Tsjip/Letteren. Jaargang 12
(2002)– [tijdschrift] Tsjip/Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |||||||||||
Theater als film, film als theater
|
- | wat is het verschil tussen een theatertekst en een fictionele tekst; |
- | wat zijn de kenmerken van een theatertekst zijn; |
- | wat zijn de kenmerken van theater zijn; |
- | wat zijn de codes van theater en film en de verschillen daarin; |
- | hoe kun je een theatertekst brengen? |
Kenmerken van de theatertekst
Theater kun je vanuit verschillende aspecten benaderen: vanuit vormgeving, vanuit spel, vanuit tekst en zo verder. In deze methode opteer ik om te vertrekken vanuit de tekst, omdat dit enerzijds nauw aansluit bij de verschillende literaire genres die in de tweede graad aan bod komen en de meest ‘veilige’ manier van werken is voor zowel leerling als leerkracht, dit bijvoorbeeld in tegenstelling tot het
benaderen van theater vanuit klank, stem. Een eerste stap bestaat erin om leerlingen inzicht te geven in de eigenheid van de theatertekst: de regieaanwijzingen, lay-out, dialoogvorm, ontbreken van beschrijvingen en dergelijke. Dit onderzoek gebeurt aan de hand van een fictionele tekst, een bewerking van Romeo en Julia door Ed Franck, en de originele theatertekst van Shakespeare.
Bedoeling is aan de hand van een boekfragment leerlingen zelf te laten ontdekken wat het inhoudelijke, maar ook vooral vormelijke verschil is tussen een romanfragment en een theatertekst. Ze komen zelf tot een tekstsoort, gelijkend op een theatertekst vanuit een praktische benadering.
Tekstfragment 1: Romeo en Benvolio
In de grijze ochtendnevels verliet Benvolio met stevige stap Verona. Hij hield van een vroege wandeling, als het eerste licht over de velden buiten de stadsmuren kwam aansluipen. Hij keek naar het grauwe water van de Adige, naar de verspreide hutten en de adembenemende landerijen, en knikte. De geboorte van de zonnige dag zou weer schitterend zijn. Toen hij het wilde vijgenbosje ten westen van de stad bereikte, zag hij een gedaante wegglippen in dicht struikgewas. Hij dacht een paars jasje met opgebolde mouwen te herkennen. ‘Romeo!’ riep hij. ‘Ben jij het Romeo?’ Met gebogen hoofd kwam de zoon van graaf Montecchi tevoorschijn. ‘Wat doe jij hier zo vroeg, neef?’ vroeg Benvolio. ‘Jij hebt toch altijd een gezonde slaap? Je komt vast niet naar het gefluit van vogels luisteren.’ ‘Nee,’ zei Romeo, ‘ik luister naar het slaan van mijn onrustig hart.’ Zijn stem was donker en melodieus. Hij was teer gebouwd, met toch vriendelijke, volle schouders voor een zestienjarige. Zijn gezicht was fijnbesneden en haast mannelijk, maar de krullende wimpers boven zijn blauwe ogen geven er iets zachts aan. ‘Een onrustig hart? Waarom? Wat zoek je zo vroeg in de velden?’ Romeo zuchtte: ‘Ik wil mijn tranen mengen met de dauw. Ik wil alleen zijn. Alleen met mijn gevoelens.’ ‘Dat kan alleen betekenen dat je weer verliefd bent!’ lachte Benvolio. Vol sympathie keek hij naar zijn twee jaar jongere neef. Dit was al zijn derde verliefdheid in korte tijd. Hij deed er altijd zo melodramatisch over dat je moest glimlachen. ‘Wie is de gelukkige?’ ‘Rosalinde. En ik ben de ongelukkige.’ ‘Waarom?
Wil het niet lukken?’ ‘Ze kijkt niet naar me om,’ zei Romeo. ‘De god van de liefde is een tiran. Het ene ogenblik ban ik in het paradijs, het andere in de woestijn. Soms zit ik vol helder vuur, soms vol duistere rook.’ Benvolio kon een lach nauwelijks onderdrukken. Als hij verliefd was, sprak Romeo meestal in de hoofse taal van de ridderromans, die hij zo graag las. Benvolio volgde de vlucht van de vroege torenvalk en dacht diep na. Hij kende Rosalinde. Een mooi meisje zonder inhoud. Nee, Romeo kon niet door de verpakking heen kijken. Hij was aan het rijpen voor de liefde, maar beleef voorlopig steken in kalverliefde. Hij meende verliefd te zijn op een meisje, maar was eigenlijk verliefd op de roes van verliefdheid. En op zijn eigen droefgeestigheid die hij als een kasplantje koesterde. Maar hij moest erdoorheen, het zou zijn hart klaarmaken voor de echte liefde. Rosalinde was eigenlijk een schim, een alibi om weke en strelende gevoelens op te wekken. Ooit zou ze vervangen worden door een meisje van vlees en bloed. En dan zouden de vonken eraf vliegen, daar was Benvolio zeker van. Zelf had hij die weg al afgelegd. Een droevig-mooie weg vol onrust, opwinding, vage verlangens en dromerige hunkering. De onvermijdelijke weg, tegelijk vol schittering en schaduw. ‘Ze heeft het harnas van kuisheid aangetrokken,’ zei Romeo somber. ‘Ik kan haar met geen pijl raken. Ze is ongevoelig voor mijn mooiste woorden. Ik ben levend dood.’ Hij plukte een grasspriet en begon erop te kauwen. ‘Vergeet gewoon aan haar te denken!’ zei Benvolio, terwijl hij zijn neef een plaagstoot gaf. ‘Dan moet je me eerst leren hoe ik kan vergeten te denken.’ ‘Geef je ogen de kost neef! Die vinden vanzelf wel andere mooie kippetjes.’ ‘Mijn ogen? Ik ben al dagen blind.’ Nu kon Benvolio zijn lach niet meer inhouden. ‘Kijk om je heen, Romeo, de wereld is groter dan jezelf. De natuur heelt alle wonden, wist je dat?’
Tekstvragen
1 Welke twee personages spelen de hoofdrol in dit fragment? Beschrijf van beiden het uiterlijk en het karakter.
2 Waar speelt het verhaal zich af? Hoe ziet de omgeving eruit?
3 Wanneer speelt het verhaal zich af? Waaruit leid je dit af?
4 Vat in enkele zinnen samen waarover het fragment gaat.
5 Je moet deze tekst samen met je buurman opvoeren. Accentueer in de tekst Romeo's woorden in één kleur, Benvolio's woorden in een andere.
6 Hoe zou je deze zinnen uitschrijven zodat je ze makkelijk als ‘spiekbrief’ kunt gebruiken wanneer je de tekst moet voorbrengen?
7 Twee andere leerlingen moeten dezelfde tekst voorbrengen. Hoe ga je de zinnen dan noteren?
8 Zal wanneer deze twee leerlingen nu de personages en de omgeving beschrijven hun beschrijving dezelfde zijn als de jouwe? Waaraan ligt dit?
Via de vragen, opdrachten wordt eerst ingegaan op de inhoud en de sfeer van de tekst. Belangrijk hierbij is dat de leerlingen vanuit hun eigen interpretatie ‘gaten’ in de tekst leren opvullen met de vragen een tot en met vier. In dit fragment staan wel erg veel beschrijvingen, maar wordt niet alles beschreven. Toch kan dit worden ingevuld (= interpretatie). Verbeelding en inleving staan door het ontbreken van beschrijvingen centraal bij de interpretatie van een theatertekst. Een ander aspect vormt de directheid en de layout van een theatertekst: alle zinnen worden in spreektaal onder elkaar weergegeven. In de vragen vijf top en met zeven komen de leerlingen zelf tot een eigen tekstvorm, die meestal dicht bij de theatertekst ligt en die naast de eigenheid ook de functionaliteit van deze tekstvorm benadrukt. Ook hier is (her)interpretatie belangrijk (vraag 8).
Tekstfragment 2: Romeo en Julia, einde van het eerste bedrijf, eerste toneel: zelfde dialoog tussen Romeo en Benvolio
Benvolio en Romeo op
Benvolio Goedemorgen!
Romeo Is de dag zo jong?
Benvolio Net negen uur.
Romeo Ai, droeve tijd lijkt lang.
Was dat mijn vader die zo snel verdween?
Benvolio Jazeker. Welk verdriet rekt Romeo's tijd?
Romeo Dat ik datgene wat hem korten zou niet heb.
Benvolio Verliefd?
Romeo Verstoken
Benvolio Van liefde?
Romeo Verstoken van de gunst van mijn beminde.
Benvolio Helaas, al schijnt de liefde aangenaam, in de ervaring is zij cru en tiranniek.
Romeo Helaas, al heeft de liefde een blinddoek voor,
Geen pad of zonder ogen kruipt ze erdoor.
Waar eten we? Oei, oei! Dat ging tekeer hier.
Vertel maar niet, ik heb het al gehoord
Hier raast de haat, maar luider raast de liefde.
O ruziënde liefde, tere haat,
O iets dat is uit niets dat wat ontstaat!
Maar zweven, imposante nietigheid.
Misvormde chaos van volmaakte vormen.
O loden veer, koud vuur, zieke gezondheid,
Slaap zonder rust die niet is wat ze is!
Dat is de liefde die ik voel en die ik mis
Benvolio lacht
Je lacht me uit?
Benvolio Nee, ik kan wel huilen
Romeo Hemel, waarom?
Benvolio Om jouw betrokken hemel
(...)
Vertel me zonder gekheid: wie bemin je?
Romeo kan ik dat zeggen zonder gek te worden?
Benvolio Doe niet zo gek, zeg het zonder gekheid
Romeo Stel aan een zieke een beroerde vraag
Of aan een dwaas een gekke, het is teveel.
Goed, zonder gekheid: ik bemin een vrouw.
Benvolio Dan zat ik er niet naast
Romeo Een, goede schutter!
En zij is mooi, de vrouw die ik bemin.
Benvolio Het mooiste wild, neef, wordt eert geschoten.
Romeo Nu schiet je mis, zij wil voor Amors pijl
Geen doelwit zijn, doet als Diana koel
En op het pantser van haar kuise harnas
Ketst al wat Cupido bekokstoofd af.
Ze laat zich niet door liefdesbenen vellen
Door indiscrete blikken attaqueren
Geen goud der heiligen verleidt, ontdooit haar.
Ze is rijk aan schoonheid, maar ook arm
Want als ze sterft is al haar rijkdom weg.
Benvolio Ze heeft zichzelf verslingerd aan de kuisheid?
Romeo Jawel. Die zuinigheid verspilt fortuinen
Door schoonheid die zo drastisch wordt gedood
Verkommeren ook zij die na ons komen.
Mooi als zij is, zou het te mooi zijn als
Zij door mijn helde pijn de hemel won.
Zij zwoer de liefde af en
door die eed
Ben ik een dode die zijn levend leed klaagt.
Benvolio Geloof me, neef, vergeet aan haar te denken
Romeo Leer mij dan eerst het denken te vergeten.
Benvolio Door goed je ogen de kost te geven
Kijk naar het moois dat er nog meer is.
Tekstvragen
1 Vergelijk deze tekst met de dialogen uit de vorige tekst. Zijn er grote verschillen?
2 Tussen de dialogen staat tekst schuin gedrukt. Wat is hiervan het nut? Wordt deze tekst ook voorgelezen?
3 Hoe kun je in een toneeltekst beschrijvingen aangeven? Hoe kan het publiek deze beschrijvingen te weten komen?
4 Benoem een aantal belangrijke verschillen tussen een fictionele tekst en een toneeltekst.
Aan de hand van de vergelijking tussen de leerlingentekst en de theatertekst van Romeo en Julia wordt verder ingegaan op de eigenschappen/kenmerken van een theatertekst. Via de vragen komen de leerlingen tot een aantal verdere basisinzichten: gebruik van directe taal en directe rede, lay-out, regieaanwijzingen (tekstinformatie en spelinformatie), enzovoorts.
Tekstinterpretatie
Net zoals in een roman wordt de inhoud van een theatertekst steeds door een lezer (regisseur, acteur) geïnterpreteerd. De openingsscène uit Romeo en Julia kan dit duidelijk maken. Laat de tekst eerst in stilte lezen en laat dan de tekstvragen A maken. Laat vervolgens de tekst (niet de proloog) op basis van de bevindingen van vraag vier voorlezen door twee personages. Daarna kunnen de tekstvragen B gemaakt worden.
Tekstfragment 3: Romeo en Julia: eerste bedrijf, eerste toneel
Proloog
Koor
Bij twee families, nobel en gezeten, (Verona is ons glanzend schouwtoneel)
Barst nieuw geweld los uit een oude vete,
En burgers vliegen burgers naar de keel
Uit bloeddoordrenkte lendenen creëren
De kampen twee geliefden die, misleid
Door lot en sterren, jammerlijk kreperen:
Hun dood begraaft de ouderlijke strijd.
De loop van hun ten dode opgeschreven
Romance, van rancune die moest duren
Tot kinderen betaalden met hun leven,
Toont ons toneel u nu een aantal uren.
Schenk ons uw aandacht. Valt er iets te laken,
We zullen het proberen goed te maken.
Koor af
Eerste toneel
Samson en Gregorio van de Capulettipartij, op met zwaard en schild
Samson Gregorio, we laten niet op onze kop zitten.
Gregorio Nee, we hebben al neten genoeg.
Samson Mijn kop jeukt niet, mijn handen jeuken.
Ik zal ze de strop van hun leven bezorgen.
Gregorio Hou jij je kop maar uit de strop. Zolang het nog jeukt.
Samson Als ik zo'n neet zie raak ik buiten mezelf.
Gregorio Maar buiten jezelf zie je er niet veel.
Samson Door zo'n netehond van de Montecchi raak ik buiten mezelf.
Gregorio Als je buiten jezelf raakt ben je je kop kwijt, en dapper zijn betekent de kop erbij houden: dus dan ben je je kop én die neet kwijt.
Samson Bij zo'n nethond hou ik mijn kop er wel bij. Elke reu of teef van de Montecchi zal er tegenaan lopen als tegen een muur.
Gregorio Dan ben je maar een zwak geval, want alleen zwakkelingen hebben zo'n muur voor hun kop.
Samson Niet zo'n zwak geval of ik ram er de vrouwen mee tegen de muur. Die heten niet voor niets de zwakste vaten. Er is een muur waar je de kerels van Montecchi tegenaan ramt en een muur waartegen je hun meiden ramt.
Gregorio Het is oorlog tussen de heren en ons, hun knechten.
Samson Wat doet het er toe?
Zolang ik nog overeind
sta en ik heb als een beest gevochten met de mannen, zal ik me als een heer gedragen bij de meiden. De mannen sabel ik neer en de meiden geef ik de genadestoot.
Gregorio Voelt dat anders aan?
Samson Het ligt er maar aan waar je gevoel zit. Gewoon je kop erbij houden.
Gregorio Aha, ik voel de kneep.
Samson Ik vul de kneep. Iedereen weet wat voor vlees ik in de kuip heb.
Gregorio Gelukkig maar dat het geen vis is. Lastig, zo'n stokvis. Hee, trek je andere zwaard - daar komen er een paar van de Montecchi.
Tekstvragen A
1 Wat is de functie van de proloog? Ken je in andere media gelijkaardige vormen? (filmtrailer, flaptekst...)
2 Wat is de relatie tussen Gregorio en Samson? Hoe merk je dat de twee vrienden zijn?
3 Waarover hebben Gregorio en Samson het?
4 Is dit een alledaags (modern) gesprek tussen twee vrienden?
5 Hoe zou je deze tekst lezen? Rustig, krachtig, traag, snel...
Tekstvragen B
1 Klopt deze toon? Is er nog een andere mogelijkheid?
2 Naast een eerste betekenis schuit er nog een tweede achter de woorden. Welke? (Loop de regels een voor een na en wijs de leerlingen op het overvloedige gebruik van seksueel getinte toespelingen zoals bijvoorbeeld ‘de meiden geef ik de genadestoot’, ‘lastig zo'n stokvis’, ...
3 Verandert, nu je deze tweede betekenis ook leest, de toon, de manier waarop je dit zou zeggen? Hoe?
Theater- en filmcodes
Naast tekstzegging heeft een speler/ regisseur een aantal hulpmiddelen die de tekst ondersteunen. Deze hulpmiddelen zijn de codes die eigen zijn aan het medium en die gelijkenissen maar ook verschilpunten hebben. Hoe zet je een theatertekst beeldend om naar een theaterscène en naar een filmset?
A Theater
Werk aan de hand van de vergelijking tussen een tekstfragment en een theaterversie (bijvoorbeeld KVS Romeo en Julia, regie Dirk Tanghe (nu regisseur bij Toneelschuur Haarlem), video verkrijgbaar bij het VTI Brussel of het NTI Amsterdam),Ga naar eind1 waarbij leerlingen eerst zelf onderzoeken wat en hoe zij een decor zouden opbouwen. Tanghes versie is erg geschikt omdat hij geen realistisch maar een erg suggestief decor bedacht.
Vergelijk nadien de ideeën van de leerlingen met de ideeën van de regisseur. Maak gebruik van de onderstaande vragen.
Vragen
1 Werk voor dit fragment een decor uit: maak een gedetailleerde beschrijving van de omgeving. Gebruik de tekst als toetssteen: waar en wanneer speelt het verhaal zich af? Waaruit leid je dit af?
2 Welke dingen kun je wel/niet op een theaterscène zetten? Met welke beperkingen moet je rekening houden?
3 Waarom kun je meestal voor elke scène niet gewoon een nieuw decor maken en dit telkens verwisselen?
4 Moet een decor steeds realistisch zijn? Moet alles wat er in de tekst staat ook op de scène staan? En de kleding/attributen?
Vergelijking
1 Welke sfeer straalt dit decor uit? In welke tijd speelt het verhaal zich af?
2 Welke kleding hebben de acteurs aan?
3 ‘Klopt’ deze interpretatie nog met wat er in de tekst staat?
4 Een decor is vaak ‘multifunctioneel’. Licht toe.
5 Wordt er in dit fragment veel gebruik gemakt van attributen? Is dit noodzakelijk?
B Verfilmd theater
Vergelijk twee filmversies van Romeo en Julia. Ik opteer hier voor Baz Luhrmanns Romeo+Juliet en George Kuckors toonaangevende Romeo and Juliet (MGM-productie uit de jaren vijftig, toen nog in zwart-wit). De opening, maar nu met de proloog erbij, is erg theatraal en niet eenvoudig te verfilmen. Aan de hand van deze twee fragmenten kan ingegaan worden op:
- | interpretatie van de regisseur. Kuckor behoudt een postmiddeleeuws decor, terwijl Luhrmann opteert voor Venice Beach in een meer postmodernistische setting. Toch behoudt Luhrmann de klassieke taal, zonder dat dit de geloofwaardigheid in de weg staat; |
- | de evolutie van het medium film: Kuckors camerastandpunt en montage zijn erg degelijk, klassiek en |
vaak statisch. Hij gebuikt enkel statische close-ups en vel panoramische beelden. Luhrmann speelt met het camerastandpunt en gebruikt de montagetafel niet enkel als ‘plakbord’ maar als medium op zich (tempowisseling, digitaal in- en uitzoemen, zwevende camera...) | |
- | de setting van de tekst. Dit komt mooi aan bod in de proloog. Kuckors opening kun je naast aan gedrukte tekst leggen: titel, kaft, rolverdeling en pas dan het verhaal. De twee staan los van elkaar. Bovendien wordt de proloog echt voorgedragen in een theaterzaal, waarna de camera via een uitgesponnen panoramisch shot in zoemt op het ‘echte’ verhaal. Luhrmanns doet eigenlijk net hetzelfde (zijn versie is op vele vlakken haast een ode aan Kuckors film!), maar keert alles om: hij begint met een nieuwslezer die de proloog brengt, gaat dan over naar de titelrol, geeft via een off-screen voice nogmaals de proloog waarbij hij de rolverdeling schetst. |
Theater(tekst)stijl
Naast directheid van de taal (spreektaal) heeft theatertaal net als de taal in bijvoorbeeld een boek ook verschillen in stijl. Deze stijl heeft een grote invloed op de manier waarop een tekst wordt geïnterpreteerd. Zo zal een tekst met een moeilijke woordenschat en erg compacte zinnen, vaak aanleiding zijn tot een strakke, sobere vormgeving. Voor leerlingen uit de tweede graad/Tweede Fase is deze vorm van talig denken, die een zekere abstractie in zich houdt, niet eenvoudig, tenzij met tegenstellingen of extreme voorbeelden wordt gewerkt.
Tekstfragment 4: Mijn Blackie, Arne Sierens
Mathieu (tegen Blackie)
Waar is iedereen? Iedereen is weg.
Zijt gij hier helemaal alleen? Hein, woefke?
Zorgen ze niet goe voor u?
Hebde geen drinken? Ge hebt dorst zeker?
Ge staat hier zo in de blekken zon.
Ge hebt hier niets van schauw.
Patrikske Pas op, hij bijt!
Mathieu Wadde.
Patrikske (gaat weg en roept vanachter)
't is daar enen van Vietnam!
Sylveer Maar godverdomme, 't is Mathieu!
Mathieu Sylveer!
Sylveer Allze Mathieu.
En niemand die mij dat zegt
Allez jong, zijde hier al lang?
Mathieu Nog maar juist.
Sylveer Marcel, die gaat zot worden.
Ah maar jongens toch.
(tegen Patrikske) Allez, roept nekeer Marcel; In 't kot.
Tekstvragen
1 Geef een duidelijke beschrijving van Sylveer en Matthieu. Hoe zien zij eruit? Wat is hun achtergrond? Waar wonen zij? Verklaar je antwoorden aan de hand van tekstvoorbeelden.
2 Heeft het taalgebruik een invloed op jouw beeld van deze personages?
3 Lees de tekst met je buurman of buurvrouw hardop voor. Eerst zoals hij staat opgeschreven, daarna in je eigen dialect en tenslotte in het Algemeen Beschaafd Nederlands.
Blijven de personages dezelfde of veranderen ze? En de plaats waar de scène zich afspeelt?
Ook met tegenstellingen kan rond stijl gewerkt worden, door bijvoorbeeld Shakespeares Richard III te vergelijken met Oskar van Woensels Richard of Tom Lanoyes Risjaar Modderfokker den Derde.
Tekstfragment 5: Richard, bewerking Oskar van Woensel
Here's the king
Niek I am the king
I am the king of suffering
The king of pain and suffering
Oh what a king
I am the king
I am the lord of war
Warlord king
Kingfighting king
Fucking strangers king
Cuntsucking golden digking
Splashy mashy niceguyking
Fuckin' kniveguyking
Oh I am I really am the kingking
The kinky funky -
Herman Fuckhead - king
Niek Hè wat?
Herman Ach man
Zout toch op met
Met je nepgerap
King boh boh oeoe
Niek Oppassen jij
Herman Wat huh hè
Ik
Waarvoor
Niek Je bent gewaarschuwd
Broer
Herman Ooooooooohalalalalalalallieeieieie
Wat is ie bedreigend
Wat is ie eng
Man
Je moet jezelf eens zien
Met je O-pootjes
En dat loenzende bekkie
Niek Hé
Herman Een hond
Hé zie je dat
Dat zie ik nu pas voor het eerst
Jij hebt een soort hondenkop
Oh wat grappig
Blaf eens hé
Niek Ja doei
Herman Jaaaa goed haahahaaha wat gaaf
Doe nog eens
Niek Wat
Herman Ja zo blaffen ja hahaha
Niek Oh Jezus zeg wat zijn we weer lollig
Nah
Laten we maar wat gaan doen of zo want -
Herman Heeft iemand dat niet een keer geschreven
Niek Wat
Herman In een recensie
Niek Wat dan
Herman Dat jij aan een hond doet denken
Niek Nee
Herman Ben je nooit gevraagd
Niek Huh
Herman Om er een keer één te spelen
Niek Nee ook niet
Nee
Nog nooit
Vreemd eigenlijk
Nee
Ja toch
Laat ik eens goed nadenken
Mmmmmm
Nee
Nee nog nooit
Nooit over me gezegd
Nooit over me geschreven
En nooit gevraagd om te doen
Jij bent de eerste
Herman Gôh
Niek En hoe zou dat komen
Herman Geen idee
Niek Omdat jij mijn broer bent
Herman Huh
Niek Waf waf waf
Tekstfragment 6: Risjaar Modderfokker den Derde, bewerking Tom Lanoye
Risjaar Now is the fokking winter van de walg
Gesmolten tot een hotte, zotte zomer.
Dankzij dat zonnekind van bruur Edwaar.
Showers of doom that hung above our heads,
Zijn in de oceaan zijn kut begraven.
In onz'coiffuur plakt rijstpap met confetti
En doelloos roest ons harnas aan de muur.
Our speech of war slaat om in zatte praat,
Our proud parade in wuft gehuppel - bruur
Edwaar.
Die oorlogsgod, zwelt op and smiles like Buddah... 't Is not his horse dat hij de sporen geeft
To terminate his furious opponents:
Hij gallopeert in wijvenkamers rond
Op wulpse noten van zijn eigen fluit...
But I, niet voor gerollebol geschapen
Verkeerd geëquipeerd om, voor de lol,
Mij voor een wrede spiegel af te trekken,
I, grof gekneed en altijd scheef gekleed,
De gracieuze gang der minne missend
Om te flaneren voor de loopse bitches,
Gekortwiekt en gekloot qua Gulden Snede,
Gefokt door een ontaarde
Modder Aarde
Mismaakt, onaf, too soon gesmeten in
Dit ademend bestaan, niet goed doorbakken
En zo afzichtelijk monstrousness
Dat honden janken waar ik voorbijmank -
Dit laffe tijdvak mag voor mij als doedelzak
Van vrede pijpen, I still kill my time
Door at my shadow in the sun te gluren
En mijn misvorming zalig te bezingen...
I'm no good to entertain this period
Of peace and decency as lover-boy,
I plan to entertain it as the bad guy.
Uit gossip, lies and alcoholvisioenen,
Uit list en laster weefde ik een web
Dat my beloved bruurs
Edwaar en Sjors
In heated hate tegen mekaar zal opzetten
And if Edwaar is loyal and truthloving
As I geraffineerd, doortrapt en vals,
Dan wordt, vandaag nog, Sjorske opgepakt
Na mijn black magic voodoo spell voorspelling.
Tekstvragen (bij de drie teksten)
1 Geef een duidelijke beschrijving van de personages. Hoe zien zij eruit? Wat is hun achtergrond?
Waar wonen zij? Verklaar je antwoorden aan de hand van tekstvoorbeelden.
2 Heeft het taalgebruik een invloed op jouw beeld van deze personages?
Welk verschil is er tussen de drie Richards? Welke Richard is voor jou:
- de sympathiekste
- de hebzuchtigste
- de nobelste
- de sluwste
Jan Staes is werkzaam bij het Vlaamse ministerie, departement Onderwijs, CANON cultuurcel en redacteur van Tsjip/Letteren.
Gebruikte en aanbevolen literatuur
E. Franck, Romeo en Julia. Averbode: Averbode, 1997. |
T. Lanoye, Ten Oorlog, aflevering III: Risjaar Modderfokker den Derde. Amsterdam: Promeheus, 1997. |
W.S. Shakespeare, Romeo en Julia, vertaling Gerrit Komrij. Amsterdam: Bert Bakker, 1997. |
A. Sierens, Mijn Blackie, Theatertekst DAS/HETPALEIS, 2000. |
O. van Woensel, Richard. Theatertekst voor het toneelgezelschap Het Syndicaat (niet gepubliceerd), 2000. |
- eind1
- Deze versie werd door de VRT opgenomen en is onder andere verkrijgbaar in de theaterbibliotheek van het VTI, Sainctelettesquare 19, 1000 Brussel.