De Tweede Ronde. Jaargang 7(1986)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Vier gedichten Karel van Eerd Sterkte Zo mager was zij nog nooit geweest, zelfs niet toen, kort na de Bevrijding. Ze waren knap in pijnbestrijding, zei dokter, maar met zo'n sterke geest kon het lang duren. Geen pijn was feest; spijt was af en toe slechts verleiding, want kracht was eer, zij hield de leiding: een sterfbed zoals waarvan men leest. Jongen, het was toch zo'n sterke vrouw, beaamde haar stam de absoute; er waren er die ik moest kennen. Dit was mijn afscheid van het moeten, ik had besloten niets te schennen: althans fatsoen, bij gebrek aan rouw. Droge strot Leek ik niet meer die ik nooit was - maar die jij geloofde, jij wilde dat ik was, aangezien het gilde der afgunstigen (althans, zo las jij hun wet) oordeelde: niet te pas -, duldde niet langer ongestilde dorst, gedoogde niet een verspilde najeugd: de eerste helft was al as. Niet de beheerste, de bezorgde alleen maar was ik: mijn schorre dorst kon jij, als je dat wilde, laven. Als het benauwd was binnen mijn borst, als ik het vragen had begraven, was het jouw angst die mijn angst worgde. [pagina 19] [p. 19] Agitprop Drie meisjes, op de hoek van een straat rondom een teef samengedrongen, die onverstoorbaar lag te jongen, zagen nu blozende hoe dat gaat, de kalme, kreunende regelmaat waarmee ze zich naar buiten wrongen, de glanzend zwarte pups. Ze zongen de Zevensprong. Zes was iets te laat. De moederhond, een bastaardherder, zou met die zes best tevreden zijn. Net toen ik langskwam: nummer zeven, roodgemutst, een plastic harlekijn. De vrijheidsmuts verbaasde even, maar ik had haast, maar ik moest verder. Zoeker Vroeg licht verzet zich tegen woorden. Ik ben verbaasd hoe ver de blik strekt, als de zoeker oneindig ontdekt. De ochtendgloed kleurt zelfs dit noorden. De doffer die geen duif bekoorde en mij met die boodschap heeft gewekt, doorkruist mijn focus. Kijk, hij vertrekt afgunstwekkend naar warme oorden. De maartzon aarzelt over de stad; telkens als een woord wordt uitgelicht, verschiet het; kleur is onbestendig. De schelheid kwetst. Met de ogen dicht absorbeer ik fracties inwendig, terwijl ik waarden voor woorden schat. Vorige Volgende