(Ze heeft net zulke kousen aan als een toeriste. Ik vind die ouderwetse leuk, met jarretelles. Ik word er helemaal wild van. Ze draagt wel een ring, maar dat wil nog niet zeggen dat ze getrouwd zijn, tegenwoordig draagt iedereen van alles. Ik weet wél zeker dat ze met elkaar naar bed gaan. En ze is jong. Die gozer ook, die is zo ongeveer van mijn lichting. Dat moet een handige jongen geweest zijn.)
De benzine stroomde over de rand van de tank en kletterde op de grond. Het geluid van regen. Verbaasd keek Clara op uit het tijdschrift, Cambio 16. Moncho vertrok geen spier en bleef strak naar haar benen kijken. Het meisje deed geen moeite om haar rokje iets naar beneden te trekken, maar vroeg alleen: ‘Wat gebeurt er?’ (Niks. Iets waar ík zin in heb. Je zult zo wel zien wat er gaat gebeuren, lekker mokkeltie. Wacht maar eens af.) ‘Niets.’
Moncho sloot de benzinetoevoer af, hing de slang op en liep naar | |
[pagina 105]
| |
de wc. Diep uit een van zijn monteurszakken haalde hij een touw tevoorschijn. Geluidloos en met grote voorzichtigheid knoopte hij een lus om de kruk van de deur waar ‘heren’ op stond en bond het losse uiteinde zo stijf als hij kon vast aan het scharnier van het dichtstbijzijnde raam. De deur gaat naar binnen open. In het ventilatiegat zit een rooster. Zonder hulp van buitenaf is het onmogelijk eruit te komen.
Moncho gaat terug naar de auto. Clara, die er nog steeds in zit, kijkt hem aan. De jongen begint de voorruit schoon te poetsen met een doek. Hij herhaalt duizend maal dezelfde ronddraaiende beweging voor haar gezicht. Wanneer het raam zó schoon en doorzichtig is dat het niet eens meer te zien is, drukt hij er met zijn lippen een klinkende zoen op. Clara schiet rechtovereind. De vervormde lippen tegen het glas lijken op die van een monster. ‘Wat doe je nou? Ben je gek geworden?’ Plotseling trekt Moncho het portier open en stapt galant opzij om haar eruit te laten. Zijn hand benadrukt het bevel met een gebiedend gebaar. ‘Eruit!’ ‘Wie denk jij wel dat je bent om mij iets te bevelen?’ ‘Ik ben Moncho. Stap uit, liefje.’ ‘Wat heb je met Felix gedaan? Waar is hij?’ ‘Roep hem maar.’
Het zakmes uit Albacete, met zeven standen, is erg indrukwekkend. Clara gehoorzaamt. Ze komt de auto uit. Ze tuurt de omgeving af; de stroom van auto's, die volkomen opgaan in hun eigen snelheid, glijdt voorbij. (Die jongen is gek. Ik moet maar doen wat hij zegt en Felix tijd geven. Zou er iets met hem zijn gebeurd? Ik moet tijd zien te winnen, iemand zal toch wel merken wat er aan de hand is. Als ik een steek of een snee oploop, afschuwelijk! Ik ben jong en ik wil leven, maar leven en mooi blijven. Tenminste ongeschonden, niet verminkt.) ‘Rustig maar, ik zal niet schreeuwen. Wat wil je? Geld? Ik heb maar duizend peseta bij me, alsjeblieft.’ ‘Je rok.’ ‘Wat?’ ‘Die moet je uitdoen.’ | |
[pagina 106]
| |
‘Je bent niet goed bij je hoofd. Oh, sorry, dat bedoelde ik niet, maar ze zullen me zien, nee, erger nog, ze zullen jóu zien, en dan...’ ‘Maak je geen zorgen. Dit benzinestation ligt zo ongunstig, dat het niet eens bestaat, kijk maar: Hé, help!... Zie je wel? Hup, trek uit.’ (Als het die kant op gaat, ziet het er al beter uit. Zou het een seksmaniak zijn? Ik moet tijd winnen. Het kan me niet schelen wat ik moet doen, als hij me maar niet verminkt. Uit dus die rok.)
Een zacht windje gleed over de vlakte, streelde Clara's naakte benen en blies de lap stof tot aan Moncho's voeten. ‘Goed zo. Prachtig, zo mag ik het zien. Nu nog een beetje muziek.’ De jongen bukte zich om aan een knop op het dashboard van de wagen te draaien. Hij draaide een paar zenders met reclameboodschappen weg; tenslotte vond hij er een die het acceptabele ‘The chemicals are coming’ van Blooming Slabbing uitzond. Hij zette de radio zo hard mogelijk. ‘Hé, hallo! De deur gaat niet open!’ Het geschreeuw van Felix ging verloren in de kreten van een elektronische Mick Jagger. Clara wilde in de richting van het toilet rennen, maar versteende toen het zakmes uit Albacete op haar hart gericht werd. ‘We gaan dansen.’ ‘Maar...’ ‘Maak je geen zorgen; als je braaf bent zullen we hem er weer uitlaten zodra we aan onze behoeften hebben voldaan.’
Lachend om zijn eigen geestigheid begon Moncho zijn voeten en handen wild te bewegen, alsof hij verschrikkelijke jeuk had. Ritme. In een reflex begon Clara hem na te doen zonder dat ze daar nieuwe bevelen voor nodig had. Ritme. Het leek of er buiten het ritme niets anders meer bestond. ‘Hé man! Haal me hier uit! De deur! De kreten en de stompen tegen het hout versmolten met het ritme van de hard rock.
Het zonderlinge paar was helemaal één geworden en gleed over het terrein van het tankstation als over de vloer van een danszaal. De kousen van Clara elektriseerden de atmosfeer. | |
[pagina 107]
| |
(Ik snap niet wat er met me aan de hand is; als de plaat afgelopen is vermoordt die jongen me en ik word steeds opgewondener, net of je je uitkleedt in het openbaar, lijkt me, zoals de prostituées die in Hamburg achter de ramen zitten, alleen dan omgekeerd, het zijn de mannen die langskomen, opgesloten achter de ramen van hun auto's, ze glimlachen niet eens, ze zien me niet, verzonken in hun snelheid hebben ze alleen oog voor de asfaltstrook, ik moet hun aandacht trekken.)
‘Help! Doe de deur toch open! Clara!’ De stem van Felix, tegelijk met het ritme, haar vreemde gedachten en het kleine sprankje hoop gericht op de snelweg, maakte haar moedig. (Laten we tot het uiterste gaan, Moncho!)
Ze begon haar truitje uit te trekken. ‘Laat dat, slet!’ Buiten zichzelf geeft de jongen haar een klap waar je akelig van wordt. Clara wankelt, struikelde over een paar blikken en viel languit op de grond. Moncho zette de radio af. Het ritme verdween. De rust keerde weer, met op de achtergrond het geluid van motoren. ‘Je bent gek.’ ‘Hoe haal je het in je hoofd, vuile slet. Ik ga je kerel halen.’ ‘Doe de deur open! Ik kan er niet uit!’ ‘Ik kom eraan!’ Moncho liep naar het toilet. Hij sneed het touw door en verborg het handig, voordat de ander het zou kunnen zien. De gevangene stormde overstuur naar buiten, als uit een stierenstal; zijn haren plakten tegen zijn voorhoofd van het zweet. ‘Ik had toch al gewaarschuwd voor dat slot, kijk maar hoe het opengaat.’ ‘Laat me met rust!’ Felix vloekte en prevelde allerlei onverstaanbaars. Hij begreep maar niet wat er was gebeurd. Het was belachelijk om op deze manier opgesloten te raken. Met grote passen beende hij naar de auto, terwijl hij zijn handschoenen aantrok. Rustig liep Moncho achter hem aan en genoot van het schouwspel.
De Ford Mustang was een plaatje. Binnenin zat Clara, geheel verdiept in haar Cambio 16, met haar benen over elkaar zodat je haar | |
[pagina 108]
| |
dijen kon zien. Zelfs de benzineblikken stonden weer op hun plaats. ‘Hoeveel is het?’ vroeg Felix. ‘Vijftienhonderd.’ ‘Dat kan niet, zoveel gaat er niet in.’ ‘Ja kijk, er is een beetje naast gegaan. Als u niet genoeg geld bij u hebt geeft het niet, dan komt 't wel een andere keer. Ik vertrouw u wel, u lijkt mij nette, eerlijke mensen.’ ‘Hier.’
Briesend van woede startte Felix de motor, zonder een fooi te geven. Noodgedwongen stopte hij voor het invoegen en wachtte op een onderbreking in de eindeloze stroom auto's. Pegasorenaultchryslercitroënseat. Renaultchryslercitroënseat. Chryslercitroënseat. Citroënseat. Seat.
‘Nou! Straks passen we niet meer met z'n allen op deze aarde, je kan nergens meer alleen zijn. Zeg, die jongen van het tankstation was een rare figuur, vond je niet?’ ‘O ja? Hoezo?’ vroeg Clara. |
|